Roel Noordam – Harley-Davidson Road King

« Terug naar Mijn Trots
Hoewel Roel Noordam (57) al op jonge leeftijd in de ban was van Harley-Davidson, stond er nooit één bij hem in de schuur. Hoe mooi de Vlaardinger ze ook vond, door de verhalen over het lekken van olie, een achterste cilinder die gloeiend heet werd en het vele sleutelen dat nodig was om de Amerikaanse toerfietsen op de straat te houden, was een Harley niet aan hem besteed. Dat veranderde toen hij een oude MotoPlus onder ogen kreeg waarin de Harley-Davidson Road King met vlag en wimpel voor de 50.000km duurtest slaagde.

“Na jaren op BMW’s, Honda’s, Moto Guzzi’s te hebben gereden, heb ik in augustus 2018 een Harley-Davidson Road King gekocht. Eindelijk, want daarmee liet ik een langgekoesterde jongensdroom in vervulling gaan. Vroeger, begin jaren 70, toen we op het pleintje voetbalden, hoorden we vaak in de verte een metallicgroene Harley-Davidson aankomen. Zo indrukwekkend dat we er stil van werden. Dus stonden we te wachten tot het dampende, schuddende slagschip bij ons langsreed. Ademloos keken we toe en gingen pas door met het spel als de laatste zware klap in de verte was weggestorven. Ooit, als ik 18 was, zou ik ook zo’n motor kopen. Op het moment dat ik oud genoeg was om een motorrijbewijs te halen, liep het echter anders. Omdat je toch een beetje goed beslagen ten ijs wil komen, las ik alle testen in de motobladen en vroeg ik aan motorvrienden hoe de Harley’s het deden. Het antwoord? Niet heel goed. Ze lekten in de showroom al olie, het blok werd veel te heet en je moest behoorlijk technisch onderlegd zijn om de motor rollend te houden. De 50.000 km werd niet gehaald zonder revisie. Daarom reed ik jaren een BMW-boxer. In mijn ogen het beste alternatief voor een Harley-Davidson. Zo’n oerdegelijke karaktervolle tweecilinder. In de tussentijd maakte ik wel wat uitstapjes. Zo had ik onder meer een Honda Gold Wing, Pan European en een Moto Guzzi met zijspan. Zo’n beetje alle en soorten en merken zijn wel voorbij gekomen. Behalve een Harley. Sommige motoren bleven langer dan anderen. Zo heb ik de motor die ik hiervoor had, een Honda Pan European, van de hand gedaan toen ik mezelf erop betrapte dat ik de neiging had steeds iets sneller te gaan rijden. Nergens voor nodig en ook helemaal niet mijn stijl. Met motorrijden wil ik juist lekker onthaasten, niet haasten. Dat is dan ook de reden waarom je mij nooit op een racer zult zien. Ik heb wel een keer achterop gezeten bij een Suzuki GSX-R750. Nou, dat is het niet hoor. En hoewel ik nog wel een BMW R100/7 had staan, was ik op zoek naar een modernere motor als vervanging voor mijn Pan. In mijn speurtocht naar een goed alternatief, kwam ik in een oude MotoPlus het duurtestverslag van een Harley-Davidson Road King tegen. ‘Een koning op de weg’, was de kop. En terecht, zo bleek, want de Harley had zonder enige vorm van slijtage de 50.000 kilometer afgelegd. Daarmee waren voor mij alle nadelen om een Harley-Davidson te bezitten in een klap van tafel. Je snapt, toen was de keuze snel gemaakt. Bij MotoPort vond ik deze Harley-Davidson Road King Classic Injection van 1998. Dat was echt een geval van liefde op het eerste gezicht. Een prachtige no-nonsens motor. Goed design, fraaie chromen onderdelen en verder lekker puur, zonder al teveel franjes of tierelantijnen. Daarnaast rijdt hij ook nog eens heerlijk. Tijdens het maken van de proefrit was ik helemaal overtuigd. Een perfecte match voor mij. Ik heb namelijk jarenlang op verspringen gezeten, waardoor mijn knieën flink versleten zijn. Hoewel ik er eigenlijk niet door beperkt word, kan ik daardoor niet heel lang op een motor zitten. De zithouding op de Harley is daarentegen zo relaxed, dat ik er nagenoeg geen last heb. Beter wordt het niet. Lekker cruisen.
Dat doe ik dus ook graag. Zo ben ik onlangs nog samen met mijn zoon Rens naar Kroatië gereden voor een motorvakantie. Een probleemloos ritje waarbij m’n Road King nog maar weer eens bewezen heeft wat voor topmotor het is. Heerlijk comfortabel, met één op 20 ook enorm zuinig, en – het belangrijkst – zonder ook maar één misklap!”