+ Plus

Wereldreis in 500 Dagen 3

Een ongepland, maar daarom niet minder welkom sabbatical hebben we aangegrepen voor het maken van een wereldreis per motor. Het eerste deel van de trip bracht ons van Europa via onder meer Pakistan en Iran naar het uiterste puntje van Zuidoost-Azië. De lange oversteek van de Grote Oceaan brengt ons uiteindelijk naar Los Angeles in het Amerikaanse Californië, waar we de draad weer oppakken!

Eenmaal herenigd met de motor in Los Angeles (LA) wordt de grootsheid van deze stad ons al snel duidelijk. De stad is als een reusachtige wijk met vrijstaande huizen met daartussen vijfbaanssnelwegen. Het is bizar om naar de supermarkt een straat verderop te rijden via de snelweg, maar het gebeurt. Is er heel normaal zelfs. Op Eerste Kerstdag pakken we even wat bochten in de heuvels rondom Los Angeles. We bezoeken ook Cook’s Corner, een bekende ontmoetingsplek voor bikers, waar het merk Harley-Davidson oververtegenwoordigd is. Via de Ortega Highway komen we in het woestijnplaatsje Hemet, waar eigenlijk niks bijzonders te doen is, maar de dag zit er voor ons door de gure wind eigenlijk toch wel op. Gelukkig herbergt het plaatsje ook een door ons gewaardeerd Super-8 Motel, waar je ’s ochtends lekker zelf wafels kan maken.
Wie de film ‘Into the wild’ heeft gezien, kan zich de ontmoeting met Slab City, het Ruigoord van Noord-Amerika, vast wel herinneren. De man op de berg is inmiddels overleden maar zijn levenswerk, Salvation Mountain, is tegenwoordig een bedevaartsoord voor filmfans en gelovigen. Inclusief een  Jehova’s Getuigen, die ons als Goddelijke begeleiding tijdens de lange reis een bijbel in de hand drukken.
Een paar dagen later vinden we een geweldige kampeerplek, die heel toepasselijk ‘The lost Dutchman’ heet. Navraag leert dat het eigenlijk een vermiste Duitse mijnwerker betreft. Deutschman werd in de loop der tijd echter al snel verbasterd tot Dutchman. Het is onze beste kampeerplek, alleen al om het uitzicht op Superstition Mountain. Een kneiter van een rots zoals je die enkel ziet in oude Western films. Het is oudjaarsdag en omdat we zonder familie of vrienden zijn, moeten we ons zelf maar vermaken. Dus staat er een gebraden kip op het menu, compleet met twee familieflessen bier, een zak marshmallows en een fles Champenoise om het nieuwe jaar mee in te luiden.

