Vildmarksvaegen Zweden
Zweden barst van de natuurpracht, strooit achteloos met de meest wilde en romantische landschappen. Als echte outdoor liefhebbers gaan we voor een stuk onvervalst avontuur: de Vildmarksvägen, letterlijk vertaald ‘wilde of wildernis weg’, is een van de bijzondere trajecten die het Scandinavische land in de aanbieding heeft. Ruim vijfhonderd kilometer lang natuurpracht, en nog veel meer!
Nee, we zitten hier niet aan de behaaglijke Côte d’Azur, zoveel is wel duidelijk. Reisgenoot Tom zat er een beetje naast. Niet geografisch, dat overkomt de navigatie-expert eigenlijk nooit, wel qua keuze voor zijn uitrusting. ‘Geschikt voor een temperatuur vanaf 5°Celsius’, vermeldt het label aan de binnenzijde van zijn slaapzak. Dat is helaas onvoldoende voor een nazomernacht in een tent in Zweden. Zelfs eind augustus kan het hier erg koud worden, afgelopen nacht hebben we zelfs vorst gehad. En dan zijn we zijn nog niet eens waar we willen zijn. De Vildmarksvägen ligt nog een paar honderd kilometer verder naar het noorden. Twee grote meren, Vänern en Vättern, liggen net achter ons. Hier begint het oneindige hout, de bossen strekken zich uit tot ver achter de horizon. We proberen alleen maar via de kleine wegen verder noordwaarts te trekken, maar die kosten tijd. Ze zijn vaak bochtig en lang niet altijd voorzien van het beste asfalt. Dan gaat het simpelweg niet zo snel, en het rijcomfort heeft er eveneens onder te lijden. Toch deert ons dat helemaal niets, alles beter dan het verkeer dat ons gisteren zo op de zenuwen werkte.
De dag begint nog goed, maar het mooie weer houdt helaas niet aan. Aan het begin van de middag begint de hemel zich al licht te roeren en kort achter Mora komt het met bakken uit de hemel. Niet echt ideale omstandigheden voor nog een nacht in een tent, maar gelukkig staat een bezoek aan vrienden op de planning. Het is niet ver naar Rosentorp en een verblijf bij Karin en Uwe is altijd de moeite waard, vooral als het ‘bakdag’ is en er vers brood en gebak wordt geserveerd. In Rosentorp ben je nog echt in the middle of nowhere. Het gehucht telt slechts zes inwoners en is nog maar net in het internettijdperk aanbeland. Soort van dan. Karin en Uwe hebben internet, althans ze hebben een e-mailadres, maar de verbinding met de digitale wereld is zo traag dat communicatie per post waarschijnlijk sneller is.
We krijgen de beschikking over een eigen hut, binnen is het knus en warm, buiten nat en koud. We pakken even een moment voor het bestuderen van de kaart. Op de ouderwetse manier dus, deze analoge bewegwijzering geeft namelijk een breder beeld van de beschikbare opties. Het bovenste deel van de kaart reikt nog net tot de poolcirkel. Een lijn die ons allebei fascineert. Vooral Tom, die dit punt dolgraag eens zou passeren, zeker nu we toch zover noordelijk zijn. Door erheen te gaan zouden we echter wel onze eigenlijke bestemming, de Vildmarksvägen, uit het oog verliezen. En dat willen we natuurlijk niet…
De volgende ochtend zweeft het idee van de poolcirkel nog even in de lucht. De kaart wordt weer tevoorschijn getoverd. “Als we er echt heen willen, dan moet dat via de hoofdwegen, over de kleine wegen door de bossen duurt het te lang”, laat ik Tom zien. En dat in de wetenschap dat hij, en ikzelf ook trouwens, een broertje dood heeft aan grote wegen en asfalt. De poolcirkel schuiven we daarom terzijde, voorgoed ditmaal.
