Slag om de Schelde
Met een tweetal Royal Enfields, Interceptor en Continental, rijden we over afgelegen Zeeuwse wegen. Het landschap is kaal, de uitzichten wijds. De namen van de motoren kunnen niet toepasselijker zijn. We zijn op zoek naar de sporen van een bijna vergeten veldslag. Tijd voor een herwaardering in de geschiedenisboeken, want de slag om de Schelde bleek van essentieel belang om de Tweede Wereldoorlog tot een goed einde te brengen. Maar zijn die sporen nog te vinden, of voorgoed uitgewist?
Wie denkt aan zware tijden en Zeeland, maakt automatisch de gedachtesprong naar de Watersnoodramp van 1953. Negen jaar eerder echter speelden de Zeeuwen een cruciale rol in de overwinning op de Duitsers in Europa. Een keiharde strijd, met duizenden slachtoffers, die in de loop der tijden langzaam in de vergetelheid is geraakt. Dankzij een nieuwe, Nederlandse speelfilm en een prachtig bevrijdingsmuseum komt daar nu verandering in. De Slag om de Schelde vertelt het verhaal van de hevige veldslag om de verovering van de monding van de Westerschelde, Walcheren, Noord- en Zuid-Beveland en Zeeuws Vlaanderen. Cruciaal voor de geallieerden, om toegang te krijgen tot de al eerder heroverde haven van Antwerpen. Essentieel voor de Duitse bezetter dus, om de verovering van Duitsland te vertragen. Het resultaat was echter voor de strijdende partijen en de Zeeuwse burgerbevolking gelijk. Tienduizend doden en een ondergelopen, kapotgeschoten en verwoest Zeeland.
Het is vroeg in de ochtend, de temperatuur net boven het vriespunt, de wind ijzig koud uit het Oosten en al hijgt het voorjaar in onze nek: winterhandschoenen en drielaags textiel winnen het vandaag vooralsnog van een leren jack en motorjeans. Gezien het thema van de rit van vandaag komen we er nog genadig vanaf. Ruim 76 jaar geleden, tussen 2 oktober en 8 november 1944, was het herfstig, nat en smerig koud in het voorportaal van de hongerwinter. We klagen dus niet als we afzakken naar het zuidwesten, eerst een fikse portie snelweg, om daarna via de A58 via Zuid-Beveland diep Zeeland in te duiken. De twins van Royal Enfield tikken daarbij probleemloos kilometers weg, het gebrek aan enige vorm van windbescherming is een garantie om onverhoedse snelheidsboetes in de kiem te smoren, helemaal met een bak frontale tegenwind als extraatje van moeder natuur. De eerste afslag, en meteen de aftrap van onze historische bevrijdingsrit, bevindt zich in Nieuwdorp. We zijn uitgenodigd door de mensen achter Het Bevrijdingsmuseum, waar gids Adrie Jonker speciaal de deuren open gooit om ons deelgenoot te maken deze zwarte bladzijde in de Zeeuwse historie. Hij neemt ons mee naar die donkere tijden in 1944.
Het Bevrijdingsmuseum oogt nog wat verloren; een moderne vijand genaamd Covid-19 heeft zich nog lang niet teruggetrokken en om die reden heeft ook dit museum de deuren moeten sluiten voor bezoekers. En dat is niks voor Adrie, die er alles aan gelegen is om zoveel mogelijk mensen te vertellen wat zich ruim 76 jaar geleden in deze contreien heeft afgespeeld. Daarbij is het Museum zoals het er nu bijstaat nauwelijks open geweest: eind 2019 werd Het Bevrijdingsmuseum officieel heropend na een flinke verbouwing, om een paar maanden later alweer op slot te gaan. “Goed dat jullie er zijn om dit op te schrijven, zo komt het verhaal van de Slag toch weer naar buiten”, verklaart Adrie. Maar dat is niet de enige reden. Ook Jan Lievens zit op gepaste afstand aan tafel, in de functie van ambassadeur voor de film die enige tijd geleden is gemaakt over dit slagveld: de Slag om de Schelde. Met een budget van dik 14 miljoen euro meteen de op een na duurste film uit de Nederlandse filmgeschiedenis. Meteen na de première gingen helaas de bioscopen dicht, maar ook dit verhaal wacht geduldig tot de bioscopen weer open gaan. Het verhaal van de slag om de Schelde komt dus naar buiten, eindelijk, maar dat het zo lang geduurd heeft is merkwaardig, helemaal voor een veldslag die van minstens zoveel belang is geweest als Operatie Market Garden. Het was vooral de film A Bridge Too Far die ervoor zorgde dat deze slag in het publieke brein verankerd werd. Datzelfde medium moet er nu voor zorgen dat ook de slag om de Schelde niet meer vergeten wordt. Jan Lievens wist er in Zeeland de handen voor op elkaar te krijgen én de begroting rond te krijgen: “Dit is een belangrijke tijd, want zo veel mensen die de oorlog hebben meegemaakt zijn er tenslotte niet meer over. Wie vertelt de jongeren over de strijd die hier is geleverd? Samen met Het Bevrijdingsmuseum ligt daar dus echt een taak. Het is niet voor niets dat een (fictief) verhaal van drie jongeren in de film de hoofdrol speelt, wél in kloppend historisch perspectief uiteraard. En er zijn lespakketten ontwikkeld voor de bovenbouw van het middelbaar onderwijs. Duizenden zijn hier in Zeeland gesneuveld voor de vrijheid heel Europa.”
