Yamaha RD500 special
Hij viel bijna nooit, zegt Siebe Turksema. Nou ja, die ene keer dan in Oss, die keer dat hij in coma raakte. Ja, toen was het wel gedaan met de racerij. En nu zijn twee jongens fanatiek aan het fietscrossen zijn, zijn er andere prioriteiten. Maar Turksema houdt van “lekker knoeien” in de schuur. Vandaar dat er nu ook een eigen fiets staat: een Streetfighter met Aprilia RS250-frame en een Yamaha RD500-blok. “Je denkt altijd dat je het beter kunt dan een fabrikant.”Het zit even tegen, zo blijkt aan de rand van het Politie Oefen Circuit in Lelystad. Turksema doet mee aan een circuitdag en heeft gemerkt dat zijn exoot op wielen een gezonde afkeer van hemelwater heeft. Turksema wilde door een naar lucht, adem en benzine happende machine terug naar zijn aanhangertje. Maar dan lijkt de fiets zich te bedenken en de zo trotse eigenaar draait op het kletsnatte en gladde gras – en gaat onderuit. Nu staat hij inderdaad bij zijn aanhanger te sleutelen en doet zijn best vooral niet te luisteren naar alle al dan niet goedbedoelde raadgevingen. Hij pakt zijn pakje shag erbij en analyseert de schade. Knipperlichtje, remhendeltje en stootblokje dat het tikje niet heeft overleefd. Allemaal afgebroken. En de reden dat de fiets alleen maar wilde sputteren in het gespetter? “De bougies, misschien”, zegt hij, op de vingers gekeken door een stuk of vijf omstanders. Het zint ‘m niet, eerlijk gezegd. “Ik moet de ruimte hebben”, zegt hij eigenlijk tegen niemand. “Laat mij maar lekker knoeien in m’n schuurtje. Radiootje aan, geen druk. Dat ligt mij het beste.”Als een uurtje later de schade hersteld is en de bougies vervangen zijn, lijkt de rust wedergekeerd. Een continue grijns zegt wat over zijn bijgedraaide gemoedstoestand. De rits van het niet meer gloednieuwe raceleer is ver open getrokken, de vingers rollen een sjekkie. Duidelijk niet voor het eerst. Het Yamaha RD500-blok in dat Aprilia RS250-frame mag dan nog niet vlekkeloos knetteren, maar Turksema weet zeker dat het goed komt. “Iets gewoon in de winkel kopen, is makkelijk”, meent hij. Te makkelijk voor de Groninger uit De Wilp. De charme van het zelf creëren zonder dat het “rocket science” wordt, spreekt Turksema veel meer aan. En hoewel het door die crash in Oss een einde kwam aan jaren racen in ondermeer de Supersport 400 op een tweetakt-Apriliaatje even wat rustiger werd op het motorisch front – hoewel er in dat schuurtje ook een KTM 250 “om te shorttracken” en een Zündapp Bella uit 1962 staan – moest er toch ook wat met die erfenis uit een lichtgrijs verleden gedaan worden. “Die Aprilia, daar kon ik niks mee. Maar dat frame en die wielen had ik toch”, zegt hij. De volgende stap zette hij achter de computer. “Ik zat eens te googelen en toen kwam ik wat tegen waarvan ik dacht ‘dat moet ‘m worden’. Ik had ‘m helemaal in de kop! Ik zag zo’n RS250-frame zoals dat van mij met een Yamaha RD500-blok er in en ik ben een echte tweetaktliefhebber. Waarom?” Turksema komt schouderophalend met een tegenvraag. “Waarom blond, waarom brunette? Da’s een gevoel. Ik vind een viertakt helemaal niks. Ja, ik weet wel dat zo’n ding veel onderhoudsvriendelijker is, dus je bent eigenlijk gek als je daar niet mee rijdt. Maar dit jánkt. Het móet janken en trillen, je moet het kunnen ruiken,hè. Op een tweetakt komt het vermogen in één keer. Dá’s het mooie. Maar ik ben geen Yamaha-man, hoor. Totaal niet. Ik heb van die kennissen voor wie d’r maar één merk is. Dat zal ik nooit zeggen.” Een