Toeren tussen Rijn en Lahn
Vaste prik. Elk jaar gaan Jos en ik een toertje rijden in het buitenland. Dat gaat volgens een vast stramien: ik kies de bestemming en het hotel uit, Jos knutselt dan een mooie route in elkaar. Vroeger op de landkaart, maar tegenwoordig laat hij er z’n computer voor snorren, die de gemaakte route in zijn GPS laadt. Ditmaal toeren we in het Duitse gebied tussen Rijn en Lahn, iets onder Koblenz. Een prachtig gebied op een uurtje of drie rijden.
Vroeger zat er thuis niemand op ons te wachten en konden we een toer nog wel eens een dag of wat laten uitlopen. Bij slecht weer bijvoorbeeld, of juist bij heel móói weer. Tegenwoordig is dat anders, staan de spaarzame vrije motordagen onwrikbaar tussen afspraken in de huishoudboekjes en agenda’s gepland. Dan is het extra zuur als we precies op onze toerdagen door de weergoden worden geplaagd. Zoals vandaag. We zitten aan het ontbijt in ons hotel in Wirges, waar de regen met Duitse precisie en regelmaat omheen valt.
We schenken nog maar koffie bij en buigen ons nógmaals over het GPS schermpje. Maar de hotelier, Johannes Meurer, doorziet onze list. Zelf zal hij op zijn Ducati niet door dit hondenweer gaan rijden, maar hij weet ook dat je door toerdriften bezeten motorrijders niet een hele dag binnen de hotelmuren moet houden, met oog op het wel en wee van meubilair en personeel: “Kom op jongens, de deur uit. Op naar het rijk van duizend-en-één bochten!”
“Maar het regent Johannes!”
“Als engelen reizen, huilt de hemel,” zegt de biker-hotelier wijsneuzerig. En zo trotseren we de regen en het natte asfalt richting Montabaur. Daar buigen we rechtsaf, waarna het Gelbachtal ons opslokt. De ene bocht rijgt zich aan de andere over de zompige valleivloer tussen beboste heuvels.
Na een paar kilometer ontwaar ik tussen de regendruppels op m’n vizier het bordje “Montabauer Motorradmuseum”. Jos heeft het ook gezien: z’n knipperlicht staat al uit naar links.
“Even schuilen voor de regen,” denk ik, maar helaas. Het museum is pas ’s middags geopend. Dan ga ik de motor van Jos maar eens nader bekijken. Terwijl ik op m’n afgeragde BMW GS blijf rijden, komt Jos jaarlijks op een nieuwe motor aanrijden. Dit keer rijdt hij op een blauwe Pan European. Trots toont hij de tellers en wijzerplaten die onder de in verhouding tot mijn BMW ruitje kolossale kuip om aandacht van de bestuurder vragen. Voor mij ziet de console er uit als de cockpit van een Boeing, en met het GPS apparaat sta ik op dezelfde voet als met het telraampje op de eerste dag van het eerste schooljaar. Van de kleuterschool, wel te verstaan.
Jos probeert opnieuw de werking van zijn ‘wegwijsmachine’ aan mij te tonen, toetst wat knoppen in, wijst op de kleurige lijnen op het scherm. “Pieperdepiep!” zegt het ding.
Dan liever de regen in! We zijn hier niet om te pim-pam-petten op dat piepding van hem, we zijn hier om te rijden! Als een verzopen kat door de bochten dweilend probeer ik van de rit te genieten. Tussen de regensluiers schuiven mistflarden, of is het andersom? De wereld is kleurloos, de hemel eveneens. Daar wordt een mens niet vrolijk van. Zeker niet als de regen hardnekkig in mijn laarzen, handschoenen en ondergoed naar binnen sijpelt. Daarbij zitten er tussen de bochten in dit dal een paar geniepige exemplaren, die véél meer naar binnen trekken dan ik bij het aansnijden ervan vermoedde. Regen vermengt zich met klam zweet onder m ’n motorpak.
Nog meer water. Aan het einde van het Gelbachtal slaan we linksaf op de B417, die de slingerende loop van de Lahn volgt.