In vogelvlucht neemt Adrie ons dus nog even mee terug naar die helse winter van 1944-1945. Na de snelle opmars van de geallieerden vanuit Normandië richting België en Nederland, stokte de opmars bij de Nederlandse rivieren. “De hoop op een snel einde van de Tweede Wereldoorlog bleek vervlogen na de landingen bij Nijmegen en Arnhem voor Operatie Market Garden. De geallieerden zaten vast en ineens werd de noodzaak van een haven in de buurt van groot belang om de doorstoot naar Duitsland niet definitief tot stilstand te brengen. De haven van Antwerpen zou daarvoor ideaal zijn, deze stad was immers al op 4 september 1944 bevrijd en de haven redelijk ongeschonden ingenomen. Maar dat was vooralsnog niets waard, want om de haven te kunnen bereiken moet de Westerschelde bevaren worden en aan beide zijden zijn de oevers nog bezet door de bezettingsmacht. En die waren niet van plan om daar zomaar weg te gaan.”
Generaal Dwight D. Eisenhower begreep dat als geen ander toen hij riep: ‘Zonder Antwerpen geen Berlijn’. Adrie: “Het veroveren van de Schelde werd topprioriteit, om te beginnen met het gebied ten noorden van Antwerpen, om de toegang tot Zuid-Beveland veiligstellen. Daarna was het de beurt aan de ‘Breskens Pocket’, het meest zuid-westelijke puntje van Nederland. Daar zaten nog 10.000 zwaar bewapende Duitsers, die tot overmaat van ramp ook nog grote delen van het land onder water hadden gezet en de Canadezen, die gestuurd waren om deze klus te klaren, boekten maar moeizaam vooruitgang. Met vlammenwerpers en amfibievoertuigen en ten koste van 600 burgerdoden werd de zuidoever tenslotte op 3 november veiliggesteld.” De overkant bevrijden van de bezetter bleek nog zwaarder. Adrie: “De strijd om Zuid-Beveland en Walcheren was vreselijk. Na de oorlog zouden de geallieerden verklaren dat ze hier de zwaarste omstandigheden tegenkwamen. Half Walcheren werd onder water gezet en er was maar één manier om vanuit Zuid-Beveland door te steken naar dit eiland: via de Sloedam. Een reepje grond van niks met slikken en een ijskoude zee aan beide kanten. Intussen bombardeerden de Engelsen alles wat los en vast zat, van Vlissingen stond na de strijd nog maar één huis overeind. Uiteindelijk is er bijna twee maanden gevochten om de toegang tot de Westerschelde. Dat koste het leven aan 2.283 burgerslachtoffers, 3.231 geallieerden en 4.250 Duitse soldaten.”
Met deze indrukwekkende cijfers in gedachten stappen we de motor weer op. Adrie kent iedere meter van dit terrein op z’n duimpje en beheert een schat van ook de ‘kleine’ verhalen, van plaatselijke verzetsdaden, bizarre toevalligheden en tal van gruwelijke offers die de Zeeuwen hier hebben moeten brengen. We rijden naar de Sloedam, een strook van slechts één kilometer lang en 45 meter breed, misschien wel het zwaarst bevochten stukje Nederlands grondgebied. Zes dagen lang werden Poolse, Britse en Canadese soldaten hier neergeschoten voordat er eindelijk een weg naar Walcheren open lag. De dam ligt er nog en voor wie geen weet heeft van het vergoten bloed, is een prachtig monument opgericht. Wij staan er even stil. Zon, een bries over het vlakke Zeeuwse land, niets herinnert nog aan lang geleden.
