Vergelijkingstest BMW S1000R – Honda CB1000R – Kawasaki Z1000 – Suzuki GSX-S1000 – Yamaha MT-10
In deel 1 van de grote power-naked-vergelijkingstest (MotoPlus 12/2016) hadden we twee V-twins, een driecilinder-in-lijn en een V4. Alles wat geen vier-in-lijnblok heeft dus. Die gaan namelijk in dit tweede deel de degens kruisen, uitgedaagd door een nieuwkomer: de Yamaha MT-10.
Het zijn de bochtenvreters van de straat. Hoogvermogende naked bikes. Sportieve rijwielgedeelten, veel vermogen en de modernste techniek gecombineerd tot pretpakketten van het hoogste niveau. Deze machines hebben daarbij nog wel een dosis praktische bruikbaarheid behouden en zijn niet zo compromisloos als hun naaste verwanten met clip-ons en volle kuip. Daarvan hebben ze in de regel wel hun motorblok en soms ook nog hun frame geërfd. Dat belooft dus wat.
In het eerste deel kwamen motoren aan de start die geen vier-in-lijn-blok hebben. Uit deze strijd kwam de KTM 1290 Super Duke R als duidelijke winnaar naar voren. Nu nemen dus de power nakeds met viercilinder-lijnmotoren het tegen elkaar op. Waarmee het verhaal in zekere zin teruggaat naar de oorsprong, want meer dan 40 jaar geleden waren machines als de Kawasaki Z900 de eerste hoogvermogende nakeds – maar ja, toen was elke motor een naked. Het duurde daarna niet heel lang of in het Amerikaanse AMA Superbike-kampioenschap streden dikke naakte viercilinders van Japanse makelij in felle gevechten al speedwobbelend om overwinningen op het circuit. Het enige ‘kuipwerk’ waren de enorme nummerplaten waarmee je de rijders zelfs aan de andere kant van het circuit al kon identificeren – de tijden zijn veranderd. Naakte motoren met dikke viercilinders in het frame hebben dus een lange traditie in Japan, en we zien in dit tweede deel van deze test dan ook vooral Japanse motoren, vergezeld van nota bene een BMW – de tijden zijn echt veranderd. Helemaal omdat de S1000R er niet als een luie boxer een beetje achteraan bungelt, maar tot de top in deze klasse behoort.
De BMW wijkt in deze test om nog een reden af van de rest: het is de enige die voorzien is van een semi-actief veersysteem met adaptieve demping. Dat is ook terug te zien in de prijs, want de BMW is met afstand de duurste machine van dit gezelschap. Ook de basisprijs van de S1000R is met €15.351,- al de hoogste van dit vijftal, maar de 160 pk sterke Yamaha MT-10 komt daar met € 14.999,- dicht bij. Die MT-10 is dan ook geen budgetfiets. Hij heeft dan wel geen elektronisch geregeld veersysteem, maar wel het rijwielgedeelte van superbike-broeder YZF-R1, inclusief de hoogwaardige veerelementen daarvan. En het is de enige van deze vijf die niet de conventionele, regelmatige ontstekingsintervallen van 180 graden heeft: door de krukas met 90 graden verzette kruktappen heeft de MT-10 de van de R1 bekende intervallen 90°-180°-270°-180°, met een 90°-V4-geluid en vergelijkbaar gevoel tot gevolg.
In zekere zin valt ook de Honda op in dit veld. Hij heeft als enige een enkelzijdige achtervork, in dit geval iets meer afgedekt door de langere, niet-standaard Akrapovic-uitlaatdemper. Dit accessoire zorgt er samen met het carbonfiber achterspatbord voor dat de Honda met € 15.023,- zelfs iets duurder uitvalt dan de Yamaha. Ook onttrekt de Honda zich met zijn 125 pk aan de pk-race. Het is echter te simpel om hem puur op zijn topvermogen te beoordelen, want het is zeker op straat het totaalpakket dat bepalend is.
Tot nu toe kreeg de Kawasaki Z1000 de prijs voor het meest ruige uiterlijk, maar die bokaal moet hij nu misschien toch afgeven aan de MT-10. Gebleven bij de Z1000 is echter het enorm bullige viercilinderblok, dat met 1.043 cc een kleine 5% dikker is dan de net-geen-1000’s van de concurrentie. Met een opgegeven 142 pk ligt de Z1000 net onder de 146 pk die Suzuki opgeeft voor de GSX-S1000. Datzelfde geldt voor de prijs, die met € 13.299,- het gunstigst is in dit veld. De GSX-S1000 kost standaard € 13.499,-, maar de testmachine is voorzien van diverse kleinere extra’s uit het accessoireprogramma (waarvan het fly screen en de carbonfiber deksels op het motorblok nog de meest prijzige zijn) en dat brengt de prijs op € 14.033,-.
Voordat we de motoren starten, moeten we ook nog even een machine noemen die er niet bij is: de MV Agusta Brutale 1090. Die 158 pk sterke vierpitter hoort natuurlijk ook bij deze illustere club, maar er was ten tijde van deze test helaas geen demo beschikbaar.