Reizen Zwarte Woud
Vooroordelen zijn er om te weerleggen. En vooroordelen heb ik voldoende over dé traumabestemming uit mijn jeugd, het Zwarte Woud. Clichés trouwens ook. Toch besluit ik om er weer eens heen te gaan, een wijs besluit zo blijkt achteraf. Ik leer namelijk een heel nieuwe kant van deze Zuid-Duitse regio kennen!
Het is een trauma dat ik tot op de dag van vandaag met me meedraag: vakantie in het Zwarte Woud. Ik herinner het me ook nog als de dag van gisteren: twee weken in een pension in Löffingen. Het lag niet aan de mensen, die waren vriendelijk en aardig, maar ook wel érg rustig. Laat ik het zo zeggen, als elfjarige word je niet echt vrolijk van zoveel beschaafdheid, het mocht allemaal wel een tikkeltje minder burgerlijk. Onze medevakantievierders hadden bijna unaniem een voorkeur voor strak gesteven korte broeken met daaronder hoog opgetrokken witte kniekousen in leren sandalen. Het Zwarte Woud, zo werd me al snel duidelijk, was naast mijn plaatselijke misdienaargroep zo’n beetje de meest saaie plek ter wereld. En dat stigma is altijd aan het gebied blijven kleven. Zo hardnekkig dat ik het de rest van mijn leven ben blijven mijden als de pest. Kon ook makkelijk, want goede alternatieven zijn ruim voldoende voorhanden, denk alleen maar aan de Vogezen, Eifel en Alpen. Toch begon het op een bepaald moment ergens te knagen, wat kan er nu echt mis zijn met één van de meest toeristische regio’s van Duitsland? Die tig duizenden bezoekers op jaarbasis komen er toch niet enkel om elkaar de loef af te steken met de nieuwste sandalen of de witste sportsokken? En dus besluit ik om onder het mom van ‘traumaverwerking’ met de motor af te reizen naar dit Duitsland uit de reisbrochure.
Uitvalsbasis voor dit stukje zelfontplooiing is Freiburg im Breisgau. Nog maar net heb ik het drukke verkeer van de binnenstad achter me gelaten of ik duik een wereld in die ik bijna volledig vergeten was. Een wereld waarin restaurants nog ‘Gasthof’ heten en namen dragen als Hirschen, Bären of Adler. Tramrails begeleiden me verder richting het achterland in de richting van Günterstal. Voor me is alles groen, waarbij het asfalt zich telkens weer snel het beeld uit worstelt. Precies hier begint de echte pret, de weg leidt me namelijk omhoog de 1.284 meter hoge Schauinsland op. Meteen valt me één van de grootste handicaps van deze berg op: op zon- en feestdagen is de weg afgesloten voor verkeer. Wat voor dag is het ook alweer vandaag? Dinsdag. Perfect, we mogen dus gewoon verder. Met een klein beetje beleid weliswaar, we laten niet alle goede manieren varen om het voor medeweggebruikers nog verder te verpesten in de toekomst. De 1100 Africa Twin heeft er in ieder geval zin in en heeft niet de minste moeite met de soms uitdagend krappe en steile bochten. Na elke krappe knik davert de dikke twin weer vrolijk verder tot het asfalt iets verderop weer een links of rechts afbuigt en het verhaal weer overnieuw begint. Ik zou met gemak op deze manier verder kunnen dansen tot het restaurant op de top van de berg, dit verveelt immers niet snel. Ik kan echter ook…
Linker knipperlicht aan bij restaurant Holzschlägermatte. Vanaf de parkeerplaats bij het prachtige authentieke houten bouwwerk heb je een schitterend panoramisch uitzicht over het Rijndal en de zojuist gereden weg. Een fantastisch uitzicht, vind niet alleen ik, maar klaarblijkelijk ook een jongeman, die naast zijn bescheiden 250cc Suzuki met zijn camera in de aanslag wacht op toevallige motorpassanten. “Zo combineer ik twee hobby’s”, vertelt de adolescent, “fotografie en motorrijden.” Benieuwd of de foto’s zijn gelukt, het is bepaald niet makkelijk om de veelal sportief rijdende machines scherp op beeld te vangen. Maar net als bij het motorrijden zelf geldt ook hier: oefening baart kunst!
Net voorbij de klaterende Todtnauer watervallen zet ik koers richting de Feldberg. Het bovenste deel van de piste is net zo rijkelijk met parkeerplaatsen gelardeerd als een pizza margarita met oregano. Moderne parkeerplaatsen ook, waar de nog beschikbare plaatsen elektronisch staan aangegeven. In een van de weinige bochten buigt een weg af naar de Todtnauer Hütte. Het lakenstrakke en relatief brede asfalt van de Feldbergstraße maakt plaats voor een sterk verweerd, smal asfaltlintje. Zweefvliegen hangen in de zwoele namiddaglucht, terwijl de het smalle weggetje zich middels talloze haarspeldbochten een weg de hoogte in baant. Ondanks het rijkelijk aanwezige koppel word ik gedwongen tot flink schakelen. Het laatste deel van de weg tot de hut is eigenlijk afgesloten, enkel gasten mogen hier doorrijden. Achter de hut wordt het netvlies gestreeld door een indrukwekkend 180 graden panorama over het westelijke deel van het Zwarte Woud. Is dat Basel daar in de verte?
