Vergelijkingstest XXL-cruisers
Op oude schepen, leer je zeilen, luidt het in de volksmond. Wat dat betekent, ervoer ondergetekende in de zadels van de Harley-Davidson Electra Glide Ultra Limited en de Indian Roadmaster. Op deze pagina’s het relaas van een kortstondige affaire met een enorm leeftijdsverschil. Volledig onverwacht, een beetje tegennatuurlijk, maar behoorlijk heftig. Spijt? Nooit!
Natuurlijk zijn ze niet echt oud, deze beide gigantische sofa-cruisers van Harley-Davidson en Indian. In veel opzichten zijn ze zelfs behoorlijk jong en modern. De Electra Glide Ultra Limited, Milwaukees vlaggenschip, is sinds afgelopen jaar deels vloeistofgekoeld, heeft integraal-ABS en heeft met de ‘Boombox’ een state-of-the-art infotainmentsysteem aan boord waar de meeste middenklasse auto’s alleen maar van kunnen dromen. De Indian Roadmaster is, met dank aan het Polaris-concern, dat het traditiemerk onder haar vleugels heeft genomen, zelfs een volledig nieuwe machine. De cavalerie-aanval op de troon van de Ultra Limited wordt ondersteund door een volledig aluminium frame, zadelverwarming, CAN-BUS en Bluetooth. Maar bij het gevoelsmatig nostalgische gevoel van beiden speelt dat geen rol, want hun spirituele herkomst ligt ergens diep in de krochten van de vorige eeuw. Toen de Duo Glide in 1965 door een magische startknop transformeerde tot Electra Glide, droomde de mensheid nog over de maanlanding. En gedurende de fabricageperiode van de eerste Chief Roadmaster, tussen 1950 en 1953, raadden vier van de vijf artsen het roken van sigaretten nog van harte aan. Deze beide kolossen hebben hun wortels zelfs in het begin van die vorige eeuw, in een tijd dat kleppen nog onder lagen, dat men onder CAN-BUS een mobiele blikjesverkoper verstond en onder Boombox een kist dynamiet.
Voor ons staan dus de beide dikste en meest luxueuze schepen van de oudste en meest Amerikaanse motorfabrikanten ter wereld (okay, Indian is heel even uit de running geweest), twee machines van zeer bijzonder formaat. Ze zijn van bouwjaar 2015, rusten op de schouders van giganten en dragen hun gewichtige erfenis met een enorme vanzelfsprekendheid en Amerikaanse trots. Onderliggende nokkenassen, stoterstangen, tweeklepstechniek, longinhoud afkomstig van een forse boring en royaal gebruik van metaal en chroom. En dat gelardeerd met een vormspraak die het midden houdt tussen barok en art deco – dit duo is niet retro, maar eerder historisch. En precies dat is ook de aantrekkingskracht voor al diegenen, die open staan voor deze vorm van motorbouw. Net als bij iedere andere vorm van nostalgie gaat ook van de E-Glide en de Roadster een belofte uit. “Ik neem je mee terug in de tijd, toen alle beter was”, fluisteren ze je toe. “Laten we samen naar een plek rijden, waar de straten recht zijn en aan de horizon verdwijnen, waar benzine door de beekjes stroomt en waar de zon altijd ondergaat. We stoppen bij de Roadside Diner. Op de radio spelen ze Bob Seger, je drinkt koffie met de truckers. En Mindy, de bardame, noemt je Honey”. Of iets wat op zijn minst in de buurt komt.
Hoe dan ook, laat ieder op zijn eigen manier gelukkig worden. Maar wat als je in een ander tijdperk geboren bent en nog lang niet terug verlangt naar die tijden van weleer? Wat als je een motorfiets langs de meetlat legt voor wat betreft functionaliteit, rijdynamiek en prijs-kwaliteit-verhouding? En wat als de belofte van ongebreidelde vrijheid en de Amerikaanse ‘way-of-life’ op een grauwe maandagochtend wordt geconfronteerd met het stop-and-go-verkeer in de Amsterdamse binnenstad? Dan heb je plotseling te maken met een dikke 400 kilo metaal, aangedreven door een luie 80 pk, en dat voor dik € 30.000,-. Tja, daar hebben onze volgas-collega’s toch een punt met hun vette grijns, als ze de jongste bediende voor het eerst zien kennismaken met deze twee rijpe, laten we zeggen Amerikaans geproportioneerde dames. Want heel nuchter beschouwd zien deze Dream Machines er in het kille licht van onze garage een beetje uit als tweewielers die de dagelijkse realiteit niet helemaal onder ogen durven te zien.