We steken de schuimende rivier over en storten ons onverwijld op de zigzaggende bochten die op de andere oever door het woud omhoog schieten. We stijgen maar en stijgen maar. Straks rijden we nog pardoes door het wolkendek heen, dat we dan als uit een vliegtuig van de zonnige bovenkant kunnen aanschouwen. Ik zie de foto al voor me: Jos op z’n Honda, zwevend boven de wolken. Geen mens zou het geloven, al zou het wel passen bij het formaat en de uitmonstering van die machine. Met dit soort voorstellingen hou ik er de moed in, maar eerlijk gezegd heb ik er flink de pest in. Het regent maar en regent maar, het water sijpelt steeds verder naar binnen en ik krijg het steeds kouder.
“Kwilnaarhuis!” begint een stemmetje in me steeds luider te klagen. “Kvinnetnieleukmeer!”
Van de gedroomde hemelbestorming komt niets terecht. Loodgrijze regenwolken hangen boven de open hoogvlakte richting Katznelnbogen. M’n humeur zakt verder naar beneden. Nog eventjes en ik nok ermee, rij terug naar het hotel en pak morgen de natte biezen naar huis. Via de kortste route, gewoon over de snelweg.
“Daar heb ik Jos met z’n GPS niet voor nodig,” denk ik kwaad. Ik weet ook wel dat hij niks aan het weer kan veranderen, maar ik moet toch íemand de schuld geven.
We stoppen bij een café met bordje “Biker willkommen!”, maar de zaak is dicht. Wat wil je met dit weer, dan komt er geen hond koffiedrinken.
“Aan de overkant staan kleurige bloemen,” doet Jos opgewekt. Ja, die voelt ook wel dat het water mij onderhand tot de lippen staat, of in ieder geval tot halverwege mijn laarzen. Het is niet moeilijk de geinponem uit te hangen, als je dry & mighty achter de ruit van je Honda 747 zit, handvatverwarming aan, muziekje erbij.
Kom, we gaan weer rijden. Klappertandend troost ik mij met de gedachte dat reizigers in de eeuwen voor ons ook weinig comfort kenden. Door weer en wind geteisterd trok men van hot naar her, in de beschutting van valleien maar ook, zoals Jos en ik nu, dwars over de hoogvlaktes. Het weinige dát we zouden kunnen zien is door regen en mist aan onze spiedende blikken onttrokken. Wat ik van de omgeving kan ontwaren duidt echter op een mooie omgeving, die voor een motortocht zeker de moeite waard is. Als het warm en droog zou zijn. Als de zon zou schijnen. Nog meer regen, nog kouder, nog natter? Het kan me onderhand niet meer bommen. Ik geef me lijdzaam over aan de weergoden, en ploeg automatisch in het kielzog voort dat door de Honda van Jos wordt getrokken. Hier en daar zien we nog wat leuke dingen. Een muurschildering: “Haal je voet van het gas”. Helmen als bloempotten, ergens aan een schutting. Lachen geblazen. Jos vindt het allemaal geweldig. Ik hou me staande middels historische vergelijkingen met Napoleon’s terugtocht vanaf Moskou en de overwintering op Nova Zembla door Willem Barentz.
Als olie in een trechter zakken we vanaf de hoogvlakte in de vallei naar beneden. De B274 slingert langs imposante rotswanden, die druipen van de nattigheid.
“Het lijkt wel iets minder hard te regenen,” zegt Jos. “En de temperatuur stijgt alweer, kijk maar.” Hij wijst met een vinger van z’n kurkdroge handschoen op een van de tellers achter z’n stuurknuppel. Allemachtig, wat heeft die Honda allemaal aan boord.
“Alleen ‘n droogtrommel lijkt te ontbreken,” denk ik mismoedig als ik achter Jos aan sjok richting restaurant Alten Mühle. Eindelijk droog en warm! Terwijl Jos weer fief met z’n GPS in de weer is, peuter ik met verkleumde vingers m’n motorpak los. Laarzen uit en voeten op de radiatoren, die een aangename warmte verspreiden. Hier ben ik voorlopig nog niet vertrokken. Eerst opdrogen en warm worden. Koffie en eten. Als de bestelde Herrentoast wordt voor me staat voel ik zowaar weer iets van mijn befaamde goede humeur weer de kop opsteken. Het ziet ernaar uit dat we de route toch ten einde kunnen rijden.