Dan verder, binnendoor naar Westkapelle. Verlaten en leeg, hier genieten we van het landschap en die heerlijke motorweggetjes binnendoor doen bijna vergeten dat het hier in oorlogstijd kaal, vernietigd en ondergelopen was. In Westkapelle stuiten we op een aantal herdenkingstekens. Maar die van molen De Roos maakt toch wel de meeste indruk. Hier kwamen op 3 oktober 1944, 47 doodsbange dorpsgenoten in de kelder van de molen schuilen voor een gruwelijk bombardement. Nadat de molen was geraakt door een voltreffer en volledig instortte, kwam tot overmaat van ramp ook het water. Dat steeg langzaam maar zeker, maar niemand kon meer vluchten. Slechts twee mensen en een baby overleefden dit drama. Een genadeloze ramp.
Terug naar Vlissingen, via Meliskerke, Grijpskerke, Poppendamme, Koudekerke en eindeloze polderweggetjes naar het invasiestrand, Uncle Beach. Hier landden de geallieerde troepen om de bestormers van de Sloedam wat lucht te geven. Binnendoor verder naar Terneuzen, een eindeloos gemakkelijke oversteek tegenwoordig, voor een paar grijpstuivers rijd je naar de overkant. Via het verzetsmonument op de sluizen kiezen we weer voor het vlakke land voor een rondje Zeeuws-Vlaanderen. Zelfs zonder oorlogsgeschiedenis tussen de oren is dit stukje Nederland altijd de moeite waard voor een bezoek. Via Terneuzen binnendoor naar Philippine, stukje rijden over de grens met België, dan weer naar boven naar Biervliet en Hoofdplaat, twee plaatsen ten westen van de Braakman, een zee-arm die de opmars van de geallieerden ernstig belemmerde. Toch kregen ze het voor elkaar om met Buffalo’s, door vliegtuigmotoren aangedreven amfibievoertuigen, over te steken en tussen deze dorpen langzaam maar zeker de bezetter terug te drijven. Daarbij werd stevig gevochten, waardoor Biervliet uiteindelijk half in puin achterbleef, evenals het buurtschap Driewegen.
Het monument op de Scheldedijk staat er nog onverzettelijk, als de laatst overgebleven stille getuige. We steken door naar Breskens dat net als Oostburg, Schoondijke, IJzendijke en Sluis door de geallieerden voortdurend werd gebombardeerd. De bevrijding zou door de Zeeuwen onevenredig zwaar betaald worden, burgerslachtoffers werden door beide partijen nu eenmaal als onvermijdelijk beschouwd. Vooral Sluis had het zwaar. 61 bewoners verloren daar het leven tijdens het bombardement van 11 november. Het stadje werd compleet verwoest, terwijl er geen Duitser te bekennen was. Schuilen in ondergelopen kelders bleek vaak de enige mogelijkheid: wie zich buiten waagde had een grote kans om beschoten te worden, door de Duitsers of Geallieerden die soms moeilijk vriend van vijand konden onderscheiden. Wij parkeren de Enfields nog even bij het Oorlogsmonument van Breskens. 11 september 1944 kwamen daar 183 burgerslachtoffers om het leven bij een bombardement van de geallieerden, relatief gezien meer dan in iedere andere plaats in Nederland.
We rijden terug, richting het onvermijdelijke noordwesten. De woorden van Adrie spelen nog even door mijn hoofd. Waarom is deze slag toch zo onbekend eigenlijk? Het bombardement op Rotterdam, de slag om Arnhem, de Jodenvervolging, al die zaken die een prominente plek in de geschiedenisboeken hebben gekregen. Terecht, natuurlijk! Maar dat geldt toch ook voor dit hoofdstuk uit de oorlog? “Je moet natuurlijk niet vergeten wat er slechts negen jaar later gebeurde hier in deze contreien. De Zeeuwen waren de klappen van de oorlog nauwelijks te boven gekomen toen de dijken braken tijdens de stormvloed van 1953”, aldus Adrie. “Dát is de ramp die in het Nederlandse geheugen terecht is gekomen. Dat heeft de oorlogsgeschiedenis misschien een beetje vervaagd. En vergeet de Zeeuwse volksaard niet. Zeeuwen zijn werkers, geen praters. Gewend om in een uithoek te wonen, op zichzelf te rekenen.” Hoog tijd dus om deze geschiedenis onder het tapijt vandaan te halen en de aandacht te geven die het verdient. Terwijl de twins ons weer naar de A4 manoeuvreren, laten we Zeeland achter ons. Een provincie die voor motorrijders gemaakt lijkt en daar vandaag een ontroerende geschiedenis aan toevoegt.