Wintertoer door de Alpen
Een binnendoortje naar Slovenië, een cappuccino in de Dolomieten en dan door naar de Gross Glockner. Het is nauwelijks te geloven hoe blij je met drie wielen kunt zijn als het de dag er voor nog gesneeuwd heeft in de bergen. Het spiegelbeeld in de etalageruit toont genadeloos het plaatje van een echte motorrijder in de echte winter. Dat ziet er namelijk niet uit. De plunjebaal op de buddy, dat ben ik. Zelfs het Michelinmannetje ziet er daarbij vergeleken rank en slank bij uit. Dit is een van de momenten waarop motorrijden niets met esthetiek of elegantie te maken hebben. Toch was de dag helemaal top begonnen. Er was vol op zon en de hemel was zo blauw als de ogen van Liv Tyler. Een echte januaridag. Zo koud als op de Noordpool. Nou ja, bijna zo koud. Het was dus nodig om maatregelen te nemen om te voorkomen dat ik direct bevroren van de motor zou aftuimelen. Want alleen met een zonnig humeur zou ik het niet redden. Daarom kleedde ik me in thermo-ondergoed, een windstopper, een fleece trui, extra dikke sokken, de stoerste handschoenen, een losse col en een bivakmuts. Het feest werd compleet gemaakt met een goed gevoerde broek en jack. En als je dan eenmaal in het zadel zit, dan gaat het wel. Alleen moet je dus niet in etalageruiten kijken. Ik ben mijn rit vandaag gestart in het zuid-Duitse Geiselhöring en het is een heel stuk tot aan het Beierse Gmunden. Mijn nek is intussen bitter koud. En ondanks de handvatverwarming heb ik gevoelmatig de ijspegels aan mijn knokkels hangen. Ook de BMW boxer schijnt zich in dit ijzige weer niet op zijn best te voelen. Misschien is de FID – voor niet BMW rijders: het “Fahrer Informations Display” – bevroren of misschien komt de boxer gewoonweg niet op bedrijfstemperatuur. Maakt niet uit. Op de eerste pasweg zal hij het zweet toch wel op de koppen krijgen. Maar voorlopig liggen de bergen nog een heel stuk verder op, veel verder op dan dat ze bij dit heldere winterweer lijken te liggen. De bergrug ligt als een geweldige tonnenzwaar besneeuwde barrière voor me. Mijn plan is om een binnendoortje via Slovenië te doen, een bak cappuccino te drinken in de Dolomieten en – om de rit toch een doel te geven – de Gross Glockner aan te doen. Maar het eigenlijke doel is alleen maar om een paar dagen motor te rijden, terwijl de rest van de wereld alleen nog maar aan de wintersport denkt en op lange latten van de hellingen suist. Maar als je zoals ik geboren en getogen bent in de lage landen achter de dijken, dan is dat skiën helemaal geen optie. Veel te gevaarlijk. Ik heb het een keer geprobeerd: het duurde een half jaar voordat ik weer zonder krukken kon lopen. Dan kan je toch veel beter op de motor zitten! Een motor waar vanwege de mogelijke gladheid door sneeuw en bevroren weggedeeltes trouwens wel een extra wiel aan is gemonteerd in de vorm van een zijspan. Puur voor de zekerheid. Al blijken de eerste meters op zo’n modern zijspan toch altijd weer even wennen. Met die dikke autobanden, al dat overgewicht en een echte kofferruimte kan ik nog wel leven. Maar voordat je er weer aan bent gewend niet meer plat door de bochten te kunnen en gewoon te moeten draaien aan een stuur om een bocht door te komen, daarvoor moet de knop weer even om! Na Gmunden komt er eindelijk wat schot inde zaak. Na een korte blik op de beneden in het dal liggende Traunsee draaf ik de eerste heuvel op. Nog niets spectaculairs, maar goed genoeg om de slag alvast weer te pakken te krijgen. Tussen de bochten ga ik nog als een slang over de weg en in de bochten wil het span juist dapper rechtdoor. Als op rails. Het duurt even voordat we elkaar weer begrijpen… Eenmaal aan de oever van de Attersee voelen mijn armen aan alsof ik urenlang