Op weg naar San Diego zorgt een kort offroad ritje voor een geperforeerde achterband. Een lange spijker blijkt de boosdoener. Het ding maakte een scheur in de binnenband van niet minder dan zes centimeter. Midden in de woestijn is de band er vrij snel af, er weer op blijkt wat minder makkelijk. Zonder straatverlichting is het al niet eenvoudig, maar de Duitse Metzeler die er in Istanboel is opgelegd, wil simpelweg van geen wijken weten. Uiteindelijk lukt het met veel geweld toch, ware het niet dat door de brute kracht vier van de binnenste ringen van de band zijn gebroken. Met een lelijke slag in de band bereiken we gelukkig toch nog een motel voor de nacht. De dag erop klapt de achterband echter alsnog, waardoor George alsnog op nieuw rubber gezet.
In het San Diego Museum komen we dankzij onze gastvrouw Anne Diers gratis langs de kassa. Als lid van een vereniging van vrijwillige hondenbegeleiders, waar ze één van de trainers is, heeft ze vrije toegang tot het museum, en wij nu ook. We bewonderden allerlei dieren die hier onder en boven de zeespiegel leven en geleefd hebben. Kers op de taart is een 3D-film over Baja Californië. De film wakkert het verlangen naar deze bestemming flink aan. De Baja begint iets ten zuiden van San Diego en het betreft echt een wereldwonder zo wordt ons beloofd. Zo is er het laatste levende koraalrif, vind je er walvissen en reuzenmantas, evenals een onmetelijke woestenij met cactussen en Boojum bomen. Daar moeten we heen. Mañana vamanos a México dus!
De grensovergang naar Tijuana (Mexico) zijn we vrij vlot over. Geen invoer van de motor, want dat kan ook in La Paz. Langs de grensmuren lopen veel Mexicanen, wachtend op een kans om Amerika in te sluipen. Al gauw merken wij dat Baja Californië een genot is om doorheen te rijden. De natuur is er uniek, het ene moment waan je je in Jurassic Parc, het andere rij je door woestijn, tussen bergen en valleien of langs de azuurblauwe zee met een strak blauwe lucht. Ook kom je er de meest absurde bomen, enorme cactussen en (dode) dieren langs de weg tegen.
Na 36 kilometer komen we bij Bahia de Conception, een groepje schitterende baaien achter elkaar. Wij zetten onze tent op bij El Cayote Beach, onder een palapa (hutje) waar we later die dag een klein bedrag voor moeten betalen wanneer de opzichter langs komt. Onze buurman Scott, helemaal uit Wyoming, overwintert hier. Na een paar maanden vissen gaat hij in het voorjaar terug naar zijn restaurant in de States. Een heel relaxed leventje, dacht ik zo. ’s Ochtends wekt de zon ons, samen met het geluid van minimaal tien springende dolfijnen, die rond spetteren in de zee. Het geplande één nachtje kamperen worden er uiteindelijk daarom drie, ondanks de uiterst primitieve omstandigheden.
De mooiste kampeerplek van Mexico bevindt zich in Los Frailes. Hier dient een zes meter hoge rivierbedding als natuurlijke omheining, met aan de andere kant uitzicht op zee. Bij aankomst worden we direct verwelkomt door onze Amerikaanse en Canadese buren. Aangezien er in de buurt niets te koop is, krijgen we van de buren zoveel water we nodig hebben. De volgende ochtend neemt buurman David ons mee zeevissen. De bedoeling was om met een dikke vangst terug te keren, het worden uiteindelijk een paar schamele visjes. De pret is er echter niet minder om, we zien tijdens de boottocht namelijk dolfijnen, zeeleeuwen, reuzenmantas en ja, in de verte dan toch die langverwachte walvis!

