Tour de Uhr: Reizen langs horlogefabrikanten
Ze zijn een beetje getikt, deze twee heren. In hun uit de hand gelopen liefhebberij voor een dagelijks gebruiksvoorwerp rijden ze vele honderden kilometers om het perfecte horloge te vinden. Als prettige bijkomstigheid ontdekken ze prachtige motorroutes.
Midden veertig. Dan ben je halverwege, en misschien ook al een eindje daar voorbij. Je weet nooit hoeveel dagen en uren je nog te gaan hebt in je leven. En omdat de klok tikt, hou je je als middelbare man ter afleiding liever bezig met mooi speelgoed. Motorfietsen bijvoorbeeld. Mijn collega Markus Biebricher is zo’n geval. Die heeft net een nieuwe gekocht en staat nu elke ochtend tijdens de gezamenlijke koffiepauze met een brede grijns op zijn gezicht over zijn nieuwe aanwinst te vertellen.
Ik benijd hem, maar helaas staat er bij mij voorlopig niet zo’n grote aanschaf in het vooruitzicht. Jammer. Geen urenlange speurtocht op internet, geen lekkermakend geblader in folders en brochures, niets van dat alles. Dat schreeuwt om compensatie.
Ik speel al een tijdje met het idee om een echt mooi horloge aan te schaffen. Natuurlijk, m’n mobiele telefoon geeft ook de tijd aan, maar echte, mechanische uurwerken doen me gewoon iets. Het soort horloges waarin een soort motortje loopt, zonder batterij en elektronica. Kleine kunstwerkjes die niet na een paar jaar in de prullenmand belanden.
Bij de eerstvolgende koffiepauze vertel ik Markus over mijn plan en hij is meteen dolenthousiast. Geen wonder, want naast onze motorhobby en het regelmatig inruilen voor weer iets anders, is Markus zijn midlife-crisis al een paar jaar geleden te lijf gegaan met een passie voor het verzamelen van mechanische horloges. En dus krijg ik nu een soort opgekropte expertise naar mijn hoofd geslingerd: Zwitserse precisie versus Duitse nauwkeurigheid, handopwindbaar en automatische kalibers, onrust en anker, tandwieltjes… Hooo stop! Dat is wel erg droge techniek allemaal, kan het iets plastischer?
“Natuurlijk”, vindt Markus. “Laten we de motoren pakken en bij de horlogefabrikanten langsgaan!” Hij grijpt elke aanleiding aan om weer op zijn motor te stappen, maar goed. Aangezien ik toch al mijn oog had laten vallen op een in Duitsland gemaakt horloge, hoeven we vast niet al te ver te rijden. Het plan is dus: Markus een leuke toerrit, ik hopelijk een mooi mechanisch horloge. Afgesproken! Gentlemen, start your engines – de ‘Tour de Uhr’ gaat van start!
De smalle wegen door het Zwarte Woud, vaak bedekt met reparatiestroken, maar ook voorzien van vele scherpe, steile haarspeldbochten, nodigen uit tot een intensieve slalomdans. Sapperloot, Markus – de toerrijder – ontpopt zich als ware coureur. Het is niet gemakkelijk om hem bij te houden, maar dan volgt een laatste lang doorlopende bocht bergaf en het plaatsnaambord Schramberg. De eerste stop. Het kleine stadje zou eigenlijk ook Junghans-City genoemd kunnen worden. De eerbiedwaardige gebouwen van de bedrijfsvestiging doen van buiten echter ietwat vervallen aan, sommigen staan ook leeg. Eén vleugel valt in het bijzonder op: een enorme terrassenbouw. We parkeren de motoren, bellen aan en worden na het uitleggen van onze wens voor een bezoek door een vriendelijke dame binnen verwelkomd. Nee, normaalgesproken zouden we niet open zijn voor een publieksbezoek , maar we openen volgend jaar een museum. De vele Junghans-expositiestukken mogen we nu al bekijken, als we willen. Na klar!
Met een ouderwetse open paternoster-lift gaan we naar boven. Het terrassenbouwwerk van 1917 was in zijn tijd overigens een ultramoderne werkplaats; de horlogemakers kregen door de architectuur genoeg daglicht voor hun fijnmechanische vakwerk. Nu valt het gebouw onder monumentenzorg en wordt het gerenoveerd, legt Frau Strömer uit, terwijl ze ons een interessante rondleiding geeft. Buiten het bedrijfsterrein is er een kleine fabriekswinkel met de actuele modellen. Ontwerp, ontwikkeling en assemblage vinden plaats in Schramberg, maar de uurwerken en andere onderdelen worden niet door Junghans zelf geproduceerd, alleen vervolmaakt. Zeg maar met een speciale tuning en afwerking zoals bij handgemaakte special-motoren. Ik laat mijn oog vallen op een sportief roestvrijstalen horloge met keramische delen. Het is voorzien van een Japans uurwerk. Daar heb ik niks op tegen, bij motoren ben ik ook een grote fan van Japanse techniek. En cultmerken als Bimota gebruiken ook bestaande motorblokken, dus waarom niet.
