Tips & Tricks
COLUMN RENÉ VAN BENTHEIM
BOCHTJES PIKKEN
Zoals je weet is een motor een eensporig, tweewielig evenwichtsvoertuig. Om een goede referentie voor dit evenwicht te hebben, is het belangrijk om je hoofd zoveel mogelijk horizontaal te houden. Rechtuitrijdend doe je dat ook meestal wel, maar in bochten wordt dit nog belangrijker. Probeer maar eens om ook je hoofd te kantelen in bochten, bijzonder vreemd kan ik je vertellen. Doe het dan ook niet in het verkeer….
Een goede kijktechniek is sowieso van belang. Het begint al met het scannen als je een bocht nadert.
Je kijkt dan vaak meerdere keren de bocht in en zo mogelijk ‘door’ om te kijken hoe scherp de bocht is en wat er aan verkeer rijdt. Heb je dat gedaan, zorg dan dat je ‘klaar’ bent, wat zoveel wil zeggen als de juiste snelheid en versnelling kiezen. Omdat er geen bordjes staan met de juiste snelheid voor een bocht en die snelheid voor iedereen ook verschillend is, gaat hier een stukje ervaring meetellen. Probeer echter aan de veilige kant te blijven. Ander verkeer, voor je of tegemoetkomend, zegt vaak al iets over bochtsnelheden. Verder voelt het goed om er in een bocht achter te komen dat er nog wel een snuifje gas bij kan. Dat is in ieder geval een beter gevoel dan klotsende oksels en/of samengeknepen billen.
Heb je de voorbereidingen achter de rug, dan is het tijd om te kantelen. De motor rustig insturen door druk op de binnenkant van je stuur uit te oefenen en gelijkmatig in te kantelen. Houdt de motor daarbij neutraal trekkend, dus niet versnellen of vertragen. De motor is dan erg stabiel en zal de lijn kiezen, die jij in je hoofd hebt. Vertraag je, dan wil de motor naar binnen en accelereer je, dan wil de motor juist naar buiten. In beide gevallen moet je als bestuurder corrigeren, wat weer van invloed is op de stabiliteit van het geheel. Je blijft dan zoeken naar het eind van de bocht. Ik zie nogal eens dat motorrijders een punt in de bocht zoeken, daar naar toe rijden en dan op zoek gaan naar het volgende punt. Dan kun je nooit een vloeiende bocht rijden. Je rijdt dan meerdere bochten in een bocht, met daarbij dus wisselende krachten. Op het moment dat je het eind van de bocht ziet komen, stuur je iets naar de binnenkant door een fractie meer druk op het stuur te zetten en vervolgens geef je gas, waardoor de motor zich zal gaan oprichten. Daarbij blijf je zoeken naar een in de verte gelegen punt. De drie ‘K’s’ nog even op een rijtje: Kijken, Klaar zijn en Kantelen. Mis je de eerste ‘K’, dan worden het al snel de drie ‘F’s’ van F..k, F..k en F..k.
De zithouding is ook niet geheel onbelangrijk om stabiel en vlot een bocht te rijden. Kort door de bocht heb je drie varianten. De ‘mee-leun-methode’ wordt het meest gebruikt op de weg, waarbij je recht op de motor zit en meebeweegt in de bochten. De ‘tegen-leun-methode’ gebruik je meestal bij het korte manoeuvreerwerk, waarbij de snelheid laag is en je de motor veel afschuint. De ‘in-leun-methode’ zie je meestal op circuits en wordt onder andere gebruikt om de grondspeling te compenseren. Probeer op een ruime plek de verschillende methodes maar eens uit, dan ontdek je ook de verschillen in het gedrag van je motor. Daarnaast is het van belang om met de voeten, billen en knieën zoveel mogelijk contact te zoeken met de motor. Het bovenlichaam moet zo ontspannen mogelijk zijn. De motor zal bijvoorbeeld reageren op stijve, opgesloten armen. Maar het allerbelangrijkste bij het juist rijden van bochten is misschien wel ervaring. Gun je zelf de tijd en ruimte om die (hernieuwde) ervaring te krijgen, en vraag je na een rit af of het goed is gedaan of goed is gegaan.
René van Bentheim is docent rijopleidingen Motorvakgroep van de Politieacademie en laat vanaf deze plek regelmatig zijn licht schijnen op verschillende verkeerssituaties