Eenmaal in La Paz regelen we de tijdelijke Mexicaanse importvergunning voor de motor, en kopen we de tickets voor de boot naar het vaste land. In het laadruim komen we twee Amerikaanse jongens genaamd Alex en Andrew tegen. Zij zijn van plan om met hun motoren nagenoeg dezelfde route te rijden, zo belanden we na het eten in hun hut om een biertje te drinken en onze plannen te bespreken.
Vol goede moed komen we na zestien uur varen aan in de haven van Mazatlán. Het was een aardige oversteek door de Straat van Cortez met hier en daar wat maritieme turbulentie. Strak elf uur verlaten we, keurig als allerlaatsten, het schip. Al snel moeten we stoppen bij een militaire controlepost, iets waar we al voor waren gewaarschuwd. Op het vaste land controleert het leger op strategische punten het verkeer op malversaties en drugs. Hoe is ons een raadsel, na een korte blik op wat vies ondergoed houdt de jonge kadet het namelijk al snel voor gezien.
Als er één plek in Mexico is, waar je geweest moet zijn, zo leek ons althans, dan is het Tequila. Het is een echt bestaand dorp waar het edele, gelijknamige vocht rijkelijk vloeit. Ruim honderd jaar geleden begon hier de familie Suaza met het stoken van Agave. Aanvankelijk een weinig gewaardeerde, stekelige plant. Niet te vreten, noch mooi en het heeft geen geneeskrachtige waarde. Totdat iemand het lumineuze idee kreeg er brandewijn van te maken. En hop, het driemaal gedistilleerde goedje was geboren. Gevieren bezoeken we een willekeurige distilleerderij. Hoef je niet lang voor te zoeken, want op iedere straathoek vind je er wel één. De rondleiding smaakte naar meer. ’s Avonds kraken we daarom nog een flesje quatros años en mixen dat heel oneerbiedig met verse sinaasappel, kaneel en banaan. Als het maar smaakt!
Na een heerlijk ontbijt met vers brood (dat is lang geleden!), staan de hooglanden op de planning. En het gebied doet zijn naam eer aan. Kronkelweggetjes brengen ons even op ruim drieduizend meter. Best fris. Later zakken we af naar een comfortabele tweeduizend meter. In Patzcuaro kamperen we een paar dagen dichtbij het Spaans koloniale centrum met mooie rechte straten en boomrijke pleinen. Hier ontdekken we het Mexico van de Caballeros. Mannen paraderen met hoge laarzen en cowboyhoeden, vrouwen en kinderen hullen zich in klederdracht (kleurrijk kante topjes en een zwart schapenvel rond de benen). Dit wordt gedragen door de minderheden, afstammelingen van de Maya’s.  In het zuidelijke Chiapas kregen we voor het eerst het gevoel écht in een andere cultuur te zijn, en niet langer in een door McDonald’s overheerst universum. In San Christobal bijvoorbeeld, lopen zowel vrouwen als mannen rond in dikke rokken van zuiver scheerwol. De  Maya’s eten hoofdzakelijk taco’s en tortilla’s met Pollo Asado of Pollo Pastor en natuurlijk impenada’s en kleffe tamales. Het zuidelijke hoogtepunt is de 1.500 jaar oude Maya-stad Palenque. Hier is niet de bekende Maya-kalender gevonden, maar de stad is wel uitstekend geconserveerd en geeft een prima beeld van de bouwkundige kwaliteiten uit die tijd. In de stad woonden achtduizend mensen en alle tempels en gebouwen zijn zonder het wiel of ander modern gereedschap gebouwd.