handstandjes heb gemaakt. Maar ik ga niet meer slingerend over de rechte einden en de bochten, die neem ik intussen ook weer zoals het hoort. Inclusief het eerste driften in de bochten naar links en het een paar centimeter boven de weg zwevende zijspanwiel in bochten naar rechts. Zijspanrijden wordt weer het feestje dat het hoort te zijn. Over het tamelijk saaie, want bochtloze Weiβenbacher Sattel blaas ik domweg naar Bad Ischl, passeer Bad Goisern en duik achter Gosau het gelijknamige dal in. De maar matig sneeuwvrij gehouden weg slingert tussen helemaal niet sneeuwvrij gemaakte bergweides door en loopt dood op een parkeerplaats. Praktisch tegen de granieten wand van het door de verse sneeuw bijna topzware Dachstein bergcomplex, dat bijna 3000 meter hoog uit de sneeuw omhoog steekt. Dat is geen slecht begin. Op de kaart ontdek ik nog een doodlopende weg die aan de zuidkant van de bergen nog een stuk hoger de sneeuw in prikt. Ik laat de koffie voor wat het is, draai en geef gas richting de Salzburger Dolomitenstrasse. De zomertijd is goed om in rond te lummelen, maar winterdagen zijn daar te kort voor. Om een uur of drie ’s middags is het in de meeste dalen al weer donker, ik zal dus heel korte pauzes moeten nemen om mijn geplande rit binnen vier dagen gemaakt te hebben. Bij Filzmoos kom ik eindelijk op de afslag van de weg die ik zocht. Zo moet ik op de 1620 meter hoog gelegen Sulzenalm komen. Het begint meteen goed. De weg is steil en tamelijk glad. Met een aanloop kom ik in wandeltempo omhoog. Het aangedreven achterwiel van de jankende boxer slipt grip zoekend over het wegdek en drukt de driewieler bijna dwars heuvelopwaarts. Een paar kilometer verder slingert de weg zich door een pluk bos. En op een of andere manier is zijspanrijden op ijs makkelijker dan op asfalt. In plaats van te sturen bepaal je met het gas of met de achterrem welke kant je op gaat. Fantastisch! Het door de bochten driften op drie wielen is net zo leuk als er op twee wielen platliggend doorheen te jagen. Gelukkig tref ik geen tegenliggers. Alleen gaat de uitspanning boven op de Sulzenalm pas in het voorjaar weer open. Jammer. Maar het is ongelooflijk hoe mooi het hier is! De manier waarop het machtige bergmassief direct achter de hut uit de aarde rijst is uniek! Later op de dag zit ik in een berghotel met panorama. De zijspancombinatie voor de deur zorgt voor wat ophef. Het mannelijke deel van het overnachtende gezelschap – van voornamelijk vutters en renteniers – is zeer te spreken over dit onverwachte voertuig. Het zijn vast allemaal oude rotten met oude verhalen over hoe ze vroeger wereldreizen zonder GSM of GPS maakten met wel 17 pk onder de tank… De tweede dag. Het weer kan niet beter en er ligt vol op verse sneeuw. De sneeuwruimers hebben hun werk gedaan, maar links en rechts van de weg ziet het er uit als een Poollandschap. Alles is wit. Het is hier helemaal winter. En dat mijn vizier in die bittere kou van de rijwind niet versplintert als glas, dat is een wonder. Eerst naar Mauterndorf, dan richting Spittal. Halverwege verander ik van plan en blaas ik op de BMW naar Innerkrems, een klein ski-oord aan de rand van het nationale park Nockenberge. Twaalf onafgebroken kilometers aan de mooiste bochten. Wel hier en daar sneeuw en ijs in plaats van asfalt. Gasgeven, koppelen, schakelen, remmen en weer gasgeven. Het oplopende traject is de ideale speelplaats voor een boxer op drie wielen. En er zit nog geen kras op de lak, want intussen zijn de combinatie en de berijder heel goed op elkaar ingespeeld. Alleen met een snowmobile moet je hier meer pret kunnen hebben. De naar het zuiden gaande uitloper van deze weg, de Nockalm- Höhenstrasse is tot aan de dooitijd afgesloten. Hinderlijk, maar