Tijd om de gereden kilometers te belonen met een kleine versnapering. Ik word bedient door de jongere broer van Bruce Willis. Conny Gröbner’s gladgeschoren hoofd doet in ieder geval aan de Hollywoodster denken, net als zijn atletische, gespierde voorkomen en charismatische manier van doen. Hij lijkt hier op de een of andere manier ook helemaal niet z’n plaats, zo met een dienblad in de hand. Conny blijkt op wel meer fronten uit de toon te vallen, bijvoorbeeld wat betreft zijn hobby. Hij heeft zijn hart verpand aan het prepareren van pistes. In de winter schuift hij de loipes glad met zijn pistenbully, in de zomer en herfst gebruikt hij het apparaat bij het inkuilen van veevoer.
Terug naar de Feldbergstraße, die men geheel conform de moderne tijd deels rechtgetrokken heeft. Voor het zware en snelle verkeer natuurlijk een stap vooruit, voor motorrijders daarentegen een schop tegen het scheenbeen. Met de bochten heeft men immers ook een deel van de charme van deze bergweg begraven. Een lekker uitdagende, of zelfs enkel een onderhoudende passage zoek je hier tevergeefs tegenwoordig. En zo boemel ik in alle rust met de twin over de pasweg, die in het dagelijkse leven de nuchtere naam B317 draagt. Met een meer kritische blik laten de resten van de oude weg zich her en der nog ontdekken. Deze lopen door en langs verschillende uitstulpingen in de bergflank en doen vermoeden dat het er hier vroeger rijtechnisch heel wat avontuurlijker aan toe ging.
Kort nadat de Feldberg in de spiegels is verdwenen, doemt de voor de schitterende landschapscoulisse van de Titisee op. Alleen al de naam van dit meer zorgt altijd voor een beetje kinderachtige, besmuikte glimlach. Grote bekendheid geniet het meer ook niet, het is zeker geen Bodensee en zelfs de eveneens hier in de buurt liggende Schluchsee is beduidend groter. Toch is de Titisee een innemend meertje waarop ouderwetse waterfietsen ronddobberen en zelfs het lokale rondvaartbootje nog naar iets meer ruimte verlangt. Op de 317 is het vandaag zo druk, dat ik dankbaar de weg naar Bruderhalde en de westelijke oever van het meer op draai. Onmiddellijk krijgen weg en omgeving een heel ander karakter. Prachtig asfalt, maar geen vrachtwagen meer te bekennen. Daarentegen zijn het zuidelijke en westelijke deel van het meer wel weer bezaaid met campings. Een vanaf meer waaiende koude luchtstroom streelt het gezicht door de kierstand van het vizier, prima plekje om de nacht door te brengen. Ik sla mijn tentje op bij een van de campings aan het meer en heb geluk, er is nog een plaatsje vrij direct aan het water. Wanneer de zon alweer lang ergens anders ter wereld zijn ding doet, word ik getrakteerd op een zeldzaam rijke sterrenhemel die in het diepblauwe water van het meer wordt weerkaatst. Wat wil een mens nog meer?
De volgende dag wil de elektronische wegenkaart me achter de Titisee weer het snaarstrakke asfalt van een of andere grote B-weg opsturen. Jammer vriend, maar dat gaan we dus niet meer doen. Vandaag gaat het weer terug richting Freiburg, maar niet via snelle wegen, ik wil enerverend straatjes. En die krijg ik. Nog maar net de B31 opgedraaid, verlaat ik deze alweer en volg nog op de uitrit het bord naar een golfbaan. Daar kom ik echter nooit aan. De route sluist me namelijk door een werkelijk schilderachtig mooi stukje Zwarte Woud, dat zelfs in de vele VVV-brochures geen gelijke kent. Hier glooien de heuvels en bloeien de boter- en paardenbloemen. In het bos links en rechts tiert het mos welig, centimeters dik en zacht als boter. Na café Heiligenbrunnen, waar de weg niet veel meer is dan een geasfalteerde handdoek, dient de met een middenstreep versierde B500 tweebaansweg zich aan, die me snel naar een echte highlight brengt: de Spitzenstraße. En die is inderdaad ‘Spitze’, zoals de Duitsers het zo treffend zeggen. Na het inrijden van het dal voor Kirchzarten worden de bochten steeds krapper, waardoor de verwende motorrijder op zijn wenken bediend wordt. Al te enthousiast kan er niet gas worden gegeven, anders komt de notentaart en cappuccino van de laatste stop weer spontaan omhoog. Het glinsterende licht van de laatste zonnestralen worden door de steeds langer wordende schaduwen in het dal opgegeten. De bochten rijgen zich zo naadloos aaneen, dan de motor bijna niet meer rechtop komt. Na een zagerij, waar opgestapelde ex-bomen tot planken en balken worden verzaagd, slingert de weg dan vervolgens weer richting Freiburg.
Ergens vlak voor het einde van de route, zie ik ineens weer een van die bekende Gasthofen. Deze heet Bären en ziet er nog exact hetzelfde uit als in mijn kinderjaren. Maar toch, dergelijke etablissementen hebben wel enorm veel karakter. Net als de omgeving hier trouwens, hoe heb ik dit ooit saai kunnen vinden? Mijn kindertrauma is hoe dan ook verleden tijd. Of het komt omdat het Zwarte Woud is veranderd? Ik betwijfel het. Misschien ben ik wel gewoon ouder geworden. Morgen maar eens op jacht naar een paar leren sandalen. En witte kniekousen…