Welke route eigenlijk? Jos zit alweer driftig op z’n digitale spoorzoeker te rommelen, heeft het over een klein omweggetje hier, nóg mooiere bochten daar en we kunnen er best nog een paar kilometer aan vastplakken, als het droog blijft.
“Geweldige route hè?” zegt Jos, meer tegen zichzelf dan tegen mij. “Heerlijke slingerwegen door het binnenland, straks pikken we een stukje Rijn mee. Maar ik zie een leuke slinger, om via het binnenland een afsteker te maken. We komen dan bij Kamp-Bornhofen weer aan de Rijn.”
Ik vind het best. Mijn lijf is weer warm en droog, en ook buiten het restaurant heeft zich een wonder voltrokken. Flarden blauw sieren het hemelrijk, de regen is overgetrokken. En daar is hij dan: vadertje Rijn, glinsterend in bescheiden zonneschijn. We rijden er vlak langs, tussen Burg Katz en Burg Maus, enkele van de burchten waar dit gedeelte van de Rijn beroemd om is. Daarna pikken we de door Jos geprogrammeerde omleiding door het binnenland op. Fijne omweg, zeker de moeite waard. Alleen begint mij achterwerk zich te roeren, murw van alle nattigheid en ontberingen op het all-road zadel van de BMW. We komen weer aan de Rijn, en pauzeren even op de parkeerplaats direct aan het water. Jos poseert trots voor een van de cruiseschepen die voorbij varen, alsof hijzelf over net zo’n machtige brug met controlepanelen beschikt op zijn Honda. En dan zo’n ruit voor je neus!
De zon heeft definitief onze zijde gekozen, hetgeen Jos inspireert tot enige afwijkende slingers van de geplande route. Eerst nog een stukje langs de Rijn. De ene burcht volgt op de andere op de steile hellingen, slechts door een smalle strook land gescheiden van de rivier. Op een landtong hebben zich bomen in een rij teruggetrokken uit angst voor natte wortels, daar kan ik gezien de ervaringen van vanmorgen alleen maar begrip voor opbrengen. In Braubach slaan we weer af landinwaarts. We ronden de schitterend witte Marksburg, de enige burcht die nooit is ingenomen of vernield aan dit gedeelte van de Rijn. Volgens de legendes klommen de ridders hier vroeger te paard omhoog via een speciaal ruiterpad dat in de steile rotswand was uitgehouwen.
“Dat zie ik Jos met op z’n Honda nog niet doen,” denk ik door pijnen gekweld. Ik weet onderhand echt niet meer waar ik nog een veilig plekje op m’n zadel kan vinden. Geeft niet, we rijden door. Via de bos- en bochtenrijke hoogvlakte van ‘Staatsforst Lahnstein’, waar ergens tussen de talloze bochten en de heuvels de waterscheiding tussen Rijn en Lahn ligt. In Bad Ems stuiten we wederom op laatstgenoemde rivier. Ben ik aan het hallucineren geslagen? Ik ontwaar gouden koepels, als in tsaristisch Rusland. Langs de rivier meen ik statige parken, casino’s en luxehotels te zien. Maar het is geen waanbeeld, door de geleden smarten veroorzaakt. Bad Ems is een statig kuuroord, waar Russische tsaren, de Oranjes uit Nassau en andere adel zich graag kwamen ontspannen. Maar die kwamen dan zeker niet in het doorgezeten zadel van een BMW aangereisd!