blok kon de nu 44-jarige Turksema aanvankelijk nergens vinden en een gangbaarder maar veel tammer RD350-blok was geen optie. “Nee!” Na een jaar zoeken tikte hij toch een complete RD uit 1985 op de kop, ergens in Noord-Brabant. Met het beeld van Google helder in het hoofd ging Turksema aan het werk. Totdat hij in de problemen kwam. “Ik kreeg dat blok maar niet in het frame. Het wilde maar niet passen en ik snapte d’r niks van. Toen heb ik die site nog maar weer eens opgezocht en toen zag ik het: d’r zat een Suzuki RG500-blok in en geen Yamaha-blok…. Zo’n Suzuki Gamma-blok is een stukje smaller.” Bovendien was de tweetakt-Suzuki een “square 4”, terwijl de Yamaha toch echt een V4 is… Turksema kan er inmiddels vrolijk om lachen, maar de ontdekking was een domper op de feestvreugde. Niet echter op de drang om iets eigens te bouwen. “Je denkt altijd dat je het beter kunt dan een fabrikant, hè. Maar het was véél werk, ja. Voordat het blok er mooi in hing…. Steeds met houten blokjes proberen. Ik heb geen mooie freesmachine, dus ik moest alles met de hand doen. Meet’n, meet’n en meet’n, hè. We hebben de bovenkant er afgezaagd. Met de flex, met een grote schijf”, grijnst Turksema. “En maar hopen dat je niks elementairs tegenkomt, hè. Eerst een klein stukje, dan nog een stukje. En nog een stukje. Toen hielden we een handvol tandwielen over die horen bij de oliepomp en de kickstarter. Die zaten alleen maar in de weg. De bovenkant van het blok hebben we dichtgelast met aluminium. Mijn broer kan nogal goed lassen.” De machine moet het nu doen zonder kickstarter en elektrische starter. “Een racer die je met een knopje start, is geen racer”, zegt Turksema resoluut. Die ongecompliceerde no nonsens-houding heeft hij bij de hele machine. Bij het ontbreken van een toerenteller, bijvoorbeeld. Maar hoeveel toeren de machine maakt? Hij spreidt de armen. “Als ‘ie stuk loopt, was het te veel. Ik heb ’t in de kop.”De keus voor een Yamaha RD500-blok was wel te verklaren, legt Turksema uit. “Mijn broer Roelof racete in de Battle of the Twins, maar hij had vroeger een RD500. Destijds heb ik er ook mee gereden en ik vond ‘m prachtig. Maar nou eigenlijk ook weer niet zo bijzonder dat ik er zelf één moest hebben. Toch, die blokken waren wel heel goed. Mijn broer heeft dit blok ook gereviseerd. Ja, die is niet alleen maar een handige lasser. Hij heeft ook de uitlaten pas gemaakt. Dat zijn Jolly Moto’s uit Frankrijk. Hele goeie dingen, belangrijk om zo’n tweetakt goed aan de praat te krijgen.” Later op de dag gaat Turksema nog een keer de baan op. Uit de Jolly Moto’s klinkt een felle venijnige gil als uit een volbloed tweetaktracer. Zeer in het oogspringend zijn de K&N-filters op de vier 26 mm-carburateurs. Volgens de trotse eigenaar heeft de Aprilia RD500 aardig wat spieren bij gekweekt, aangezien een RD500 in 1985 opgegeven werd voor 88 pk bij 9.500 toeren. “Deze heeft 106 pk aan het achterwiel. In de derde versnelling komt het voorwiel nog los en spint het achterwiel. Nou ja, eh, op koud asfalt, tenminste.”Aan het rollend geheel veranderde Turksema weinig. Hij gebruikte de Aprilia-wielen met de twee 298 mm-schijven ( dik twee centimeter groter dan de Yamaha-schijven) aan de voorzijde. Bovendien had de RD standaard een 16 inch-voorwiel en achter een 18 inch-exemplaar. Om de achtervelg legde Turksema een 160/60-Bridgestone, één centimeter breder dan waarmee Aprilia haar RS250’s afleverde. Wel stopte hij WP-veren in de Aprilia-voorvorkpoten en