Toeren Ard
Na de zomer zijn de toeristen uit de Ardèche vertrokken. De streek maakt zich dan op voor een lange winterslaap. Maar voordat het zover is hult de natuur zich in een gewaad van herfstkleuren en vieren de Ardèchois het Feest van de Kastanjes. Wij vieren mee.Na afslag 17 van de Autoroute du Soleil begint de pret. De D104 wordt meteen na Le Pouzin opgeslokt door een nauwe vallei waarin de rivier flinke bochten heeft uitgesleten die de weg braaf volgt. Op de Col de l’ Escrinet volg ik de bordjes Circuit Touristique du Coiron links van de hoofdweg. Veel verkeer komt hier duidelijk niet langs. Op het weggetje in de bergwand liggen in alle rust bladeren en kastanjes, totdat de Harley ze in beweging brengt. Ik kijk uit op heuvels met terrassen voor de landbouw die de afgelopen eeuwen met moeizaam handwerk zijn aangelegd. De D324 brengt me naar Saint-Laurent-sur-Coiron, een adelaarsnest uit natuursteen bovenop een heuveltop vastgeklonken. De ruïne van het kasteel bovenop verraadt dat hier al langer mensen wonen, een bordje naast de kerk verklaart dat dit inderdaad al sinds de paleolithische tijd het geval is. Het dorp Balazuc werd bekend door het boek De Stenen van Balazuc, dat de Amerikaan John Merriman erover schreef. De meeste huizen zijn vakantiewoningen van Parijzenaars en buitenlanders die er enkel in de zomer komen. Nu is het herfst en heb ik de stenen daarom helemaal voor mijzelf. De kasteelruïne en kerktoren bieden een prachtig uitzicht op de rotsen, die zowel door de natuur als door mensenhanden zijn gestapeld en naadloos in elkaar over gaan. Even later dreunt de Streetglide op de brug over de Ardèche, onder de stenen bogen woelt het water. De maanden september en oktober brengen in de Ardèche veel regen, maar vandaag schijnt de zon. Aan de overkant rij ik recht onder de steile rotswanden, die als vestingmuren omhoog rijzen. Mijn onderdak in Vernon heet Mas de la Cigale. Vroeger vormde dit huis het centrum van het dorp, waar de mensen elkaar troffen in het cafeetje, de bakkerij, kruidenierszaak of het postagentschap. Daarvoor zijn er vandaag de dag niet meer voldoende inwoners. Het echtpaar Gohier dat het huis bewoont heeft daarom een paar riante slaapkamers voor toeristen geschapen, die ook van de woonkamer gebruik mogen maken. Terwijl madame mijn avondmaal bereidt, bekijk ik de kastanjehouten meubels en gebruiksvoorwerpen. Er zijn veel gereedschappen om de kastanjes van hun ruwe bolster te ontdoen, daarvan vind ik de leren laarzen met gekartelde messen onder de zolen het mooist. Tijdens het avondmaal draait het gesprek met mijn gastvrouw en -heer om kastanjes, die ook in de streekgerechten zijn verwerkt. Zowel de bomen als de noten spelen in de Ardèche al eeuwenlang een belangrijke rol en in het najaar worden rondom de kastanjeoogst diverse festiviteiten georganiseerd. De volgende morgen rij ik de motor warm tussen wijngaarden, op weg naar het Tanargue gebergte in het noorden. De motor rolt over verlaten kleine wegen zonder vangrail met hoogstens een paar witte stipjes op de middenlijn. Na de pas La Croix de Millet krijg ik een uitzicht voorgeschoteld van kloofdalen en rafelige bergpieken. Ik heb de departementale weg helemaal voor mijzelf alleen, wat trouwens ook in de zomer geen zeldzaamheid is in de Ardèche. Naast me rijst het machtige massief van Le Tanargue op. Dit is het land van steen, de kleuren van dit oermateriaal zijn overal aanwezig. De motor slingert ondertussen speels met de gebogen schaduwen van de elektriciteitsdraden mee het dorpje Jaujac binnen. De stenen huizen laten ook deze plaats homogeen en in harmonie met het landschap ogen. Op het dorpsplein laat ik de motor even staan en volg een deel van het wandelpad naar de rivier de Lignon met gestolde lavalagen die omhoog rijzen. Het wandelpad gaat nog verder naar de jongste vulkaan van Frankrijk, maar die bekijk ik liever vanuit het zadel met een fiks aantal paardenkrachten als reserve. De Franse adel hulde zich eeuwen geleden in gewaden van zijde. Het geïmporteerde spul was