Ik krijg de stad met alle pracht en praal tot in de verste uithoeken van de te zien, want er schijnt iets mis te zijn met de GPS van de Honda. Er komt rook uit de cockpit! Of nee: bij nadere beschouwing uit de klaphelm van Jos, die nijdig een beschuldigende vinger uitstrekt naar de Garmin aan zijn stuur. Een helse machine, die zich niet aan de wil en wensen van zijn meester conformeert. Ik hou wijselijk mijn mond, en wacht tot de temperatuur in de systeemhelm weer uit de rode zone is gedaald, en Jos met enkele toetsbewegingen onze vluchtweg uit het stadsgewoel heeft gebaand. Meerdere satellieten ronken op volle kracht daarboven in de blauwe hemel, om ons veilig en wel uit Bad Ems in het prachtige Arzbachtal te loodsen. Hoe dieper we in deze bos- en bochtenwereld doordringen, des te vaker moeten we een tandje terugschakelen om door de bochten te komen zonder met ons hele hebben en houden over het asfalt te schrapen. Ondanks de pijnscheuten zich die vanuit mijn achterwerk naar rug en bovenbenen uitstrekken geniet ik toch van deze prachtige weg, die tovenaar Garmin ons heeft gewezen. Aan het einde pakken we een “kleine afsteker” en zo belanden we weer bij het Montabauer Motorradmuseum, dat zich in een bijgebouw van een prettige herberg blijkt te bevinden. Thans beiden geopend. Het motormuseum bevat een collectie motoren die grotendeels van de plaatselijke veteranenclub afkomstig is. Veel Duits spul natuurlijk, NSU, BMW en dat soort machines.
Jos ontpopt zich in amicale gesprekken met de museummeneer als een echte liefhebber van klassieke motoren; hij blijkt thuis in de schuur een mooi gerestaureerde BMW streep vijf te hebben staan. Ik kan mijn oren nauwelijks geloven. Waarom rijdt hij dan rond op zo’n hypermoderne Honda, in nautische termen een vliegdekschip vergeleken met ’n BMW boxer?
Dringend tijd voor koffie. Met een stevige boterham erbij. Dan red ik het met mijn zere achterkant wel naar het hotel. Maar Jos heeft andere plannen: “Eventjes herberekenen, ik heb nog een aardig weggetje op het oog, het is niet eens érg ver om, en het is tenslotte droog.”
Uit zijn toverdoos komen omzwervingen die ons met een wijde boog rond het hotel voeren. Kannebäcker Land, Westerwald, Windecker Land, ik raak het spoor bijster in het elektronische labyrint waar Jos mij doorheen voert. Op een gegeven moment rijden we zelfs langs het water van de Sieg. De Sieg? Die is toch lichtjaren verwijderd van de Rijn en Lahn? Waar zijn we in Garmin’s naam aangeland? Mijn brein neemt de prachtige stuuromgeving, vol afwisselende bochten en vergezichten nog maar nauwelijks waar. Alle aandacht gaat naar het lichaamsdeel dat direct contact maakt met m’n BMW.
Het is koud en donker als we eindelijk bij het hotel aankomen. Mijn rug en schouders zijn van beton, mijn achterwerk voelt aan als een biefstuk tartaar die onder het zadel van Dzenghis Khan heeft gezeten, in één lange, dolle rit vanuit Mongolië naar Europa. Ik kan nauwelijks uit het zadel komen en kukel daarbij bijna met motor en al om op de parking. Jos wipt vrolijk van de Honda, uit z’n comfortabele zetel waarom een bankdirecteur hem nog zou benijden. En hij zit verdorie zit alweer aan zijn GPS te morrelen! “Even de route saven!” zegt hij monter. Voor onze volgende toertocht weet ik het goed gemaakt: dan huur ik de dikste, zwaarste en meest luxueuze machine die er te krijgen is, met alles erop en eraan. Inclusief een GPS en automatische piloot. En dan gaat Jos mee op z’n oude BMW boxer, achter mij aan. Dan doen we deze tocht nog eens over, voor mijn part in hartje winter…
[kasten]
INFO
Het in dit artikel beschreven gebied ligt grofweg tussen Rijn en de Lahn, midden tussen de diverse bekende streken, zoals de Taunus in het oosten, het Westerwald in het noorden, de Rhein-Hunsrück in het westen en het Rheingau in het zuiden.