er is niets aan te doen. De noodzakelijke omweg over de een rijbaan smalle Schönfeltsattel naar Predlitz duurt te lang. Het is alweer vroeg in de middag als ik over de Turracher Höhe weer naar het zuiden rijd. Ik stop om me de extra trui onder m’n jas toch maar even uit te trekken, want in Feldkirchen is het zelfs tien graden en in Villach bijna 15! Zo kan ik mezelf tenminste weer in de etalageruiten bekijken zonder me te hoeven schamen. De volgende dag wachten me een handvol bochten over de Wurzenpas en wat geld om over de Sloveense grens te komen. Voor 50 euro krijg ik ongeveer 12.000 Taler in kleine, heel veel gebruikte biljetten. Daar zou ik de dag toch mee door moeten komen, ondanks het feit dat ik er geen flauw benul van heb wat benzine en koffie hier kosten. Wat er ook gebeurt, ik rij het span eerst gewoon naar Podkoren. Daarna boemel ik door het best drukke ski-oord Kransjka Gora en na Kransjka Gora slingert de weg zich door een smal dal en dan sta ik opeens midden tussen de bergen. En wat voor bergen! De volgens de kaart bijna 2700 meter hoge, bijna loodrechte wand van de Šklratica – wie heeft er ooit van gehoord? – overtreft probleemloos zowat alles dat ik tot nu toe op het gebied van steen en graniet heb gezien. Woest getande, grijs schemerende rotsen waarvan de spitse toppen door de verse sneeuw heen steken. Het is onmogelijk de 24 haarspeldbochten naar de 1611 meter hoge Vrišič bergrug in één aanval te overwinnen. Om de pas te bereiken heb ik een dik uur nodig, maar daar heb ik dan ook een panoramisch uitzicht dat onvergelijkbaar mooi is. Bergafwaarts komen er nog 27 haarspeldbochten. Daarna volgt de straat een hele tijd de flessengasgroene Trenta, slingert zich door kloofnauwe passen die steeds opnieuw kippenvel opleverende uitzichten bieden. Hier zijn de Alpen ongerepter dan verder in het noorden. Ze doen je zelfs aan Canada en Alaska denken. En als er voor me een beer zou oversteken, dan zou me dat niet eens verbazen. Bij Bόvec wordt het dal breder en ga ik weer noordwaarts. Ik ga vlot langs de verspreide bebouwing en sta binnen de kortste keren op de Predil-pas voor de Italiaanse grens. Met nog steeds 12.000 Taler in de knip. Het schiet me nu pas te binnen dat ik de afgelopen uren helemaal niets gegeten of gedronken heb en dat de boxer ook al op reserve staat. Terug naar Bόvec dus omdat de benzine daar goedkoper is dan in Italië? Nee, die moeite neem ik toch maar niet. Ik wil vandaag immers nog zo ver mogelijk richting de Dolomieten. Naar Tolmezzo om precies te zijn en dat moet ik volgens mij net kunnen halen voor de avond valt. De kaart laat ’s ochtends bij het ontbijt zien wat ik mijn vierde toerdag moet doen om weer in het Zuid-Duitse Geiselhöring te komen: haast maken. Gelukkig zijn de straten zuidelijk van de Alpenkam leeg en sneeuw- en ijsvrij. En het is helemaal te gek hoe je met zo’n combinatie kan blazen wanneer je er vertrouwd mee bent. Steenslag of nattigheid in bochten? Dat deert je nauwelijks op een zijspan. In duikvlucht was ik de Tre Crime di Lavaredo, de hoogtepunten van de Dolomieten al bijna voorbij gereden. Soms draaf je nu eenmaal door. In elk geval was de cappuccino in Italië een ramp: het bocht bleek in het kleine wegrestaurant lauw en duur. De rest van het verhaal ging gelukkig snel en er was nog net tijd voor een echte koffiestop op de Gross Glockner. Maar de weg die van Huben naar Kals en dan verder naar Luckner Haus gaat, die moet je als motorrijder gereden hebben. Smal, steil en extreem bochtig. Bovenaan de weg heb je dan zicht op de top van de Gross Glockner. Daar besloot ik ook om mijn GSM even te pakken om even naar m’n baas te bellen. Vragen of hij accoord ging met een extra dagje vrij. Want de omgeving