Deze teleurstelling wil Tom compenseren door een eland te zien, die talrijk aanwezig schijnen te zijn in de Zweedse bossen. Dat schijnt althans de algemene indruk te zijn. Ik temper zijn verwachtingen, want het aantal dieren dat ik tijdens al mijn reizen door Zweden heb gezien, zijn op de vingers van één hand te tellen. Het zijn schuwe dieren, en niet zonder reden, want er wordt elke herfst op ze gejaagd. Dan heerst er jachtkoorts in heel Scandinavië. Op vele boerderijen wordt het werk tijdelijk neergelegd om samen te gaan jagen. Gelukkig is het nu geen jachtseizoen, we hoeven ons dus geen zorgen te maken. We verlaten Rosentorp via de achterdeur en gaan niet rechtstreeks naar de grote E45, maar nemen kleine bospaadjes. Ons ruwe doel vandaag is om halverwege Östersund te komen, de eerste stad in het noorden. Er wonen vijftigduizend mensen, een mini-metropool te midden van spectaculaire natuur. Östersund wordt doorgaans pas echt wakker in het koude seizoen. Er is altijd wel iets te doen dat met wintersport te maken heeft, vaak iets met biatlon.
We maken een omweg om dit stadje heen en landen bijna zeventig kilometer verder naar het noorden op de plaatselijke camping van Lillholmsjö. De oudere heer bij de receptie begint ligt te grinniken wanneer hij het woord tent hoort. “Weten jullie dat zeker?”, vraagt hij ons, “het wordt koud vannacht.” Hoe koud, wil Tom weten. “Zeker onder nul”, luidt het antwoord. Tom denkt direct terug aan gisterochtend en zijn slaapzak, dat gaat ‘m niet worden. Gelukkig is er een prima alternatief, de man verhuurt ook stuga’s en de prijs van één zo’n hutje voor twee personen is niet veel hoger dan een staanplaats voor twee tenten. De keus is dus snel gemaakt.
Het is koud de volgende ochtend, de zadels van onze motoren zijn bedekt met een dikke laag rijp. Heel langzaam dringt de zon de dag binnen en in alle rust pakken we ons boeltje. Ook een voordeel van een nacht in een hut, het inpakken blijft beperkt tot het verzamelen van wat droge kleren. We zijn alweer vroeg op pad. Tom heeft een route uitgestippeld, maar zijn hoop op gravel blijkt ijdel. In plaats daarvan verschijnt dan wel weer uit het niets een gastronomisch hoogstandje. Björnrun is de naam van het etablissement van Rut Magnuson. Het huis midden in het bos lijkt zo weggelopen uit Bolderburen, het bekende dorpje uit de boeken van Astrid Lindgren. Rut heeft een klein winkeltje en een café, waarin hij onder meer ‘blåbär kaka med Fika’ serveert. Dat wordt dus stoppen, deze bijzonder smakelijke combinatie van bosbessentaart en koffie kun je simpelweg niet negeren.
Na een nacht in Flåsjön bereiken we Gäddede. Een niet onbelangrijke plaats, want onze motoren worden er tot de laatste druppel afgetankt. Noodzakelijk, want anders zou het krap worden tot Stalon. Met zijn zestien liter tank komt mijn Yamaha iets verder dan driehonderd kilometer, maar mocht het tankstation in Stalon gesloten zijn, dan kom ik vervolgens niet verder dan Vilhelmina. Naast ons bij het tankstation stopt Rüdiger, een Honda-dealer uit Ludevika die niet om een woordje verlegen zit. Hij wordt vergezeld door Tyson, een al wat oudere hond die net als zijn baasje een passie voor motoren heeft. Zijn plaats op de Africa Twin is een omgebouwde tanktas. De kleine viervoeter is een beroemdheid in Zweden en heeft een grote schare fans op sociale media, is zelfs al op de televisie geweest.
Stekenjokk is onze volgende stop. In dit gebied werd tot 1988 op grote schaal erts gedolven, daarna bleek de mijnbouw niet langer economisch rendabel. De grond werd twaalf jaar lang systematisch afgegraven, waarbij er meer dan zeven miljoen ton erts werd gewonnen. Daaraan werd bijna een ton zilver onttrokken, een lekkere verdienste voor de exploitanten. Vervolgens werd de boel gesloten, de mensen vertrokken en het landschap werd opnieuw genaturaliseerd. Wat overblijft is de prachtige weg die nog altijd dwars over het plateau loopt. Deze is echter alleen van begin juni tot half oktober opengesteld. Het weer hierboven op 860 meter is namelijk zeer onvoorspelbaar, zelfs in de zomer kan het sneeuwen, in de winter ligt de witte pracht meters hoog.