Dit is niet verkeerd voor een eerste bezoek, maar de vonk springt nog niet echt bij me over. Dit in duizendtallen gebouwde horloge kun je bijna overal vinden en ik zoek eigenlijk iets echt bijzonders. Voordat we verder rijden, stelt Markus daarom een kleine omweg voor. We beklimmen met onze motoren een klein weggetje met een stijgingspercentage van meer dan 20 procent, tot aan een kasteelachtig gebouw, thuisbasis van de kleine Lehmann-fabriek. ‘Herr Lehmann’ bouwt eigenlijk precisiemachines voor horlogefabrieken in het dure segment; hij weet dus hoe je een eigen kaliber c.q. uurwerk samenstelt. Daar zou ik dus mijn gewenste exclusiviteit kunnen vinden: in totaal verlaten per jaar slechts zo’n 200 horloges het huis. We krijgen uit massief metaal gefreesde wijzers en wijzerplaten te zien en er wordt uitgelegd hoe de extreem arbeidsintensieve metaalbewerking in z’n werk gaat – lieve help, wat een enorme hoop werk voor een polshorloge! Dan komen we bij de prijs: vanaf 5.500 euro. Kuch, ehh, oké, we moeten zo weer eens gaan, anders worden de motoren koud.
In Engelsbrand bij Pforzheim staat aan het einde van een zeer appetijtelijke bergweg het futuristisch aandoende, met roestvrijstalen platen beklede pand van Stowa. Markus wilde persé in het fabrieksmuseum het originele exemplaar van een leger-pilotenhorloge uit de jaren ‘40 bekijken, dat vanwege het functionele ontwerp als design-icoon geldt. Stowa-chef Jörg Schauer voegt zich bij ons en geeft een spannend historisch overzicht. Hij laat zijn horloges zien, waarbij hij als goudsmid bijzondere waarde hecht aan een robuuste metalen behuizing. Die kun je ook na tientallen jaren dragen nog weer terugbrengen in nieuwstaat. Dat klinkt goed: een horloge voor het leven.
We gaan verder het dal in en verlaten het Schwarzwald. Een saaie Autobahn-etappe richting het Odenwald staat voor de boeg. Reisleider Biebricher belooft dat we daar de mooiste heuvelroutes met bochten in alle soorten en maten onder de wielen zullen krijgen, plus een aansluitend bezoek aan een van de hoofdadressen voor horloge-nerds: Sinn in Frankfurt. Wat de route betreft, weet meestergids Markus me in elk geval te overtuigen. Prachtige bochtenslingers, afwisselende binnenwegen die tussen bossen en weilanden en langs knusse hotelletjes leiden. Kleine stadjes als Erbach met sprookjesachtige vakwerkgevels nodigen uit om er een poosje te vertoeven. En het Odenwald is vergeleken met het Schwarzwald nog niet zo druk met motoren, dus een echte tip voor enthousiaste stuurders! Het etappe-doel Sinn Spezialuhren in het Frankfurtse stadsdeel Rödelheim betreden we door alle bochtenslingers nog ietwat wiebelig, maar bij de rondleiding door de werkplaatsen hebben we weer vaste grond onder onze voeten.
Hoewel de vele feitjes en wetenswaardigheden me ook alweer doen duizelen. Sinn is een nog relatief jong bedrijf uit de jaren 60, dat zich vooral door een extreem intensieve kwaliteitsbewaking heeft opgewerkt. Elk horloge doorloopt meerdere testen voordat het verkocht wordt. Voor sommige duikhorloges worden diepzeeduiken tot bijna 6.000 meter gesimuleerd in een speciale drukkamer. Indrukwekkend. Het automatische kaliber wordt echter net als bij Stowa en Junghans geleverd door dezelfde megagrote uurwerkproducent uit Zwitserland, die waarschijnlijk ook nog honderden andere merken voorziet.
