Ruud Beeke – Kawerda 498 Composizione
« Terug naar Mijn TrotsLiefde maakt blind, zo luidt het gezegde. Ruud Beeke (48) kan daarover als geen ander meepraten, ondanks dat zijn Laverda 650ie Kevlar Sport nogal eens wat nukken vertoont, is het echt zijn motor: “Hij rijdt zo fijn!” In 2012 lijkt de relatie echter definitief ten einde wanneer de krukaslagers van de Italiaanse schone kapot lopen. Een Kawasaki GPZ500 brengt echter redding.
“Na een aantal motorloze jaren kwam ik in 2002 bij Motorhuis Safe in Rotterdam een Laverda 650ie Kevlar Sport tegen. En die trok direct mijn aandacht. In ’94, toen was de 650 net uit, stond er eentje op de Motorbeurs Utrecht en toen al vond ik dat zo’n waanzinnig mooi ding. Er was weinig over bekend, en na de beurs ben ik ‘m een beetje uit het oog verloren, nooit meer gezien of er iets over gehoord. Tot die dag in 2002, en toen wilde ik hem ook direct hebben. Best opvallend, want tot dan toe had ik eigenlijk alleen maar choppers gehad. Ook nu heb ik er nog eentje, maar daar rijd ik ook anders op. ‘Tachtig is prachtig’, is dan het devies. Maar die Laverda, dat is anders, die vond ik zo mooi. Die lijnen alleen al, prachtig. En dan zo licht met een tweecilindertje, ja, daar ga ik ook echt op los. Wat ‘m ook aantrekkelijk maakte, was de exclusiviteit, je zag ze natuurlijk niet heel veel. Echt een leuke motorfiets waar ik heel wat kilometers mee maakte. Veel weekenden weg met vrienden, veelal naar het buitenland. Nederland is toch vooral een golfplaat, drempel na drempel, dan is het in het buitenland toch veel leuker rijden, de Ardennen en de Eifel bijvoorbeeld. Daar komt ‘ie ook veel beter tot zijn recht. Zo’n tien jaar reed ik er tot volle tevredenheid mee, al ging dat lang niet altijd vanzelf. Van een lekke koppakking tot een probleem in het laadstroomcircuit, waardoor er elk jaar een nieuw accu in moest, echt ieder jaar ging er wel iets kapot. Mijn vrouw heeft meerdere keren gezegd: ‘Doe dat ding toch weg, er is altijd wel wat mis.’ Maar ik was er gek mee, hij rijdt zo lekker. Na een jaar of tien echter, begonnen de krukaslagers toch wel wat heel erg verontrustende geluiden te maken. Een bekend probleem van die blokken. Heb ik Laverda-specialist Gijs van Dijk gebeld voor een blokrevisie, maar dat zou een paar duizend euro gaan kosten en dat had ik er niet voor over. Bijkomend probleem was dat er geen vervangingsblokken zijn. Nou ja, die zijn er wel, maar dan ook met kapotgelopen krukaslagers. Dan maar een ander blok erin. Ben ik eerst op zoek gegaan naar een BMW F800-blok, maar die paste nét niet tussen de framebalken, was twee centimeter te breed. Toen opperde m’n broer het idee om eens naar zo’n GPZ500-blokje te kijken. Een vijfhonderdje weliswaar, maar wel 60 pk, dus ging ik er maar vijf op achteruit, dat is te behappen. En bovendien koop je zo’n blok voor een appel en een ei. In Sint Annaland vond ik een complete motor. Rolmaatje mee, beetje met de smoes dat ik kwam kijken, maar eigenlijk kwam ik om te meten of het ging passen. En dat ging het. De man had een eerlijk verhaal en het ding zag er verder prima uit, dus voor zeshonderd euro had ik een complete motor. Alle losse randonderdelen heb ik vervolgens verkocht, kreeg ik ook nog driehonderd euro voor. Onder de streep had ik dus echt voor weinig een goed lopend donorblok. In de winter van 2012 ben ik begonnen met de inbouw. Het blok zelf zat er eigenlijk zo in. Paar vulbusjes en wat schetsplaatjes, ketting uitlijnen en dat was het. Die ketting zit overigens wel nu aan de andere kant, maar dat was een kwestie van het achterwiel omdraaien. Vervolgens kwamen er alleen toch wel allemaal dingetjes op mijn pad, die wat meer tijd kosten. Het Laverda-blok bijvoorbeeld is lucht- en oliegekoeld, het GPZ-blok niet. Dus moest er een radiateur met aan- en afvoerleidingen op komen. Erg krap. Ik heb daarvoor zelfs een klein stukje van het spatbord moeten halen, maar nu past het net. Verder heb ik de kabelboom helemaal moeten aanpassen, een andere brandstofpomp moeten monteren en een volledig nieuwe uitlaat inclusief bochten moeten maken. Ik heb daarbij de nieuwe demper onder het blok laten uitkomen, want ik wilde geen uitlaten meer zien. Dat was echt een eis. Op de dynojet is het blok vervolgens afgesteld, na vier runs had ik ‘m helemaal goed. De twin leverde precies 55,55 pk aan het achterwiel. Toen was het alleen nog een kwestie van keuren. Dat ging de eerste keer nog mis, het blok produceerde 103 decibel, terwijl het er maar 95 mogen zijn. Van plaatstaal heb ik toen een soort tussendemper gemaakt, daarmee zat ik op 92 decibel en kreeg eindelijk een kenteken. En sindsdien is het rijden, rijden, rijden!”