Reizen Zwitserse Alpen
De passencarrousel bestaande uit de Gotthard, Nufenen en Furka behoort tot de crème de la crème van niet alleen de Zwitserse, maar van alle Alpenpassen. Bijzonder populair onder motorrijders kortom, maar maakt het dat inmiddels niet tot oud brood? Nee hoor, met wat nieuwe ingrediënten wordt het zelfs misschien qwel smaakvoller dan ooit!
Het voelt als een blinde vlucht. De mist heeft de bergen stevig in zijn greep en Jürgen en ik kruipen meer dan dat we rijden. Toch is ons plezier er verrassend genoeg niet minder om. Met volledige concentratie zijn we op weg. Een kleine uitglijder is voldoende om tussen de stenen blokken door, die de Furkapas tot op de dag van vandaag van de diepte scheiden, naar beneden te kukelen. Natuurlijk is dit niet meer van deze tijd, maar wie zou de pittoreske stenen willen verruilen voor betonnen wanden of stalen vangrails? Het hele perspectief, de sfeer, de ervaring, alles zou dan verloren gaan.
Door de wolkenbrij gaat het naar beneden richting Realp. Voor ons twee racefietsers, maar bepaald langzaam gaan ze niet, hun snelheid wordt zelfs afgeremd door een daarvoor rijdende auto. De fietsers maken gretig gebruik van de slipstream en gezamenlijk rijden we uiterst netjes binnen de Zwitserse snelheidslimiet. Al zullen onze onderlinge percepties ongetwijfeld flink verschillen: de automobilist heeft het idee normaal onderweg te zijn, de fietsers hebben het idee zeer snel te zijn (zijn ze ook!) en voor ons mag het wel een tandje sneller. James Bond bewees tijdens de beroemde achtervolging in ‘Goldfinger’ al dat je de Furkapas best met een bovengemiddeld tempo kunt rijden, al wordt dat door de lokale hermandad alleszins op prijs gesteld natuurlijk. Ons spontane konvooi ontworsteld zich eindelijk aan de mist en lost op in de vlakte voor Realp. Rechts van ons strekt de spoorlijn zich uit, die zich in tegengestelde richting dwars door de berg onder de Furkapas door een weg baant naar Oberwald. En aan de linkerkant doorboren rotsen steeds maar weer de alpenweiden voor Zumdorf, met zijn slechts drie inwoners het kleinste dorp van Zwitserland.
Op weg richting de Gotthard wordt de mist weer dikker en dikker. Aan sommige motorrijders die ons tegemoet komen is aan de rijhouding duidelijk te zien dat ze de temperatuur een klein beetje overschat hebben en beter iets warmere kleding hadden kunnen aantrekken. Velen lijken half bevroren in het zadel te zitten, waarbij een Italiaanse RT-rijder het helemaal bont maakt. Hij zit in een korte broek met gympies op z’n boxer, zelfs de zadel- en handvatverwarming biedt weinig uitkomst op dit moment. Het weer laat te wensen over dus, naast de mist heeft zich inmiddels namelijk ook regen gemeld. Daarom vertrouwen wij maar gewoon op de oude wijsheid dat het aan de andere kant van de Gotthard altijd beter is. Moet je er wel komen natuurlijk, maar helaas missen we eerst in de dichte mist de afslag naar de oude Gotthard. Maakt niet uit, als het vandaag niet lukt, rijden we morgen gewoon weer!
Airolo is feitelijk niets meer dan een gedwongen afslag naar de Val Bedretto en de weg richting Nufenen. Oké, en het biedt de mogelijkheid om de tank weer even vol te gooien. In de Bedretto vallei met zijn steile, beboste hellingen nestelen zich in het tegenlicht van de middagzon alle groentinten op het netvlies die een verfdoos maar kan bieden. Daarboven bundelen zich wolken samen tot een onheilspellende eenheid, momenteel nog in het ongewis of gaan eindigen in een fikse storm of plotseling zullen oplossen om de zon weer kans te geven.
Voor het asfalt naar Nufenen beginnen de jaren meer en meer te tellen. Op de ene plaats is het amateuristisch opgelapt, op de andere plaatsen afgebrokkeld. Op de rechte delen is het hooguit wat oncomfortabel, maar in de bochten vormt de getergde ondergrond een behoorlijke uitdaging. Plotseling raast de weg met een lang recht stuk richting een stuwwand, slingert omhoog in twee haarspeldbochten en glijdt dan in brede lange bochten langs stenen huizen. De vegetatie wordt almaar dunner en de bossen wijken voor kale weilanden. En plotseling is de mist weer terug. Nondeju, hier moet de zon zijn licht gewoon op aarde laten vallen! Heel soms lijkt dat te lukken, maar meestal blijft het bij een glinsterende lichtkrans in het opbollende wit van de wolken. De lichten van tegenliggers dansen spookachtig door de muur van mist. Wolkenkolossen leunen tegen de massieve hellingen aan, waar in de schaduwrijke gebieden tot diep in de zomer vaak nog sneeuwresten te vinden zijn. Die zijn er momenteel niet meer, al verandert dat niets aan het feit dat het hier momenteel stervenskoud is. Wanneer bereiken we eindelijk de top van de pas? En een plek om op te warmen?
