Reizen: winterstop in Metz
Naarmate de temperatuur naar het vriespunt zakt, daalt het animo om op de motor te stappen. De ratio kiest voor de warme kachel in plaats van het witgrauwe asfalt. Maar nu de aarde toch mondiaal opwarmt, kunnen we de winterstop in de agenda ook wel een stukje opschuiven. Met de feestdagen voor het stuur wilden we goed inpakken in het prachtige Noord-Franse Metz, dat zich al vol in kerstsferen heeft gehuld. Een goede keuze of komen we met onderkoelingsverschijnselen thuis van een ijskoude kermis?
Bij onze laatste motorreportage werd gekscherend een nieuw idee geopperd, we gaan aan het eind van het jaar op de motor kerstinkopen doen. Geweldig! Het maakt niet uit waar, als het maar over de grens en ver is. Bij wijze van een sfeervolle winterreportage. In Frankrijk en Duitsland trekken massa’s shoppers naar de bekende kersmarkten en wat is er dan leuker dan de motor tussen de glühwein lurkende bezoekers te parkeren. Kerstmuts op zodra de helm is afgezet en dan fijn tussen kersballen, zuurstokken en engelenhaar paraderen. We kiezen voor de middeleeuwse stad Metz, die een naam hoog heeft te houden op het gebied van zowel historie als grote kerstmarkten. Twee kerels die spotten met de kou! Althans, zo vermoeden we dat het zal gaan…
Na wat regel- en mailwerk is het zover. Eind november klimmen we in het zadel van twee rendieren uit dezelfde familie, maar met totaal verschillend DNA. De Suzuki V-Strom 1000 Rhino en GSX-S1000. De V-Strom zit als een SUV lekker hoog en is voorzien van een windscherm en instelbare handvatverwarming. Spotten met de kou 3.0, zullen we maar zeggen. Al wordt dat comfort door de naakte GSX-S1000 flink gecompenseerd, geen handvatverwarming, zelfs geen beschermend ruitje.
Bij vertrek schittert de zon over het natte wegdek. Vandaag wordt er voor de komende 450 kilometer geen neerslag verwacht. Als we uit Apeldoorn vertrekken valt m’n oog ineens op de oplichtende vorstindicator van de V-Strom. Aanhangers van vrachtwagens verliezen scherven kristalhelder ijs tegen een strakblauwe lucht. IJskoude rijwind perst zich tegen helm en pak. Een klein beetje wind wurmt zich tussen gezicht en vizier. Zelfs wanneer ik alle ventilatieopeningen op de helm stijf dicht schuif, blijft het tochten. De dikke winterhandschoenen en thermo-ondergoed doen echter wonderen. Als gebaar van comfort steek ik opgewekt de duim omhoog richting motormaatje Florian. Al voel ik wel dat één halsdoek niet voldoende isoleert. Via de A50 zakken we af naar het zuiden. Bij de afslag Valkenburg aan de A2 ontmoeten we vriend Perry, die ons zal vergezellen. Florian vraagt waarom ik de handvatverwarming niet aan heb staan? “Eeuh, vergeten”, is m’n antwoord. Al heb ik eerlijk gezegd niet eens de tijd genomen om te checken waar die zat. Dus blijkbaar niet nodig gehad. De GSX-S heeft geen handkappen zoals de V-strom, hetgeen Florian zwaar valt. Voor de lunch nemen we dus wat langer de tijd.
Bij de volgende tankbeurt in België merken we dat het aanzienlijk kouder begint te worden, vanwege het tijdstip en de toenemende hoogte in de Ardennen. Ondanks dat de handvatverwarming nu wel aan staat, krijg ik toch koude handen. En die kou weet tot het hele lijf door te dringen. M’n ogen tranen al bij het kleinste beetje gas, tenen en knieën worden koud. In de Ardennen heeft het gisteren al wat gesneeuwd en we moeten nu toch echt even stoppen vanwege de kou. Inmiddels vragen we ons toch wel enigszins af waarom we überhaupt aan deze trip zijn begonnen. De kou reduceert het concentratievermogen tijdens het rijden, daarover zijn we het beide inmiddels wel eens. Zaak dus om geen enkel risico te nemen qua weggebruikers en inhaalmanoeuvres.
Weer een beetje opgewarmd ruilen we van motor. Het is inmiddels flink gaan schemeren. De GSX-S voelt weliswaar compleet anders aan, maar is tegelijk wel een erg prettige machine om te rijden. Al heb ik wel het idee dat met iedere kilometer die onder de banden door glijdt, de temperatuur daalt. Ik druk m’n vingers tegen elkaar, knijp in de handvaten om de bloedtoevoer te vergroten en wiebel ook maar iets met de tenen om er wat gevoel in te houden. Door ver naar voren te leunen neemt de ijzige winddruk wat af. Twee halsdoeken houden de nek goed warm, maar verder voelt de indringende kou bijtend aan. De vingers doen het echter nog prima, dus rijden we maar door. We hebben ook nog zeker tweehonderd kilometer voor de boeg.