Op weg naar Stalon is er nog een stop, in Fatmomakke. Dit is al eeuwenlang een ontmoetingsplaats voor de Sami, de inheemse bevolking van Lapland. Hoewel niemand permanent in het plaatje woont, stijgt er twee keer per jaar rook op uit de kleine hutjes, altijd rond het kerkfeest dat in de lente en de herfst wordt gevierd. Dan verhuizen de rendieren van de winterweiden naar de zomerweiden en omgekeerd. Mensen komen dan vanuit de hele omgeving naar hier voor deze festiviteiten.
Het tankstation in Stalon blijkt gelukkig nog open en dus we hebben genoeg brandstof voor een omweg naar Dikanäs. Het is begin september en de stad bereidt zich al voor op het donkere seizoen. Het café is gesloten en ook de plaatselijke VVV heeft de deuren voor dit vakantieseizoen al gesloten. Er is kortom niet veel te beleven en dus trekken we direct maar verder. ‘s Avonds worden de tenten opgezet in Vilhelmina. Tom en ik zijn inmiddels wel toe aan wat sociale interactie en gelukkig zijn we niet alleen op de camping. Jörg en Nicole uit Berlijn zijn er, net als Joyce, die in de buurt van Rotterdam woont. Allemaal koesteren we een stille hoop, Jörg is er namelijk vrij zeker van dat er vanavond noorderlicht te zien zal zijn. Dat vertelt zijn app hem althans, en ieder van ons wil dit bijzondere natuurverschijnsel natuurlijk met eigen ogen aanschouwen. Maar op een paar voorzichtige schitteringen na, is het hemelse vuur helaas nergens te bekennen.
De ruwe bestemming voor de volgende dag is Flatruet, op een hoogte van ongeveer duizend meter de hoogste weg van Zweden. Op weg erheen verzanden Tom en ik in de zoektocht naar kleine offroad weggetjes en dat kost onnoemelijk veel tijd. Het was de bedoeling om ergens op de route te kamperen met uitzicht op de prachtige bergen rondom. Vanochtend ben ik echter maar wat blij dat het daarvoor gisteren te laat werd en we een alternatief plan moesten verzinnen. We staan hier op hoogte en er is niets anders dan een grijze soep. Het is nat, tochtig en koud. Gelukkig komen we niet helemaal voor niets, want ineens zijn ze er: “Als we dan geen elanden zien, dan in ieder geval wel rendieren”, is Tom blij wanneer hij ze ziet. Rendieren horen ook bij het landschap in Noord-Zweden, al wordt het door de klimaatverandering wel steeds moeilijker voor de rendierfokkers. De oude routes naar de winterweiden zijn te gevaarlijk, omdat de meren niet meer goed dichtvriezen. En het aantal natuurlijk vijanden neemt ook toe in Scandinavië. De populatie wolven, beren en lynxen groeit gestaag.
“Let goed op”, waarschuw ik Tom, “deze beesten verspreiden zich in een mum van tijd over de weg!” Tom kijkt vooral geïntrigeerd naar de dieren, die zestig tot tachtig kilometer kun rennen. Opmerkelijk snel voor deze best wel indrukwekkend grote beesten. Met hernieuwde energie gaat het verder naar Idre. Een blik op de smartphone tempert daar ons goede humeur. Voor de komende dagen wordt er regen en storm voorspeld, allesbehalve prima omstandigheden voor een langer verblijf hier in Midden-Zweden. Verder naar het zuiden schijnt het beter te zijn, en daar moeten we toch heen. In Trelleborg, een dikke negenhonderd kilometer verderop, wacht de veerboot namelijk. Daar ligt het kwik ’s nachts bovendien ook nog boven de vijf graden, wel zo fijn voor Tom!