fabriceerde hij zelf een nieuw subframe voor het kontje. Om de V4 op een gezonde bedrijfstemperatuur te houden monteerde Turksema de Aprilia-radiateur. “De radiateur van de Yamaha is recht en lang. Deze is mooi gebogen.”Het hele bouwproject kostte Turksema met tussenpozen in totaal zo’n vier jaar. Die periode zorgde er wel voor dat Turksema’s honger naar het circuit weer werd gevoed. “Ik heb de racelaarzen weer uit de slaapkamer gehaald”, zegt hij. Welk hoger doel die laarzen daar dienden, wordt echter nooit geheel duidelijk. Turksema neemt nog een trekje van zijn sjekkie en wordt dan zelfs licht filosofisch. “Het is een manier van leven, hè. Ik heb een hele goeie vrouw en die acht jaar racen zijn nooit een punt van discussie geweest.”Tijdens de afgelopen winter onderging de machine zijn laatste verandering. Zoals ‘ie nu is, zo is ‘ie sinds de laatste winter. Tijdens een testrit op het Franse Croix en Ternois kwam een grens aan het licht die leidde tot een nogal radicale koerswijziging, ingegeven door praktische motieven. “Ik kreeg op het circuit steeds de kuip aan de grond in de bochten. Ik dacht ‘wat ben ik toch eigenlijk ook onnozel. Ik word wat ouder, laat mij maar lekker rechtop zitten’.” En dus gooide hij de stroomlijn en de clipons aan de kant, zocht een breed Superbike-stuur en had plotseling een streetfighter. Toch wat anders dan dat plaatje waarmee het ooit begon op het internet. Vanwege de onverwachte metamorfose van racer tot streetfighter moest de “Apriliamaha” ook een koplamp. Wat voor herkomst de kleine agressief ogende unit heeft? Turksema tikt op een virtueel toetsenbord. “Weer internet op, hè.”Voorlopig is de fase van het sleutelen voorbij en moet er maar eens gereden worden, vindt Turksema ook. “Ik heb nog een hydraulische koppeling liggen, die moet er nog een keer op. En misschien nog een keer een andere kleur. Maar die wielen die blijven oranje. Met die kleur reed ik al eerder dan Mick Doohan op de Repsol/Honda!” Andere wensen heeft Turksema niet meer. “Nee.” Geen twijfel lijkt mogelijk. Dan komt hij echter grinnikend met een toevoeging. “Maar zoiets komt in één keer, hè.” Voorlopig kent het geluk twee wielen. Vooral als die watervrees eens uitgebannen wordt. Turksema heeft er vertrouwen in. “De motor kent maar één beperking”, weet hij. “Dat ben ik, namelijk.”Streamers“Laat mij maar lekker knoeien in m’n schuurtje. Radiootje aan, geen druk. Dat ligt mij het beste”“Het móet janken en trillen, je moet het kunnen ruiken,hè”UnterschrifteOpenerSiebe Turksema en zijn “Apriliamaha” RD500. Een eigengemaakte hoogvlieger, omdat in iets in de winkel kopen te gemakkelijk is. Detail 1De RD in de lengte. Géén toerenteller. Schakelen gaat op gevoel. Als ‘ie kapot draait, heeft ‘ie te veel toeren gemaakt. SimpelDetail 2Het voorwiel, de schijven en de voorvork zijn afkomstig van de Aprilia RS250. De WP-stuurdemper moet het geheel in het gareel houden. Detail 3Het kostte heel wat passen en meten om de V4 in het Aprilia-frame te krijgen. Alle vier carburateurs kregen een K&N-luchtfilter. GrootDe prachtige “banaan”-swingarm geeft de machine niet alleen een zeer eigentijdse look, maar de achterkant van de fiets voelt goed aan, volgens de rijder. RijplaatVan het oorspronkelijke plan om een sportieve machine met kuip te bouwen, bleef niet zo heel veel over. Het werk een naked bike. Met een koplampje “ergens van internet”. ReserveKentekenplaat? Op het circuit? Ehhh… Onzin. Zonder staat ook een stuk beter, nietwaar?