Roadtrip hoogste camping van Europa
Is het goed idee om half oktober in een hangmat op 1.950 meter hoogte op de hoogste camping van Europa te kamperen, of is het vragen om moeilijkheden? Er is maar een maar manier om dat uit te vinden; aantrappen die allroad en gaan.
Kamperen op bijna tweeduizend meter hoogte klinkt letterlijk en figuurlijk als een frisse gedachte, maar in werkelijkheid is het ordinair stinkend jatwerk. Ooit introduceerde Honda een vernieuwde Transalp bovenop de Col de la Bonette. De aanwezige redacteuren kregen ieder hun eigen tentje en sliepen bovenop de Alpen-reus. Briljant idee! Uitmuntend passend ook bij het avontuurlijke karakter dat zo’n allroad uitstraalt. Toch misten heel wat redacteuren hun sterrenhotel. Hoe graag had ik niet hun plaats ingenomen… Helaas werkte ik destijds nog als orderbegeleider in een drukkerij en daarom organiseer ik nu maar mijn eigen privéfeestje.
Alleen moet ik eerlijk bekennen dat ik niet zo goed durf. Honda regelt vooraf een onmetelijke stapel vergunningen voordat ze bovenop de Bonette mag kamperen. Daar heb ik allemaal geen zin in, maar ik heb net zo weinig zin om in de avonduren door een humeurige autoritaire gendarme van de berg afgetrapt te worden. Daarom ga ik voor een gemakkelijker weg: ik verkies de hoogste camping van Europa boven een illegale kampeerpartij op de Bonette. Het wordt kamperen op de 1.950 meter hoge Camping Arolla in Zwitserland.
Hoezeer ik me de afgelopen weken ook op mijn hoogtestage heb verheugd, al snel na de start moet ik een pijnlijke conclusie trekken. ‘Het gaat echt niet meer’ bedenk ik me als ik net over de Nederlands-Duitse grens stop. In de kilometers ervoor val ik telkens bijna in slaap. Het valt niet te ontkennen: ik ben moe. Niet omdat ik om vier uur ’s ochtends opstond, niet omdat het tussen IJmuiden en Keulen volle bak regent, maar vanwege een verhuizing. Het was fysiek de makkelijkste verhuizing ooit, maar geestelijk de zwaarste. Het valt niet mee om iemand na vijftig jaar uit zijn vertrouwde omgeving te verhuizen omdat het thuis fysiek en geestelijk niet meer gaat. Het is nog zwaarder als dat je eigen oude vadertje is.
De rustpauze duurt slechts een paar minuten, maar doet me enorm goed. Het voelt sowieso bevrijdend om van de vooraf bekokstoofde plannen af te wijken. Dus houd ik me niet meer rigide vast aan pauzes die samenvallen met het volgooien van de benzinetank. Mijn kompaan doet zo’n 400 kilometer op een tank, wat maakt het uit als je tussendoor even pas op de plaats maakt? Dit moet toch leuk zijn?
Mijn metgezel maalt stoïcijnser dan ik zijn kilometers af. Geen moment is ze verbolgen over het feit dat ze tweede keus is. Mijn ideale kandidaat was de hoogtoerige Kawasaki ZX-4RR. De kop voor dit verhaal had ik zelfs al klaar. Overduidelijk verwijzend naar frivole Tiroler films van weleer zou die luiden: ‘Gillend naar een Zwitsers hoogtepunt’. Daarbij verwijst het gillen natuurlijk naar toerentallen van 15.000 tpm en het hoogtepunt is Camping Arolla.
In mijn gedachten zag en hoorde ik het vierhonderdtje de Autobahn af loeien. Dat doe ik nu niet, de snelheid blijft beperkt tot 130 à 140 km. Uit ervaring weet ik dat ik dan fitter arriveer en dat het benzineverbruik ook binnen de perken blijft. De Versys 650 Tourer Plus Edition – dat is uiteindelijk de motor waarop ik deze expeditie maak – gebruikt gemiddeld 1: 21,7. Positieve uitschieter is 1:24,9, negatieve is 1:19,0.