echter duur en daarom beval de koning dat Frankrijk zelf zijde moest gaan maken. De Ardèche manifesteerde zich daarom in de teelt van zijderupsen en de verwerking van de ruwe zijde. Hele huishoudens hielden zich bezig met het uitbroeden en voeden van de rupsen, die alleen bladeren van de moerbeibomen eten. Daarom kregen de kastanjes op de hellingen gezelschap van moerbeibomen. Ook de rivieren droegen hun steentje bij aan het proces en leverden energie aan de fabrieken waarin het garen machinaal werd gesponnen. De zijde bracht bescheiden welvaart, maar op den duur ging het met deze industrie bergafwaarts door ziektes van de rupsen en- dat klinkt bekend- door de concurrentie uit Azië. Nu zijn er nog maar een paar zijdeateliers in gebruik, enkel voor toeristen. De meeste oude ateliers staan echter leeg of hebben een nieuwe functie gekregen, zoals het Ecomusée in Chirols. Ik neem de tijd om de tentoonstelling te bekijken over de opkomst en ondergang van de zijde-industrie in deze regio. Best interessant en eigenlijk doodzonde dat er aan het begin ven de 21ste eeuw van beide bedrijfstakken bijna niets meer over is.Een stukje verderop heeft zo’n oude zijdefabriek een andere bestemming gekregen. Antraigues is een schilderachtig dorpje, uiteraard bovenop een rotsheuvel gebouwd, met winkeltjes en horeca die ook buiten het toeristenseizoen zijn geopend. In de voormalige zijdefabriek van het dorp heeft de Vlaamse kunstonderwijzeres Annick Deylgat het lofthotel La Manufacture geopend. De oude stenen muren contrasteren verrassend met modern toegepaste materialen als staal en vooral veel glas. Het concept is heel anders dan ik in de Ardèche gewend ben, met de luxe van een sauna, jacuzzi, Turks stoombad en een enorm zwembad buiten. Ik mag aanschuiven bij een feestmaal, de gasten worden onthaald op traditionele Vlaamse waterzooi. Een zoveelste breuk met de tradities van de Ardèche, wat vinden de gasten daarvan? De meeste die ik spreek vinden de moderne inrichting van La Manufacture juist een verademing. En de ketels met waterzooi gaan glad op, dat zegt ook genoeg. Tenslotte heeft de Ardèche zich door de eeuwen heen altijd weten te vernieuwen, zeker wanneer dat economisch voordelen bood. Ik denk terug aan mijn ontmoeting eerder vandaag met buurman Père Matt, een oude boer die ooit één keer uit de Ardèche weg was gegaan, en dat was om in de Eerste Wereldoorlog in de loopgraven te vechten. Hij roosterde voor ons kastanjes in de houtoven, zijn verwarming en fornuis in één. Hij duwde me dan met zijn eeltige handen gloeiend hete kastanjes in de vingers, maar hij bedoelde het goed. Ruwe bolster, blanke pit. Een kenmerkende eigenschap van de kastanje die ook opging voor de typische Ardèchois Père Matt. En als ik erover nadenk natuurlijk ook voor de streek zelf.Rond Saint Joseph des Bancs gaat de weg als het ware dwars door een kastanjeplantage. Het is een bijzondere gewaarwording om tussen die brede stammen en onder hun machtige bladerdak door te rijden. De stekelige bolletjes op de weg zijn al mijn vriendjes geworden.Meer dan de helft van de Franse kastanjeoogst komt uit de Ardèche. Een leeuwendeel daarvan komt uit les Boutieres, de streek waardoor ik nu op weg ben naar Saint-Pierreville rijdend door de onwaarschijnlijk mooie Glueyre vallei. Hoe is het mogelijk dat ik hier de afgelopen dertig jaar nog niet eerder ben geweest? In Saint Pierreville bekijk ik La Maison de la Châtaigne, één van de vele aan kastanjes gewijde tentoonstellingen in de regio. In het winkeltje aan de overkant sla ik de souvenirs in, gekonfijte kastanjes, tubes en blikjes kastanjepuree en uiteraard een paar flesjes kastanjebier.Met mijn gesteggel over binnenweggetjes raak ik de vaart van de moderne tijd kwijt. De bochten gaan naar hemelsrichtingen en zo nu en dan passeer ik een brede vallei met terrasbouw op de hellingen. Dan weer rij ik door een nauwe kloof waarin het graniet domineert. Er is geen huis of akker te zien, alleen weelderige natuur. Het is al donker als ik het terrein opdraai waar Kees Hoekstra