Het gebied is erg goed bereikbaar vanuit Nederland, via de snelweg naar Keulen (Köln) en daar dan de A3 richting Frankfurt volgen en dan bij Montabaur de snelweg verlaten. Vanaf de Nederlandse grens sta je binnen drie uurtjes in een prachtig toergebied.
DE STREEK
De hoogvlaktes tussen de door Rijn en Lahn uitgeslepen valleien hebben een afwisselend karakter. Soms kaal en winderig, dan weer met bossen bedekt. Op een paar dorpen na is hier nauwelijks bewoning, maar er lopen van oudsher wel verscheidene wegen doorheen. Oude post- en handelswegen, door de eeuwen heen gemoderniseerd en uitgebreid, zoals de Bäderstrasse (B260) die onder Napoleon tot stand kwam.
De Romeinen trokken in dit gebied hun grens, versterk met wachttorens, verdedigingsgrachten en palissades, waarmee ze de barbaren aan de noordzijde buiten hun beschaving wilden houden. Op verschillende plaatsten zijn daarvan overblijfselen en reconstructies te zien, onder meer bij Bad Ems. Deze Romeinse ‘limes’ staan op de Unesco lijst van Werelderfgoed, net zoals de Middenrijn waar de combinatie van natuurlijke factoren (diepe valleien uitgeslepen door de rivier) in combinatie met werk van mensenhand (wijnbouw, kanalisatie en bovenal de dichtheid van burchten en kastelen langs de rivier) in de wereld hun weerga niet kennen. Dat maakt dit deel van de Rijn een toeristische topper van de eerste orde.
De Lahn is meer in trek bij wandelaars, kanovaarders en andere niet-gemotoriseerde watersporters. Het gebied tussen beide rivieren is voor de doorsnee toerist nauwelijks interessant, maar vanwege het afwisselende landschap en de vele bochtige wegen voor motorrijders juist des te sterker. In feite kun je hier niet verkeerd rijden, want elk weggetje slingert zich mooi door het landschap en ligt er over het algemeen verlaten bij.
TANKEN EN SLAPEN
Direct langs de Rijn en de Lahn barst het werkelijk van de hotels, pensions, campings en benzinepompen. Afgezien van het hoogseizoen levert het dus geen enkel probleem op om hier onderdak te vinden. Bovendien worden motorrijders er doorgaans als graag geziene gasten gezien; steeds meer hotels en pensions in deze streek bieden extra service voor motorrijders in de vorm van kant-en-klare toerroutes, een motorgarage en/of een droogruimte voor de natte kleding.
In het binnenland tussen beide rivieren moet je soms wel een beetje zoeken naar onderdak of een benzinepomp. Hou daar dus rekening mee, zeker wanneer je met een groepje onderweg bent. Of wanneer je al op reserve staat en dan nog het binnenland indraait…
INFO AANVRAGEN
In Nederland kun je voor informatie en brochures terecht bij:
Duits Verkeersbureau
Postbus 12051
1100 AB Amsterdam
Telefonische klantenservice: 020-697 80 66 maandag t/m vrijdag 09.30 uur tot 12.30 uur. Folders bestellen kan via tel: 0900-109 10 29 (€ 0,25 per minuut)
Voor meer informatie kun je – uiteraard – ook goed terecht op het internet. Zoals op de sites:
www.motorrad-museum-montabaur.de
www.rhein-lahn-info.de
www.rlp-info.de
DE ROUTE
Wij reden bijna 300 kilometer door het gebied, en door het iets noordelijker gelegen Westerwald en de meer oostelijk gelegen Taunus. Voor MotoPlus is er een iets ingekorte versie van deze monsterrit van Jos gemaakt en die is als Word-document en als GPS-bestand te downloaden vanaf www.motoplus.nl.
De route begint en eindigt bij het hotel waar wij ook een paar nachtjes verbleven: Hotel Paffhausen, Bahnhofstrasse 100, 56422 Wirges. T 0049 (0)2602 94210; I: www.hotel-paffhausen.de
Plaats hier uw tekst