Hoor ik daar iemand roepen dat de Autobahn saai is? Door het krappe tijdschema heb ik geen keuze, maar ik ben het er sowieso mee oneens. Bij het Taunus gebergte en het Schwarzwalder Wald is het ronduit mooi. Bovendien zie je burchten zoals die van Montabaur ook vanaf de Autobahn prachtig liggen. Benader een Autobahn wel met de juiste mindset. Ooit maakte ik de fout de Autobahn vooraf te bestempelen als één grote racebaan. Wist ik veel van ‘Baustelles’. In mijn hoofd brak ik snelheidsrecords, maar in werkelijkheid reed ik vaak 80 of zelfs 60 km/uur bij de ontelbare wegwerkzaamheden. Daarom wil ik dit keer geen supersonisch ding met compressor. Dan liever iets met smalle zijkoffertjes, zuinig en praktisch.
Pas nadat ik had besloten om een privéfeestje op grote hoogte te organiseren, sloegen de zenuwen toe. In augustus lag er nog een dik pak sneeuw op de camping! En ’s nachts daalt de temperatuur gemiddeld naar vier graden onder nul. Wat online spitwerk levert nog onheilspellender nieuws op: in januari 1987 daalde de temperatuur in La Brévine tot -41,8°C. Dat dorp ligt nota bene op 1.048 meter hoogte, ik ga naar het dubbele. Straks vries ik helemaal kapot.
Wat doe je als je onzeker bent over materie die je niet beheerst? Dan bel je een expert, in dit geval Hans Veth van outdoor-importeur CJ Agencies. Hij analyseert mijn zenuwen en komt direct met de oplossing: de Biopod Downwool Ice 185 slaapzak van Grüezi Bag. De slaapzak lacht om temperaturen onder nul en is gevuld met een mix van zeventig procent eendendons en dertig procent wol. Door deze mix voelt de zak comfortabel aan bij warme en koude omstandigheden. Als de zon opkomt, zweet je niet direct de slaapzak uit.
Net als ik gerustgesteld wil ophangen, legt Veth de lat wat hoger: “Je bent natuurlijk pas een beetje vent als je niet in een tent, maar in een hangmat overnacht.” Een hangmat… De enige ervaring die ik met zo’n ding heb is een slapeloze nacht in een Surinaamse houten hut. En daarin moet ik dan op 1.950 meter hoogte slapen? Omdat ik me niet wil laten kennen, neem ik Veths uitdaging aan. Hij stuurt me een Original Pro hangmat van Ticket to the Moon. Omdat de producent medelijden met me heeft, krijg ik er nog isolerende onderlaag en een tarp (zeiltje boven mijn hoofd bij regen) bij. De bescheiden zijkoffertjes van de Kawasaki slokken de slaapzak en hangmat moeiteloos op.
Het wordt na Keulen droog, licht en warmer en mijn humeur stijgt mee. Wat is het toch lekker om kilometers af te malen. Het heeft iets hypnotiserends en geruststellends. Alleen de TomTom en de actieradius op het dashboard vragen om aandacht, verder doet niets er toe. Graag had ik nog een thermometer gehad, maar ook zonder voel ik dat het warm is. De enige aanpassing die ik vooraf aan de Versys doe, is een paar stuurmoffen van Hippo Hands. Voor de kou had het achteraf niet gehoeven, maar ze houden mijn handschoenen wel lekker droog.
Na duizend kilometer Autobahn duik ik bij Sion de bergen in. De avond valt en haast is geboden om nog bij daglicht op de camping te arriveren. Bergopwaarts moet de toerentellernaald stijf omhoog wijzen om de gang er een beetje in te houden. Na de nodige haarspeldbochten en machtige vergezichten op de bergen en de gletsjer arriveer ik op Camping Arolla. Eigenaren Eva en Seb zijn piepjong en onwaarschijnlijk aardig. Het uitzicht vanaf de camping is magnifiek, het sanitair is frisser dan de berglucht en… er is ‘Bière Pression’. Alles perfect? Toch niet. Er is een nijpend gebrek aan bomen op de camping en met een hangmat is dat toch wat problematisch. Gelukkig staan er aan de zijkant van het terrein een paar naaldbomen. De immense rotsen die er onder liggen jagen me schrik aan. Als beginnend ‘hangmatter’ vrees ik ’s nachts uit zo’n ding te donderen en dat wordt een alles behalve zachte landing.