woonwagens verhuurt en verkoopt. Als hij tenminste niet op zijn Harley door de Ardèche aan het rammen is. ’s Nachts breekt er in alle hevigheid een noodweer los en de volgende morgen plenst het nog altijd. Bovendien zit de boel potdicht door de mist. Koffiedrinken in de woonkeuken van familie Hoekstra terwijl de regen op het dakwerk roffelt heeft zijn charme, net als een boekje lezen in de Pipowagen. Maar met een Streetglide voor de deur wil een mens toch graag wat anders. Wanneer de regen iets afneemt neem ik daarom afscheid en baan me door de mist een weg naar de doorgaande straat. Het pad dat gisteren nog op een weg leek ziet er nu uit als de bedding van een flinke beek.Privas is de administratieve hoofdstad van de Ardèche en in zekere zin ook van de kastanje. Want hier begon Clément Faugier in 1882 met de eerste industriële verwerking van kastanjes tot lekkernijen als marrons glacées en crème de marron. Oftewel gekonfijte kastanjes en de zoete kastanjepuree die op de ontbijttafel al snel de pindakaas en hagelslag verving. De productlijn is nog altijd succesvol en wordt zelfs gestaag uitgebreid. Privas is ook gastheer van één van de kastanjefeesten die in het najaar op meerdere plaatsen in de Ardèche plaatsvinden. Tussen de plensbuien door klaart de hemel wat op, terwijl ik door de middeleeuwse binnenstad van Privas loop om het kastanjefeest van dichtbij mee te maken. Deze castagnade heeft meer weg van een braderie of markt dan van een cultureel festival, maar zo hoort dat natuurlijk ook in de Ardèche, streek zonder fratsen.Ik leer al snel dat van de kastanjes, naast gekonfijte versie en puree, ook nog veel andere producten worden gemaakt. Net als vroeger worden ze gedroogd, voor de lange houdbaarheid. Maar ook wordt er meel van gemaakt, waarvan dan weer brood of pannenkoeken worden gebakken. Koken behoort ook tot de mogelijkheden, om zo te eten of tot een heerlijk soepje te verwerken. Daarnaast vind je ze ook meer en meer terug in jam, likeur, bier, gesuikerde crème, biscuitjes, pralines en wat al niet meer. Ook het hout is een industrie op zich, buiten brandstof leent het zich ook zich uitstekend voor het maken van huizen, vloeren, daken, gereedschappen en opbindstokken voor wijnranken. Jonge loten en bladeren worden bovendien als veevoer gebruikt en uit de boom zelf wordt ook nog tannine gewonnen voor industriële doeleinden. Niet verwonderlijk daarom dat de ‘broodboom’ bescheiden welvaart in de Ardèche bracht en mensen in barre tijden hielp te overleven.Kastanjebomen kunnen wel duizend jaar oud worden, maar de meeste exemplaren in de Ardèche zijn slechts een paar eeuwen oud. En daar rij ik dan zomaar langs op de motor, op weg naar de hoogvlaktes in het noordoosten. Kastanjes rollen met keien van de bergen op de weg of worden er door de regen op gespoeld. Als het een paar uur achtereen flink regent stijgt het water in de valleien snel. De huizen lopen onder, wegen en bruggen worden overspoeld en het water spuit aan alle kanten uit de bergen. De rivieren in deze regio zijn in de zomer nog tamme stroompjes die over brede beddingen van rondgeslepen stenen meanderen, maar na hevige regenval veranderen ze in monsters die zich vanuit de bergen naar beneden storten en alles op weg meesleuren en vermorzelen. De rotsbodem van de Ardèche laat nauwelijks water door en in de nauwe valleien stijgt het waterpeil daarom razendsnel.De steenklomp voor me genaamd Gerbier du Jonc bestaat uit allemaal duidelijk zichtbare steentjes. De berg oogt als ‘Het Ding’ uit de stripverhalen van de Vier Verdedigers, die ik verslond toen ik hier als puber zonder rijbewijs met mijn ouders kwam. In de tussenliggende tijd heb ik op mijn eigen motor talloze kilometers door de omgeving gereden. Toch presenteert de streek me buiten de onderhand bekende plaatsen bij elk bezoek weer nieuwe uitzichten en ontdekkingen. Ik heb de afgelopen dagen over bergwegen gedaverd waarvan ik het bestaan niet eens vermoedde. De route naar Gerbier du Jonc rij ik niet voor het eerst, maar het landschap lijkt zich