Ik ben een beetje teleurgesteld, want ik dacht dat elke fabrikant zijn horloges echt een eigen karakter, eigen hart gaf. Stel je dit eens voor in de motorwereld: een motorblokkenfabrikant als bijvoorbeeld Rotax heeft een bijna-monopolie. Ongeacht of het nou cruisers of sportmotoren zijn, ze worden altijd door nagenoeg dezelfde motorblokken aangedreven. Dat zou toch erg saai zijn. Anderzijds: een horloge heeft maar één taak – namelijk de tijd zo nauwkeurig mogelijk aangeven – en als het kaliber, dus de motor van het horloge, dat uitstekend doet, waarom zou je dat kaliber dan steeds opnieuw gaan uitvinden? “Gerenommeerde, bewezen kalibers lopen jarenlang nauwkeurig, dan moeten ze door een vakman gecontroleerd en eventueel schoongemaakt en ietsje gesmeerd worden, dan lopen ze weer jaren vlekkeloos. Man, daar loopt metaal op metaal! Om dat zonder grote slijtage zo voor elkaar te krijgen, dat is pure kunst en vakmanschap!”, windt mijn toercompagnon zich op, en voegt er nog aan toe: “We rijden nu naar Glashütte, daar snap je het beste hoe het klokje tikt!”
Halverwege de rit naar het Sachsische Erzgebergte ligt Ruhla aan de voet van het Thüringer Wald. Markus, de oude horlogegek, last hier een stop in, want deze plaats was in de DDR-tijd het centrum van de Oost-Duitse massaproductie van horloges. Alleen al het legendarische kaliber 24 liep meer dan 120 miljoen keer van de band! In een van de historische gebouwen vinden we een klein museum dat de horlogefabricage vanaf de 19e eeuw in beeld en materie heeft uitgestald. Hier begin ik het te begrijpen – en steeds enthousiaster te worden voor deze fijnmechanische wondertjes en de techniekhistorie ervan. Pal boven het museum worden nog horloges van het merk Junkers geproduceerd. Voordat we de toonzaal verlaten, valt mijn oog op een bijzonder mooi model: Bauhaus-stijl, een Japans automatisch kaliber met aanduiding van gangreserve – de resterende actieradius zeg maar – en daarbij betaalbaar. Die bevalt me, zal ik meteen toeslaan? Markus dringt echter aan op verder rijden, de zon schijnt immers en aan beide kanten van het heuvelklimparcours liggen nog heel veel mooie wegen. Hij staat al ongeduldig te toeteren en laat het achterwiel spinnen. Nou vooruit, contact aan, gas erop en verder.
Glashütte. Epicentrum van de Duitse horloge-industrie. Met de motor ben je in een paar minuten door het dorp van zevenduizend inwoners heen, waarbij het ene horlogemerk het andere opvolgt. In het centrum ligt het grote museum. Hier stoppen we en duiken opnieuw in de geschiedenis en techniek van tijdmeetapparatuur. Het museum is fantastisch opgezet en informatief, maar zo langzamerhand wordt het mij teveel een cursusreis. Ik probeer Markus van een vitrine los te weken en merk op dat we misschien bij het tankstation nog een paar blikjes bier voor vanavond moeten inslaan. “Zeker, zeker”, vindt mijn toermaatje, maar blijft al bij het eerstvolgende expositiestuk met opwindmechanisme weer plakken. Bovendien moeten we bij Nomos gaan kijken, zegt hij, die maken hun eigen kalibers, dat zou mij ook kunnen interesseren, als ik iets bijzonders zoek. Oké, ik geef me gewonnen, het bier kan nog wel wachten.
Bij Nomos mogen we het ontstaan van een compleet horloge meebeleven. Ute Fischer-Graf, de PR-dame, legt alle stappen eenvoudig en begrijpelijk uit. Hoewel het bedrijf pas 25 jaar geleden is opgericht, valt de term ‘lange traditie’. Ik ga erop in en ze legt uit dat Glashütter horloges aan bepaalde kenmerken zijn te herkennen: het grootste deel van het werk wordt ter plaatse gedaan, bijzondere slijpmethoden, blauwverhitte schroefjes enzovoorts. Dat maakt ze zo karakteristiek – en tegelijk ook duur. Aii.
In de avonduren sturen we relaxed over tunnelachtige boswegen langs de Tsjechische grens en we eten goulash met Böhmische knödeln. Lekker! Later springen we in het zwembad van het hotel en strekken onze door de intensieve rit geteisterde spieren en botten. Ontspannend. Bij Schwarzbier en een whisky aan de bar verteren we de informatie-overdosis van deze dag. Ik heb het gevoel dat er een uurwerk in mijn hoofd tikt, maar ik heb het bij mij passende model nog niet definitief gevonden. Toergids Markus verklaart bezwerend dat we op de terugweg door Bayern nog pareltjes gaan tegenkomen. We proosten erop, staren nog even voor ons uit en gaan dan slapen.