We gaan desondanks onbevooroordeeld aan de slag om onze journalistieke plicht te vervullen. Respect is dan ook de enige juiste reactie die de Roadmaster en E-Glide tijdens het rangeren uitlokken. Vergeleken met deze beide is een Triumph Rocket III handelbaar. Kracht, balans en planning zijn essentieel om deze kolossen in de juiste windrichting te manoeuvreren. Maak je de domme fout om in een smalle steeg bergaf te parkeren, dan heb je echt de hulp nodig van toevallige passanten of, erger nog, een sleepdienst om er weer uit te komen. Stadsverkeer staat synoniem voor hard werken. Voor het eerst ben je je in het zadel van een motorfiets zeer bewust van de verhoudingen in het verkeersbeeld. In een parkeergarage, waar je normaal gesproken zo door heen rolt, moet nu ineens heel duidelijk een lijn worden gekozen. Voorkruipen bij het stoplicht? Vergeet het maar! Alleen de gedachte er aan al…pfff. Naast de Indian lijkt een Smart een speelgoedautootje. Bovendien demonstreert onze ontmoeting met deze stadsflitser feilloos onder welke vlag deze Bigger-is-better-reuzen varen. In de geüniformeerde eenheidsworst van grijze vertegenwoordigers-diesels en de eeuwig zwarte moeder-met-kind-SUV’s, scooters en boodschappenautootjes lijken onze Amerikanen haast als een T-Bone steak in een rauwkostsalade. Net zo misplaatst als een clown op een begrafenis. Alleen dat verdient al applaus.
Desondanks is er van harmonie aanvankelijk geen sprake. De Harley is bij lage snelheden er onrustig, de koppeling van de Indian werkt dusdanig zwaar dat het lijkt alsof het met behanglijm is ingesmeerd, bovendien grilt de Roadmaster het rechterbeen als een stukje stokbrood boven een kampvuur. Niet de ideale basis voor een liefdesaffaire. Dus snel weg uit deze stadswaanzin en op naar een plek waar het betere prairie-gevoel naar boven komt. Een plek waar de wegen lekker breed zijn, waar je zelden auto’s tegenkomt en bebouwing dun gezaaid is.
Nauwelijks op dit soort wegen aangekomen, waar heerlijke kronkels zich door nazomerse, goudkleurige velden slingeren, laten beide kolossen zich direct van hun charmante kant zien. Hier bewijzen de Electra Glide Ultra Limited en de Roadmaster dat liefde ook op het tweede gezicht mogelijk is. Het is hier in de polder weliswaar geen Kansas of Kentucky, maar ook hier voelen ze zich meteen thuis. Als met een forse ‘kalonk’, waar voor het zebrapad in de stad nog meewarig om gelachen werd, eenmaal de juiste versnelling is geselecteerd, de vijf of zes is eigenlijk altijd voldoende, de machinekamer het bevel halve kracht heeft ontvangen en het toerental rond de 2.000 schommelt, blubberen de beide Amerikanen heerlijk voorwaarts. Een sterke bas masseert de ziel, terwijl Bruce Springsteen over een rivier zingt. Oneffenheden die de zacht afgestelde rijwielgedeeltes niet opslokken, worden wel door de royale sofa’s weg gefilterd. De enorme panoramaruiten en beenkappen houden windvlagen en insecten met suïcidale neigingen verre van de bemanning, terwijl middels verstelbare winddeflectoren exact de juiste toevoer van frisse lucht kan worden afgesteld. Zonder noemenswaardige inspanning leveren de motorblokken precies dat beetje aandrijving, dat hier wordt gevraagd. De puzzelstukjes vallen langzaam op hun plek, en plotseling is het er, dat zo bekende cruiser-gevoel. En wel in enorm verfijnde mate, alsof het meer dan honderd jaar in een eiken vat heeft kunnen rijpen als…nou ja, dat kun je zelf wel invullen.
Daarbij blijken de Roadmaster en de E-Glide, hoe groot de gelijkenissen ook mogen zijn, bij een nadere beschouwing toch echt twee machines met een compleet verschillende ziel. En ook dat heeft weer met afkomst te maken. Simpel gezegd is de Harley-Davidson Electra Glide het origineel. FLHTK wordt dit jaar vijftig en is eigenlijk nooit echt weg geweest. De Indian is, als we een beetje streng zijn, in dit geval de na-aper, ook al kan ook de Roadmaster verwijzen naar een rijke historie. De Ultra Limited is als Mick Jagger, een door de wol geverfde en doorleefde rocker, die niemand meer iets hoeft te bewijzen. Zijn 103 cubic inch twin (1.690 cc) vibreert krachtiger (niet storend), klinkt door allerlei trucs met kleppen een stuk bronstiger en bij volle vaart heerlijk vet, op het schunnige af zelfs. Het design, door de tijd gerijpt, oogt vergeleken met fat van de Indian net even cleaner.
De Indian moet het daarentegen als ‘new kid’ beter doen. Aan de buitenzijde draagt de Roadmaster meer opsmuk, maar onder dat royale, speelse dekkleed is het inderdaad de meer fijngeslepen en frissere motor. De Indian draait mooier af, vooral bij lagere snelheden, en veert nog zachter. De Thunderstroke V-twin met een machtige 111 cubic inches ofwel 1.811 cc longinhoud onderstreept op krachtige wijze het optreden als nobele roodhuid. Hij loopt boterzacht en soepel en door de als een buffelrug gevormde koppelkromme pakt de V-twin vanuit de diepste krochten van de toerenkelder heerlijk krachtig op. En de Indian is tot in de kleinste details doordacht. Het zadel is van echt leer gemaakt en van stevige stiknaden en sierbuttons voorzien, de stuurarmaturen ogen massief en zijn verchroomd, de uitlaatdempers sluiten perfect aan op de zijkoffers en zelfs de scharnieren van die koffers zijn kleine kunstwerkjes op zich.