Met licht betraande ogen zie ik Florian langszij rijden. Hij steekt z’n duim omhoog en ik beantwoord met hetzelfde gebaar. Al gaat m’n arm minder hoog als bij vertrek. Fijn is anders, maar op de een of andere manier is er toch wel met de kou te leven en gaan we door. Kwestie van niet teveel aan hete koffie, thee of een warme douche denken, al schreeuwen twee keer tien kromme winterpenen daar wel om. Bij iedere korte stop blijven we lachen en delen de sensatie van het afzien. Zo’n vijftien kilometer voor de Franse grens stranden we in het topje van de ijsberg. File! En wat voor een, hij kruipt met een escargotgangetje tot aan de zwaarbewapende controles bij de overgang. Felle lichtbakken staan op de snelweg gericht. Tientallen kerels met machinegeweren op de borst houden het verkeer in de gaten. Verscherpte maatregelen als gevolg van de aanslagen in Parijs en de onrust in Brussel. We rollen voorzichtig, met de realiteit onder ogen, naar Franse grond. Daarna is het al rap kilometers aftellen naar Metz, waar we halverwege de avond verstijfd arriveren. De kou heeft weliswaar flink van zich af gebeten, maar nog geen serieuze aanslag op onze lijven gepleegd. Maar wat een dag…
Metz (met een zacht slissend ‘s’-je) is de hoofdstad van de provincie Lotharingen, of Lorraine op z’n Frans. De Romeinen veroverden Metz op de Galliërs en het werd zelfs geplunderd door Attila de Hun. De stad stond vooral bekend om de export van wijn. Ook in het grote Roomse rijk tijdens de middeleeuwen behield Metz deze economische positie vast. Het mocht zelfs fungeren als een vrije stadsrepubliek. De kerk had grote invloed op de geestelijke en politieke besluitvorming binnen de stadswallen. Daarna groeide Metz uit tot een garnizoensstad om eventuele dreiging uit de regio te pareren. In 1870 werd de stad tijdens de Frans-Duitse oorlog belegerd door Duitse troepen. Frankrijk verloor deze pijnlijke strijd, waarna Duitse immigranten naar de geannexeerde stad trokken. Ongeveer een derde van de autochtone bevolking verliet de stad, die moest ‘verduitsen’. Metz groeide uit z’n vestingwallen en de nieuwe heerser drukte een stempel op de neo-Romaanse en neo-Gotische architectuur. Middels de vrede van Versailles kregen de Fransen in 1919 Lotharingen terug en daarmee diens provinciale hoofdstad. Tussen 1940 en 1945 wapperde de adelaar van de oosterburen andermaal boven de stad. Sindsdien wordt de stad alleen nog belegerd door toeristen, die zich aangetrokken voelen door de veelzijdige architectuur, historie en smakelijke Franse keuken met dito regionale wijnen.
Ons verblijf ligt middenin de oude binnenstad. Na het ontbijt rijden we de motoren uit de catacomben van het hotel. De binnenstad is opgetrokken uit kenmerkend geel zandsteen. We bezoeken eerst het bureau van toerisme, dat pal aan de voet van de reusachtige kathedraal Saint-Etienne ligt. Een reuzenrad op de kerstmarkt wedijvert zij-aan-zij in hoogte met de kathedraal, maar verliest het dik in omvang en aanzien. Het 88 meter hoge katholieke bouwwerk werd in 300 jaar tijd uit meerdere kerken samengevoegd en opgetrokken. Het eindresultaat is zelfs voor een regelrechte en doorgewinterde atheïst domweg verbluffend. Het schip, het belangrijkste langwerpige binnendeel van de kathedraal, is met bijna 42 meter hoogte de twee-na-hoogste van Frankrijk. Dik 6.500 vierkante meter glas-in-lood is met groot vakmanschap in de loop der eeuwen aangebracht. Door de beperkte verlichting wordt het glas-in-lood nog eens extra geaccentueerd. We moeten ingetogen lachen om een geestelijke die met een houten koe onder z’n armen voorbij loopt. Het godshuis is druk bezig met de komende kerst, de kerststal, een uiting van Bijbelse eenvoud, wordt opgebouwd als viering van ‘zijn’ geboorte. Onze stemmen galmen oneindig langs eeuwenoude architectuur en religieuze houvast.
Metz heeft z’n rode mouwen opgerold. De belangrijkste straten zijn behangen met warme sfeerverlichting, vitrines zijn gevuld met kerstartikelen. Kraamhouders zijn druk in de weer op de diverse kerstmarkten, die per motorlaars goed te belopen zijn. Zwaarbewapend donkerblauw of camouflage groen vormen een schril contrast met de allesomvattende kerststemming. We laten ons meeslepen in de prachtige architectuur die meerdere stempels op de oude stad drukken. De opmerkelijke gerote som van kerktorens laat zien dat religie hier een bepalende factor was. Glooiende straatjes van kinderkopjes zijn tijdloos karakteristiek. In sommige panden is zelfs nog degelijk Romeins metselwerk terug te vinden. We beseffen dat we door een geschiedenisboek wandelen, want iedere straat heeft een verhaal.