Ondanks de werkelijk enorme afstanden, komt ook aan Mexico een eind. Alleen al in dit land hebben we bijna zesduizend kilometer gereden tot aan Comitán, een plaatsje dicht bij de grens met Guatemala. De bedoeling is om snel wat kilometers te maken op de snelweg, maar een grote groep protestanten verhindert dit. Sociale onrust tussen arm en rijk is de orde aan de dag hier. Het oude zeer tussen de Spanjaarden en de Maya’s speelt nog dagelijks op. Zo ook nu, mannen en vrouwen gewapend met stokken blokkeren onze doorgang. Bij het zoeken naar een omleiding komen we vervolgens uit op een vaag offroad weggetje. Nu begrijpen we waarom deze mensen protesteren. Waarom in hemelsnaam een tweebaans snelweg van tien kilometer aanleggen, wanneer er op het platteland niet eens één geasfalteerde weg is? Sterker nog, het ontbeert de mensen zelfs aan basale zaken elektriciteit en stromend water.
De route de dag erop is wederom mooie, die helaas veel langer duurt omdat de Garmin ons de verkeerde kant. We rijden achter stinkende vrachtwagens, die ons af en toe trakteren op een flinke zwarte wolk. Dat proces herhaalt zich continu tot het plaatsje Panajachel aan het Atitlan meer. Het is omringd door vulkanen en kent leuke eettentjes en kraampjes bomvol handgemaakte souvenirs. Na nog een nachtje in San Pedro de Laguna zetten we koers richting het veelbelovende Antigua. Eerst een uur wachten bij een wegopbreking, de slechte, steile weg op en dan snel over de Panamerica.
Antigua blijkt een relaxte stad. Of dit nu het echte Guatemala is of niet, het is in ieder gevalluek genoeg om er een paar dagen te blijven. Op zoek naar een lunchtentje valt ons oog op een bord met de tekst ‘nasibal’. De eigenaar blijkt een vriendelijke Hollander genaamd Eert uit Lunteren. Hij heeft zich na vele jaren reizen gesetteld in Antigua en besloot er shoarma te verkopen, want dat was er nog niet. Enkel de toeristen kenden het destijds. Het werd een instant succes, zijn zaak stond de eerste dag zelfs zo vol met klanten, dat hij in paniek de deur op slot deed.
Vanuit Chiquimula is het nog maar vijftig kilometer kachelen naar Honduras. En vanaf de grens nog maar tien naar het plaatsje Copán, bekend om zijn Maya ruïnes. Een leuk plekje met grote keien als bestrating en Caballeros op elke hoek van de straat, al dan niet te paard. Veel reizigers mijden Honduras compleet of knallen er in één dag door. Niet zonder reden, want volgens de statistieken is deze dreumes het meest moordlustige land ter wereld. Er vallen meer doden per inwoneraantal dan in Amerika. De brutale criminaliteit is echter doorgaans niet gericht tegen toeristen, maar speelt zich onder Mexicaanse en Colombiaanse drugsbendes af, die elkaar letterlijk afmaken om het grootste aandeel in de drugsmarkt te veroveren. In Copán is alles vredig en rustig, we merken er nauwelijks iets van alle negatieve berichtgeving. Toch vertrekken wij de volgende dag al bij dageraad. Diverse leger- en politiecheckpoints verder, komen we aan bij Lago de Yojoa. Het meer is prachtig en vanaf de naastgelegen weg zie je hoe mooi het tussen de groene bergen is gesitueerd. De flora is woest en jungle-achtig.
De laatste dag in Honduras brengen wij in Danli door. Een warm plekje dat bekend staat om haar perfect op Cubaanse wijze gerolde sigaren. Die hebben wij echter nergens gevonden, noch geproefd. Het lijkt erop dat de sigarenindustrie in rook is opgegaan. Helaas. Lang hebben we er niet om getreurd, want we gaan de grens over naar Nicaragua, het lievelingetje van dit deel van de wereld. Voor het echter zover is, moeten we wel even door de ambtelijke mangel aan de grens. Honduras uit komen bleek niet zo’n probleem, maar aan de andere zijde weten ze ons toch wel een tijdje op te houden, al was het niet voor omkoping of een pesterijtje. Het bureaucratische systeem is nu eenmaal ingericht op het van het kastje naar de muur sturen van reizigers. Maar na een uur of wat is het toch eindelijk en rijden we ons inmiddels al 26e land binnen!