Dat betekent overigens niet dat de Harley uit het veld geslagen is. Die heeft net iets meer grondspeling, remt dankzij de elektronische remkrachtverdeling overtuigender, loopt bovenin steviger door en heeft met het uitstekende Boombox entertainment- en navigatiesysteem een niet onbelangrijke extra.
Onder de streep zijn beide motoren precies datgene wat ze pretenderen te zijn en die rol vervullen ze ook nog eens heel goed. Met beide kun je, als je wilt, continenten doorkruisen, alleen of met passagier. Voorwaarde is wel dat je goede wegen kiest en er een overwegend relaxte rijstijl op na houdt. De keuze voor de een of de ander is bovenal een kwestie van smaak. Cowboy of indiaan, waar voel je je het meest door aangesproken?
Belangrijker dan pure functionaliteit is in dit geval echter hetgeen wat deze beide machines werkelijk gemeen hebben en dat is hun vermogen om op de juiste plek en op de juiste tijd een ontspannen avondritje van een extra dosis ‘American Spirit’ te voorzien. En zit je liefste op de duotroon, dan kan ze op haar gemak een boek lezen, een kruiswoordpuzzel oplossen of zelfs een dutje doen. En neem je favoriete muziek mee, want beide zijn voorzien MP3- en bluetooth-mogelijkheden. Dylan, The Boss en ook Bob Marley doen het goed, maar laat Steppenwolf alsjeblieft thuis. Dan is het heerlijk zeilen over de ’s lands wegen en ruil je het eeuwige “Daar aan het eind haal ik nog snel even in en dan heb ik vrij baan” voor “Laat gaan, zo veel haast heb ik niet, het is hier toch hartstikke mooi”.
Het is dus toch gebeurd. Deze ‘Grandes Dames’ hebben ons het hoofd op hol gebracht. De pot op met stadse drukte en prijs-kwaliteit en de pot op met grondspeling en de harde realiteit. En ach, laat die collega’s maar lekker grinniken als wij op maandagochtend nog volledig ontspannen door ‘I shot the Sheriff’ weer op kantoor verschijnen. Weten zij veel. Wij weten in ieder geval zeker dat dit de meest majestueuze vorm van voortbeweging op twee wielen is. Vanaf nu zijn we geestverwanten van alle truckers op de weg en beginnen we iedere dag met steak, gebakken bonen en een peuk. En morgen melden we ons ook meteen aan voor een cursus ‘square dance’. Kortom, we hebben leren zeilen en daarvoor zijn we deze twee oude schepen dankbaar.
Waarom het uiteindelijk dan toch bij een avontuurtje blijft? Misschien kwam het door het moment waarop het audiosysteem van de Indian voor een drukbezocht café besloot om automatisch een zender te zoeken en even later uitgerekend ‘Ticket tot he Tropics’ van Gerard Joling de ether in te slingeren. Of was het de plotseling opkomende gedachte in het zadel van de Harley: “Shit, ik heb de gordel niet om”? Maar waarschijnlijk was het eerder het verlangen naar een vlottere manier van voortbeweging, die toch weer de kop opstak. En dat is niet bepaald het métier van deze beide sofa-cruisers. De blik viel dus alweer snel op het jonge spul in onze duurteststal, afkomstig uit Oostenrijk, Italië en Japan. Die hebben ook zo hun aantrekkingskracht, dat zouden we bijna vergeten. Misschien is het ook wel beter dat de twee Amerikanen alleen even kort op bezoek waren.
Het was een onvoorziene affaire met een voorspelbaar einde. We hebben ons moment gehad en we hebben er van genoten. See ya! Ongetwijfeld zien wel elkaar nog wel eens weer.
MOTOPLUS CONCLUSIE
Voor de Amerikaanse momenten…
Ze zijn wat ze zijn. Twee ‘all-American icons’, die aan deze kant van de grote plas gegarandeerd voor een oploopje zorgen als je ze ergens parkeert. Het moge duidelijk zijn dat er objectief bekeken technisch betere motorfietsen te krijgen zijn voor minder geld, maar daar gaat het hier niet om. Beide zijn heerlijk ‘over the top’ en niet heel erg praktisch, maar dat zal ze een zorg zijn. Het zijn wel zeer geschikte reismotoren met een complete uitrusting, techniek van deze tijd en betrouwbare rijeigenschappen. De Harley-Davidson is de rocker met een uitgesproken V-twin-karakter, vette sound en lekker schuddende blok. De Indian is meer de ingetogen Apache, met een dikke twin en met oog voor detail gebouwd. Beide zijn misschien niet heel geschikt voor alledaags gebruik, maar absolute aanraders voor de echte genieters onder ons.