Het Erzgebergte met zijn slaperige dorpjes laten we achter ons. We verlaten de voormalige Duits-Duitse grens bij Hof en toeren vervolgens door het wonderschone naaldbomen heuvellandschap. Daarna over ogenschijnlijk spontaan gegroeide sluipwegen door de Oberpfalz naar het Bayerische Wald. Dit zijn daadwerkelijk fantastische motorpareltjes. In Regensburg doen we een lunchpauze met een ‘Rostbratwürstchen mit Sauerkraut’ en we slenteren door de bezienswaardige oude binnenstad, voordat we vanaf de stadspoort richting Barbing rijden. Daar, in niemandsland tussen boerderijen en weilanden, daar ligt horlogefabriek Damasko. Ook hier ontstaan compleet eigen uurwerken. De fabriek is nog jong en daarom spannend voor verzamelaars, omdat je nooit weet hoe de prijzen van zulke horloges zich in de toekomst zullen ontwikkelen. De familie Damasko leidt ons zelf rond door de fabriek, waar we het ontstaan van een horloge dus in dubbel opzicht van zeer nabij meemaken. Alles bij elkaar worden per jaar slechts een kleine 3.000 Damasko’s gemaakt. Exclusiviteit heeft echter zijn prijs en mijn favoriet zou mijn bankrekening teveel plunderen. Jammer. In plaats daarvan trek ik nog maar eens wat geld van mijn creditcard om te tanken voor de laatste etappe naar huis. Autobahn op en volgas!
Voorafgaand aan deze toertocht liep ik tegen de website van Steinhart Watches aan. Eerste indruk: flinke klokken, ruime keus en redelijke prijzen. Ze zijn gevestigd bij Augsburg, reden waarom de aanduiding ‘Swiss made’ me verbaasde. Dat moeten we ter plekke eens gaan uitzoeken en we gaan de snelweg af. In de foyer voor de showroom staat een Harley. Günther Steinhart, directeur van de fabriek en Fat Boy-rijder, komt aangelopen als hij ziet dat er motorrijders op bezoek zijn.
“Ach ja, ik parkeer de motor hier, zodat hij goed droog staat. Ik kom helaas nauwelijks toe aan rijden, maar in de zomer ga ik er af en toe mee naar een Biergarten”, vertelt hij spontaan. Wat volgt zijn gesprekken over motorfietsen en verhandelingen over wettelijke kwesties in de horlogebranche. De hartelijke ‘Bayer’ vertelt dat hij veel andere fabrikanten een doorn in het oog is, omdat hij bij dezelfde toeleveranciers inkoopt als een paar Zwitserse luxemerken in de Jura, maar zijn horloges via rechtstreekse verkoop erg voordelig aanbiedt. En omdat de horloges voor 65% in Zwitserland zijn gemaakt, mogen ze het predikaat ‘Swiss made’ dragen. “Is dat geen prijsdumpen?”, vraag ik. “Onzin”, reageert de voormalige architect en horlogeliefhebber fel, “de anderen zijn gewoon te duur!” Ook al vertonen enkele van zijn modellen duidelijk bepaalde gelijkenissen met stijlicoon Rolex (maar dat zie je bij veel andere merken ook), het type Steinhart zelf is een sympathiek origineel en hij biedt liefhebbers van technisch fraai gemaakte horloges geweldige waar voor hun geld.
Wanneer we vanaf Augsburg richting het westen boemelen, maak ik bij het ronken van de motor en het suizen van de wind een resumé op. Ik heb niet alleen genoten van honderden geweldige motorkilometers, maar ook van honderden mooie polshorloges. Ik kon regelrecht in de techniek kruipen en deze kleine technische meesterwerken, bijna wonderwerken zelfs, gaan begrijpen. Zo’n 100 jaar nadat ze grootschalig in gebruik kwamen als dagelijks gebruiksvoorwerp, een ontwikkeling die bijna parallel loopt met die van motorfietsen, wordt deze fascinerende techniekhistorie in musea en bij de bezochte horlogefabrieken zeer levendig overgebracht. In plaatsen als Glashütte en Schramberg voel je de historie al als je er doorheen rijdt. Op onze ’Tour de Uhr’ vonden we bovendien verrassend mooie routes in het Duitse heuvellandschap. Markus kwam dus aan zijn trekken, ik daarentegen kan nu eigenlijk niet meer beslissen. Voor relatief weinig geld bij Junkers of Steinhart een mooi horloge kopen en voor het resterende geld toch maar de tweedehandssites afstruinen op zoek naar een goedkope gebruikte motor? Iets meer investeren in zogenaamde ‘heritage’, dus rijke merkhistorie (Junghans, Stowa) of toch de technisch voor mij meest overtuigende oplossing (Sinn) kiezen? Eventueel nog meer geld erin steken en een exclusief horloge met eigen kaliber kopen (Damasko, Lehmann, Nomos) – en dat dan als erfstuk voor mijn zoons in de familie houden? Ik weet het niet. Eens kijken wat Markus als volgende toerrit in de planning heeft. Misschien moeten we nog een keer op pad, want Duitsland is een horloge-land. En daarvoor hebben we nog tijd genoeg!