en de weersverwachting was eigenlijk veel te mooi om overmorgen al weer aan het werk te gaan. [[infokasten]] INFO Een winterse motortrip kan een fantastische belevenis zijn. Wegen die zomers uitpuilen heb je nu voor jezelf en de winterse kou geeft de tocht een extra dimensie. Zeker als je die tocht maakt op een zijspan. En dat hoeft niet direct het allerduurste exemplaar te zijn. Goede exemplaren met ervaring vind je al vanaf ongeveer € 4.500,- en Russische combinaties vindt je al vanaf 3.000 euro, al is het niet realistisch zo’n vertederende Ural of Dnepr te vergelijken met een moderne combinatie op basis van een BMW, Honda of Yamaha. Voordat je met zo’n combinatie de besneeuwde bergen induikt, is een zijspancursus een must. In Nederland kun je zo’n cursus volgen via zijspanspecialist Motoport Hengelo (www.wbm.nl) of bij specialisten als Rob Teffer in Lelystad (www.zijspanrijschoolrobteffer.nl) of Jan Knol uit Staphorst (www.janknol.nl). DE ZIJSPANCOMBINATIE Laag en breed, dat is de BMW R1150R met het hier gereden Stern RX-S-zijspan eraan. Deze in Nederland niet erg bekende zijspanbouwer heeft de afwerking hoog in het vaandel staan. De driewieler is kenmerkend voor een moderne combinatie: motorfiets en zijspan vormen een onlosmakelijk geheel. De combinatie staat op autobanden, het rijwielgedeelte is helemaal afgestemd op de driewielige inzet. De remmen en wegligging zijn daarom onvergelijkbaar met die van een gewone motor. Stern maakt echter geen budgetcombinaties: wanneer je zelf de motorfiets aan levert, dan komen daar nog zo’n 15.000 à 16.000 euro bij voordat de combinatie voor je op de wielen staat. In Nederland valt de keus van zijspanrijders vaak op de EML- of EZS-combinaties, die ook staan voor topkwaliteit. Erkende zijspanspecialisten zijn Ad van Gils Motors in Breda en Wout Broer van MotoPort Hengelo (O). DE REIS Als je ’s winters door de Alpen wilt rijden, dan moet er rekening mee houden dat veel wegen afgezet zijn. De meeste passen zijn tussen november en april of zelfs mei dicht. Via onze eigen ANWB is daar informatie over te krijgen, maar voor een hele actuele stand van zaken zijn ook de sites van de Oostenrijkse Automobielclub (www.öamt.at) of die van de Zwitserse ANWB-zuster TCS heel erg handig en altijd actueel (www.tcs.ch). Onderdak vinden is in de winterse Alpen geen enkel probleem. Motorrijders zijn in de Alpen een bekend fenomeen en de lokale horeca heet je doorgaans hartelijk welkom, ook wanneer er verkleumde bezoekers met ijspegels aan de kleding om onderdak vragen. Bedenk wel dat het in de winter in de buurt van de ski-oorden ook in de Alpen hoogseizoen is. Dat vindt zijn weerslag in de prijzen en in de beschikbaarheid van slaapplaatsen. DE REISDUUR Inclusief de extra dag waren we precies een week onderweg. Geiselhöring ligt op ongeveer 750 kilometer vanaf Utrecht en is bij goed weer in één dag te bereiken via de Duitse snelweg. Vanaf Geiselhöring maakten we vervolgens een rondrit van ongeveer 1.800 kilometer. [[bildunterschrifte]] Seite 52-53 Helemaal niemand. Wie de Alpen alleen uit de zomer kent, zal verbaasd zijn over de lege straten die je er eind januari aantreft. [[kasten]] Oostenrijk Intussen snappen de berijder en het zijspan elkaar helemaal. Er zit nog geen krasje in de lak. Alleen een snowmobile kan hier leuker zijn. En de Nockenalmstraße is voorlopig nog gesloten Seite 54-55 Slovenië Deze granieten muur zet vrijwel alles wat ik tot nu toe aan rots en steen gezien heb in de schaduw. De 24 haarspeldbochten die me naar de op 1611 meter liggende Vrišič-pas brengen zijn minstens zo indrukwekkend. Seite 56-57 Ieder zijn meug. Skiën heb ik al eens geprobeerd en dat werd niets. En op drie wielen blijf ik in elk geval overeind.