De eerste indruk van het droge en dorre landschap doet denken aan Mexico. De agrarische gemeenschap omarmt ecotoerisme en avontuurlijk paardrijdvakanties steeds meer. En zo komt het dat je hier en daar een enkele gringo tegen het lijf loopt. Totdat je in Grenada aanbelandt. Een leuke plek met een koloniaal karakter en zelfs wat weg heeft van de gelijknamige plaats in Spanje. We eten er burrito’s en drinken voor het eerst chocoladedrank met een soort tarwespul.
De grens met Costa Rica komt alweer in zicht, alhoewel deze enigszins ontnomen wordt door gigantische zwermen muggen. En dat ondanks dat het er stevig waait, een goede plek dus voor het opwekken van windenergie. Wat ook massaal gebeurt. Enorme molens (ont)sieren het landschap en ik begrijp meteen waarom het land geen stroomstoringen kent.
Vanaf de Panamericana pikken we een leuk ommetje mee. Wel even voor de zekerheid aan een taxichauffeur of we goed zitten. Ja hoor, de weg is prima geasfalteerd en in no-time zouden wij in Santa Elena moeten arriveren, aldus de beste man. Zouden inderdaad. De beloofde Col de Obelisque blijkt een veldrijdklassementsrit en al is het uitzicht fenomenaal, de kasseien teisteren ons beider achterwerken vol verve. Enigszins murw komen we uiteindelijk toch op de beoogde bestemming aan. Santa Elena nabij Monte Verde is een skidorp zonder sneeuw. Het is een beetje platgelopen door Amerikanen uit bergstaten zoals Oregon en Colorado. Wij vragen ons af waarom, of zouden het die heerlijke Crêpes Juliette zijn?
Voor het eerst op onze reis bereiken wij de Caribische Zee. Het kost wat moeite, het begint namelijk met dertig kilometer onverhard met de steilste afdalingen die wij deze reis hebben meegemaakt, waarna de oerwouden van Braulio Carillo volgen, waar het begon te regenen. Als net voor Limon de motor ook niet meer te willen starten, is de pret compleet. Het duurt even maar uiteindelijk arriveren we toch in de vochtige hitte van de Cariben. In Cahuita ontmoeten we de Rotterdamse Willeke, die er het hostel ‘Secret Garden’ runt. We halen verhalen van de reis op met Alex en Andrew, eten pizza en drinken – veel te duur – bier. Plots zien we een harig beest hangen aan één van de elektriciteitsdraden boven de weg. Het betreft de luiaard, perezoso in het Spaans. Het dier is hondslui, slaapt overdag en gaat er ’s avonds op uit om de meest verse groene blaadjes van de bomen te eten. Het lijkt alsof luiaards zich langzaam voortbewegen, maar deze was knap snel. We volgen het beest richting het centrum van de stad, om er plots achter te komen dat we nog helemaal niet hebben afgerekend in het restaurant…

In Panama vinden we onszelf in de regen terug voor het immigratieloket. Daarnaast bevindt zich nog een loket voor een stickertje (waar betaal je 3 dollar voor betaalt, maar niemand die weet waarvoor het dient) en een soort supermarktje war je een verzekeringsbewijs haalt. Dit is tevens het basisdocument voor je tijdelijke importvergunning, die je – uiteraard – weer bij een ander loket kunt halen. We zijn net te laat voor de verzekering, de dienstdoende dame is nèt vertrokken om even een uurtje te gaan lunchen…
Na een prettig verblijf in Boquete leggen we de laatste kilometers door Centraal-Amerika vrij snel af. Voor ons ligt de Darien Gap, een onbegaanbaar stukje oerwoud tussen Panama en Colombia. Hier doorheen rijden is geen optie, na een warme nacht in de tent hakken we de knoop door, we gaan vliegen! We checken de motor in bij een Colombiaans vervoersbedrijf en pakken een taxi naar het hotel. Volgende bestemming: Bogota!

In MotoPlus 13 vind je het laatste deel van dit vierluik ‘In 500 dagen de wereld rond’.

INFO
Op 14 maart 2012 verlaten Roemer Mol en Lisan Groters hun Nederland voor een wereldreis per motor, die in eerste instantie tot Thailand zou voeren. Maar plannen, zeker goede, wijzigen nu eenmaal. Bijna anderhalf jaar later arriveert het stel op 7 augustus 2013 weer in Nederland na een avontuurlijke reis die hen in alle uithoeken van de wereld bracht. Bijna 50.000 kilometer gereden, 33 landen aangedaan en ontelbare dierbare herinneringen en ervaringen opgedaan. Een droom die uitkwam!

Kijk voor meer informatie op: https://bajatwin.blogspot.nl

Lees meer over

Harley-Davidson

Gerelateerde artikelen

Overzicht redactiemotoren

Overzicht redactiemotoren

3 oktober, 2024

Motorrijden is emotie en in dat licht beschenen komt deze Sportster S goed beslagen ten ijs. Niet alleen omdat het ...