Een maand lang viel er geen druppel in Arolla vertelt Seb me, maar weerdiensten voorspellen uitgerekend regen voor vannacht. Dat dwingt me om niet alleen de hangmat op te hangen, maar ook de tarp. Dat doet minimaal afbreuk aan het ideaalplaatje dat je volledig onder de sterren slaapt, maar als ik ’s nachts de regendruppels hoor vallen prijs ik me gelukkig met de tarp. Uiteindelijk voel je ook onder dat zeiltje de frisse berglucht over je gezicht strijken en dat is heerlijk.
Dat laatste kan ik ook zeggen van de temperatuur. Veth had niet gelogen met zijn Grüezi Bag. Oké, de slaapzak wordt geholpen door de temperatuur die blijft steken bij vijf graden boven nul, maar geen seconde heb ik het koud. Heerlijk weggedoken in de capuchon slaap ik uren lang. Vooraf leerde ik dat je schuin in de hangmat moet liggen omdat je dan rechter (minder hol) ligt. De truc werkt.
Een zwartkijkende motorrijder vind een hangmat ongetwijfeld een onding omdat hij zijn bagage er niet in kwijt kan. Dat doet een tent inderdaad beter. Een romanticus geniet echter van de voordelen die de nadelen overstemmen. Het is zo romantisch en avontuurlijk tegelijk om een beetje in de wind op en neer te wiegen en volledig onderdeel te zijn van de natuur. Zo overnachten is net zo open en puur als motorrijden zelf. Mijn motorpak ligt in een vuilniszak onder de hangmat. Mocht ik er ’s nachts uit vallen, dient de rugprotector als kreukzone.
Wie me ’s ochtends uiterst tevreden mijn mueslibollen zag wegknagen had onmogelijk kunnen vermoeden dat ik het nooit leuk vind om alleen te reizen. Het motorrijden is altijd top, maar de camping lastig. Ik vind mezelf dan erg snel Remi, de zielige hoofdrolspeler uit het boek Alleen op de wereld. Hier op Camping Arolla zit ik na een geweldige nacht op mijn gemak op een boomwortel die het ideale natuurlijke bankje vormt voor het ontbijt. Inclusief indrukwekkend uitzicht op de vallei. Zelden heb ik zo genoten in mijn eentje.
Al te lang duurt het geluksmomentje niet, de terugreis staat ras voor de deur. Had ik niet zo lekker uitgeslapen dan kun je stellen dat ik in 36 uur op en neer reed naar Zwitserland. Keurig in drieën verdeeld: twaalf uur heen, twaalf uur slaap en twaalf uur terug. Een hangmat laat zich binnen twintig seconden wegproppen en al snel neem ik afscheid van de hartelijke campingeigenaren.
Omdat het inderdaad zoals voorspeld regent, heeft het wegdek van de bergpas het beruchte witte schuim dat je ziet na lange periode van droogte. Dat betekent gladheid en daarom gaat het rustig aan naar beneden. De heenweg verliep nogal gejaagd en daarom zie ik nu pas wat ik toen miste. De schoonheid van het dal is werkelijk overal. Eeuwenoude houten huizen van meerdere verdiepingen pakken een hoofdrol. Hetzelfde geldt voor de stokoude voorraadschuren die ingenieus op stenen staan zodat ratten de inhoud niet kunnen oppeuzelen. Ik ruik de houtvuren die de huizen verwarmen en ik zie watervallen, gletsjers en bergen. Het is top in deze vallei.
Helemaal beneden draai ik de snelweg op en gaat het weer duizend kilometer ‘immer gerade aus’. Als ik ’s avonds om tien uur de voordeur open, ben ik moe van het rijden en protesteert mijn achterste. Toch voel ik me veel beter dan 24 uur eerder. Het hoofd is leeg gereden en uitgewaaid op een hoge alpenweide.
Op het aanrecht ligt een briefje aan van mijn geliefde. We lopen elkaar precies mis, ze is zojuist vertrokken voor een nachtdienst. In het briefje noemt ze me ‘loco’ vanwege alle kilometers die ik maakte om hoog in de bergen in een hangmat te bivakkeren. Oké, het is misschien wat overdreven om in 36 uur twee keer 1.050 km te rijden, maar alle ervaringen en mijn ‘lege hoofd’ zijn het meer dan waard. Niets loco, dit was juist een erg goed idee. Ik voel het begin van een traditie om minimaal een keer per jaar weg te gaan met de hangmat. Als nieuwbakken hangmatambassadeur wil ik niet direct zweverige termen gebruiken, maar deze hoogtestage voelde uiterst louterend.