een compleet nieuwe gedaante te hebben aangemeten. Over de ruige hoogvlakte raast de voorbode van de komende winter, La Burle heet die wind. De spaarzame boerderijen lijken op forten met metersdikke muren, kleine ramen en daken die zich in de grond lijken te begraven. Een van die hoeves heet Bourlatier, in het toeristenseizoen een openluchtmuseum,maar nu zijn de deuren en vensters hermetisch gesloten in afwachting van de winter.Het harde, onvergeeflijke leven vroeger op deze hoogvlakte wordt mooi geïllustreerd door robuuste boerenhoeves als deze. Zelfs het dak is van leisteen. Het klimaat is hier te rauw voor landbouw, dus moest men het hebben van wat aardappelplant en veeteelt. Hier hield men schapen, een handvol varkens voor de worst die in de winterwind snel droogde en een paar koeien van een taai, inmiddels uitgestorven ras, La Mézine genaamd. In de winter stonden de dieren binnen omdat ze anders zouden doodvriezen en de kans groot was dat ze door bolbliksems werden getroffen. Mensen als Père Matt zaten rond de open haard die tevens als kook- en rookplaats dienst deed. Hoeveel verhalen zijn hier niet verteld terwijl stormen de dikke muren geselden die onder metershoge sneeuwlagen bedolven waren? Hoeveel kastanjes zijn er niet op het vuur gepoft? De wind is hier heer en meester en de weg blijft klimmen. Het smalle asfalt vertoont nog steeds sporen van de afgelopen winter, de witte struiken kondigen de komende ijstijd aan. De zomer lijkt hier in een vloek en een zucht voorbij. Welke van de bergen rondom me zich nu Mont Mézenc mag noemen weet ik niet. Er staan hier ook zoveel grillige rotsformaties. Croix des Boutières biedt me een panorama van bijna bovenaardse schoonheid. Het uitzicht doet rillingen langs mijn ruggengraat lopen, zo mooi is het. De Ardèche verlaten is altijd even een moeilijk moment, maar nu helemaal. Als ik weer op de Streetglide stijg is het zicht ineens wazig. Wat is dat nou? Traantjes? Door die ijzige wind natuurlijk! Maar daar breekt alweer een glimlach door. De V-twin rochelt tot leven en terwijl de motor zich in beweging zet weet ik dat er de komende dertig jaar nog heel wat in de Ardèche te ontdekken valt. Een geruststellende gedachte!________________________________________[INFOKASTEN]INFODe Ardèche is bij Nederlandse vakantieganger inmiddels redelijk bekend. Dan hebben we het echter wel voornamelijk over het zuidelijke deel van dit Franse departement met z’n beroemde vakantieplaatsen en de Gorges de l’Ardêche. Het noordelijke deel laat men meestal links liggen, daar is toch niets te beleven zo lijkt de algemene teneur. Dat mag dan voor de gemiddelde toerist zo zijn, maar voor motorrijders gaat dat verhaal absoluut niet op.De wegen voeren over uitlopers van het Massiv Central en lijken wel spaghettislierten. Mooi om te rijden en met de beeldschone natuur rondom de wegen is er een heleboel te zien. Ook aan cultureel erfgoed is er in de Ardèche geen gebrek. Het departement ademt een en al historie uit, iets dat je zelf kunt ervaren in de vele musea die het gebied rijk is. En uiteraard kom je ook op gastronomisch vlak niets te kort.OVERNACHTINGSADRESSENHet aanbod van hotels, pensions, gîtes en campings etc is bijzonder ruim en voor elke portemonnee is er wel wat te vinden. Voor trekkers zijn de Campings Municipal een prima uitkomst, redelijk basic zonder veel poespas dat wel, maar ook schoon en relatief goedkoop. Prima voor wanneer je enkel op doortocht bent daarom. Ook de volgende adressen zijn een aanrader: Le Mas de la CigaleLa Croix07260 VernonT +33 (0)475-396 869I www.lemasdelacigale.com La Manufacture07530 AntraiguesT +33 (0)475-387 735I www.ardechemanufacture.comStacaravans Kees HoekstraQuartier Sarrasset07000 AjouxT +33 (0)475-668 034I www.roulottes.nlCONTACTToeristenbureau Ardèche (Ardèche Tourisme)4 Cours du PalaisF-07000 PrivasFranceT +33-(0)475-640 466I www.ardeche-guide.comFrans Verkeersbureau te Amsterdam:Maison DescartesVijzelgracht 2A1017 HR Amsterdam T 0900-112 2332E info.nl@franceguide.comI www.maisondescartes.com