Daar is ‘ie eindelijk! Een herberg, een kiosk, of restaurant, wat je ook maar wilt wanneer het weer niet echt wil meewerken. Een plek waar je naar binnen kunt om op adem en temperatuur te komen. We komen binnen voelen ons een beetje als Doctor Who na een tripje in zijn Tardis tijdmachine. Het interieur is een weinig enerverende mix van Rudi Carrell meubilair en een snelweg benzinestation, beide uit de jaren 70. Aan de muur hangt een foto van het dorp Ulrichen, genomen in 1976. Met het creatieve talent van een Zeeman onderbroekontwerper heeft iemand er een langlaufposter op geplakt. Daarnaast herinnert een wimpel aan het 10e Sepp Blatter voetbaltoernooi, dat ergens in een ver verleden werd gehouden. Dit is niet het met charme doordrenkte, authentieke herbergje dat we voor ogen hadden. Snel weg uit dit levende museum vermomd als herberg, waar we ons bijna als figurant in een absurdistische komedie wanen!
In de vroege ochtend van de volgende dag is het voorval al volledig naar de achtergrond weggeëbd. In Ulrichen heeft de wekker om zes uur een einde gemaakt aan alle dromen. De Triumph gromt hees voor zich uit, de Ténéré brabbelt energiek en de weergoden zijn vandaag in opperbest humeur en verwennen ons met het mooiste weer. Diep in het kanton Wallis schijnt een helderblauwe lucht en een lichtroze streep aan de horizon markeert de naderende dageraad. Er hangt nog altijd een lichte ochtendnevel over de weilanden, maar boven de hoogten van Furka en Grimsel is de hemel onberispelijk. Dit kan iets worden!
We zweven gepassioneerd door Oberwald, met zijn idyllische, door de zon geblakerde houten huizen. Ze geven treffend de ware geest weer van een Zwitserland, dat zijn weg heeft weten te vinden tussen geschiedenis en moderniteit. Kort daarna doemt links een massieve rotswand op, terwijl de kloof rechts steeds smaller wordt. De Ténéré sprint van bocht naar bocht, terwijl Jürgen met de driecilinder lekker in het spoor blijft hangen. Buiten ons is er niemand op de weg, geen touringcars, geen campers, geen auto’s, helemaal niets. De Furkapas die nu voor ons uit klimt, heeft niet de karakteristieke haarspeldbocht-recht stuk-haarspeldbocht opbouw, maar is een bonte mengeling van bochten in de meest uiteenlopende vormen. Verfrissend!
Dan zien we ineens de haarspeldbochten van de Grimsel. Hieronder laten de stenen bruggen van de Furka spoorweg zich zien, die er inmiddels ook alweer enkele tientallen jaren op hebben zitten. Op de een of andere manier lijkt het alsof ze altijd bij dit landschap hebben gehoord. En onder dit alles stroomt de jeugdige Rhône naar het meer van Genève. In Gletsch nemen we de afslag naar de Grimsel. Het vroege opstaan heeft op alle fronten geloond en ik heb er ook allesbehalve spijt van. Eén klein minpuntje is er echter wel: mijn vingers voelen inmiddels als vissticks aan, die net uit de vriezer zijn gehaald.
Op de Grimsel nemen we de onopvallende afslag naar de Oberaar panoramaweg. Deze doet je vergeten dat de Zwitserse passen vaak exorbitant goed onderhouden zijn. Toch heeft de weg naar Oberaar iets. De weinige vangrails op gevaarlijke plaatsen verkeren in een staat waar zelfs een Albanees bergdorp zich nog voor zou schamen, maar dat geeft de weg juist charme. Verderop in de vallei strekt zich vervolgens een waanzinnig indrukwekkend Lord of the Rings-landschap uit, dat zijn weerga niet kent. Iedereen die denkt dat hij heeft gezien wat hij moet zien op de Furka of andere passen, heeft het echt buitengewone gemist. En dat is precies waarom we hier zijn.
Boven de stuwmeerwand van het Oberaarmeer troont de gelijknamige berghut met uitzicht op de Oberaar-gletsjer. Wanneer we de hut binnengaan, worden we bijzonder hartelijk welkom geheten door Elke, de uiterst vrolijke uitbater wier heldere ogen perfect passen bij haar vrolijke inborst. “Hebben jullie fondue?”, wil Jürgen weten. “Eigenlijk niet, nee. Er is nog maar één portie over, en die is voor mezelf.” Na twee seconden bedenkt ze zich klaarblijkelijk en vervolgt: “Maar je mag het hebben.” Kijk, dat is nog eens klantgericht denken en doen!
Ligt het aan Elke? Of is het toch de afgelegenheid van het Oberaardal? De fondue smaakt uitstekend, net als de kirsch. En zo raken we zonder er erg in te hebben verstrikt in een uitbundig gesprek met alle andere aanwezigen in de zaak. Dat zijn er overigens maar twee: Elke en de jeugdige kok Chris. Onder een steeds beter wordende stemming deelt Chris met ons de nadelen van het wonen en werken in een afgelegen regio. “Het is niet echt makkelijk om hier een geschikte vrouw te vinden!”, windt hij er geen doekjes om. En vervolgens schetst de jongeman een beeld van de in zijn ogen ideale vrouw, die je inderdaad niet snel in het Oberaardal zult tegenkomen. Maar vermoedelijk ook niet in Zürich, Amsterdam of New York.
Het opstaan de volgende ochtend gaat allesbehalve vanzelf. Onze synapsen hebben nog steeds wat last van het kruidenlikeurtje. Dichte mist hult de vallei wederom in het niets. “Straks wordt het beter”, weet Elke te melden terwijl ze een blik op de weer-app werpt. Geweldig! Dan wordt het misschien nog wel een keer wat met de Gotthard. Oud brood of niet!