Van het verorberen van zoveel cultuur krijgen we honger. Op naar de 19e eeuwse versmarkt. Daar schuiven we aan tafel bij een kraampje waar lokale specialiteiten worden geserveerd. Patés en terrines smelten op de tong en verdienen een heiligverklaring. Middels Baeckeoffe soep, gevogelte en een nagerecht van bosbessen proeven we de streek. Deze Bourgondische maaltijd is de culinaire overtuiging om tot inkopen over te gaan. Daarna bezoeken we onder andere het Port des Allemandes en de achthoekige kapel van de Tempeliers. Opvallend is de karakteristieke teutonische bouwstijl in het Duitse gedeelte van na 1871, onder meer het treinstation met de watertoren is hiervan een goed voorbeeld. De oude stad heeft op verfijnde wijze het tijdloze karakter behouden.
Als de avond valt worden de motoren andermaal van stal gehaald. De kou is toegenomen en het begint te zachtjes te sneeuwen. We gaan op zoek naar mooie locaties in kerstsfeer. Een kort tripje, maar lang genoeg om zeven kleuren sneeuw te produceren. De kinderkopjes zijn namelijk spekglad, ondanks het snelle smelten van de sneeuw. Alleen op de kaarsrechte stukken geven we iets gas. Florian heeft meer zelfvertrouwen in het bochtenwerk, waar ik m’n laarzen constant net boven de grond laat zweven. In het kleurrijke licht van het reuzenrad zetten we de motoren op de jiffy. Niet veel later staan we bij de verlichte kerstbal voor het theater met uitzicht op de kathedraal. We vinden het al snel welletjes, hoe onderhoudend ook, door de gladheid dwingt ons terug naar het hotel. Beter om de boel verder lopend te verkennen. Bij een patisserie valt het oog op Sinterklazen van chocola. Que? Saint Nicolas? Jazeker! Sinterklaas wordt hier op 6 december gevierd. De kinderpaus heeft weliswaar geen Pieten en verplaatst zich op een bescheiden ezeltje, maar het is wel degelijk dezelfde goedheiligman. Zelfs het gebruikelijke worteltje voor dit nachtelijke transport is identiek aan dat van Amerigo. Om de goedheiligman warm te houden zetten de kinderen hier ’s avonds ook een borreltje neer. Wat zijn lieve ezeltje drinkt is me niet duidelijk, die moet waarschijnlijk nog nuchter figureren in de plaatselijke kerststal.
De volgende ochtend is het droog en maken we nog wat rijopnames in de stad. De temperatuur is voelbaar gestegen. De zon reflecteert een warmere gele tint van het veel gebruikte zandsteen. De stad krijgt er een extra dimensie door.
Tijd voor afscheid, want er staat nog een wijnkelder in Vaux op het reismenu. Een half uurtje later schuifelen we ondergronds tussen houten wijnvaten door, die zachtjes hun overtollige gas opboeren. De eigenaresse volgen we daarna naar haar akkers ,die jaarlijks voor 80.000 flessen genot leveren. Haar verhaal maakt duidelijk waarom de wijnstreek al zo lang bekend is. Uiteindelijk nippen we met volle beleving van de verschillende vloeibare karakters. Reden temeer om vervolgens een paar geselecteerde flessen in te slaan.
Tijd om terug te gaan, de wijzen maken zich op voor de lange terugrit naar het noorden. D’r is vanavond slecht weer op komst. Dit keer trek ik een regenpak over de motorkleding aan, al is het maar als extra bescherming tegen de wind. De rit terug is qua rijtempo eigenlijk helemaal oké. De kou valt mee, ook omdat ik op de V-Strom rijd. Wederom krijgen we te maken met natte sneeuw, waarbij mijn handschoenen op een gegeven moment flink doorweekt raken. Tijd om van motor te wisselen, daar is Florian na alle ontberingen op de naked wel aan toe. De temperatuur hangt in de Ardennen net boven het vriespunt, maar lijf en leden verdragen de ijzige kou redelijk. Knieën en handen voelen de kou weliswaar duidelijk, maar niet ernstig. De handen echter, zijn een ander verhaal. Bij de eerstvolgende stop verwacht ik dat ze zwart zijn geworden. Ave Maria, wat kan kou pijn doen. De rit vereist veel concentratie, maar dat laat de verkleumde handen niet vergeten. De stroperige kilometers naar de volgende stop voelen als mijlen. Inmiddels verlang ik naar twee gloeiende soldeerbouten als stuurhendels. De volgende stop wordt dan ook weer aangewend om warm te worden. Dat lukt slechts ten dele, het is toch vooral een kwestie van even doorbijten. Wanneer we laat in de avond Limburg verlaten neemt de temperatuur gelukkig weer toe. Tijd voor het laatste bakkie van een hele reeks tijdens deze terugtocht. Bijna thuis. Straks weer helemaal warm. Het afzien onder deze elementen voelt als topsport, met slechts een heilig geloof in onszelf. Maar het was niet voor niets: straks serveren we naast fijne spijzen ook een goed verhaal aan een fraai gedekte kersttafel!