Reizen Wild Atlantic Way, Ierland
Van Malin Head in helemaal in het noorden langs de Ierse westkust afzakken naar Kinsale. Dat alles via een route die de naam Wild Atlantic Way draagt en je langs de mooiste en ruigste plaatsen van Ierland voert. Dat klinkt als een niet te versmaden avontuur. Tijd om de Ténéré te bepakken kortom, tijd voor een trip naar het wilde westen!
De Ierse dichter William Yeats vertelde ooit dat Iers zijn hem een ‘blijvend gevoel van tragedie gaf, die hem door tijdelijke perioden van vreugde heen loodste’. Voor motorrijders beschrijft het waarschijnlijk dezelfde somberheid die we voelen wanneer we tijdelijk gescheiden zijn van de motorfietshemel. Momenteel bevind ik me gelukkig in één van de motorwalhalla’s die de wereld rijk is. De lokale bevolking hier omarmt het leven vol, ook wanneer het meteorologisch wat tegenzit. Moeten ze ook wel, want het regent veelvuldig hier. Rijden op het Emerald Isle, zoals dichter William Drennan Ierland noemde in zijn gedicht ‘When Erin First Rose’, is precies de reden waarom we zoveel geld uitgeven aan high-end motorkleding!
Mijn familie was Iers, leefden hun leven voornamelijk achter een muur van wolken en droegen de mantel van somberheid zelfs in felste zonlicht. Dat maakte reizen voor mij tot een ontsnapping. Het stappen op een veerboot voelt voor mij ook nog altijd als een cadeau. Het is leuk om naar een nieuwe plek te varen en vervolgens door een nieuwe, compleet onbekende omgeving te rijden. De Wild Atlantic Way voldoet daarbij bovendien aan alle voorwaarden voor een memorabele reis.
Er wordt wel eens gezegd dat Iers zijn betekent dat de wereld uiteindelijk je hart zal breken. Dat klinkt nogal straf en alleen zo’n verhaal of mythe is al reden genoeg om het land te bezoeken. Daar komt bij dat de dik tweeduizend kilometer lange Wild Atlantic Way al langere tijd zeer hoog op mijn to-do lijstje staat. De route werd gelanceerd in 2014 en was daarmee een jaar eerder dan de inmiddels waarschijnlijke bekendere North Coast 500 in Schotland. Het succes van beide geweldige routes vormde ook de inspiratie voor de recente ontwikkeling van de Snowdonia 360, een spectaculaire, 360 mijl lange rondrit door Wales. Natuurlijk is het zo dat de wegen die de routes aan elkaar knopen al lang en breed bestonden, niets nieuws onder de zon kortom, dat verandert niets aan het feit dat de ze waanzinnig mooi zijn. Gewoontedieren als we zijn, zit er een bepaalde vaste routine in onze motorreizen: lunchstops, overnachtingen, bijzondere bezienswaardigheden bezoeken. Bovenal het gevoel krijgen dat je écht iets hebt meegemaakt. En dat schotelt de Wild Atlantic Way je allemaal voor in mooie hapklare brokken. Bovendien is het ook gewoon een bucket-list dingetje met een sticker en een badge als beloning. Hoe dan ook, van de drie voornoemde routes, raad ik deze als een absolute must aan! Leunend tegen de sterke wind in terwijl het laatste zonlicht van de dag je naar je onderkomen voor de nacht begeleidt, veel mooier dan dat wordt avontuur niet!
Het avontuur begon al op Engels grondgebied, in een fish ’n chips-tentje in Fishguard, bij de veerbootterminal. Op de nachtboot is het warm, genoeg lege stoelen bovendien. De bijna vijf uur durende overtocht breng ik voornamelijk in een diepe slaap door. Het is nog donker en vroeg wanneer de ferry in Rosslare aanmeert. Het dorp is nog grotendeels uitgestorven, ergens niet ver van de haven vind ik een donker plekje en een pallet, waar het restant van de nacht slapend wordt volbracht. Ik word wakker met de zon vol in het gezicht.
Het is een droge, warme dag in Waterford, waar ik in Coffee House Lane, hoe kan het ook anders, een uitstekend koffietentje vind. Met een mondkapje op mompel ik mijn bestelling en niet veel later werk ik een ‘flat white’ naar binnen. Verderop in Cork, op de kruising van Oliver Plunket St. en de Grand Parade, is het nóg zonniger. Voornamelijk dankzij de aanblik van vrolijke mensen bij de fontein en de bibliotheek. Allemaal ontspannen flanerend na bijna twee jaar grimmige isolatie. Als we dan toch iets goeds aan de pandemie moeten toekennen, dan is het wel dat je de kleine dingen des levens nu weer écht bent gaan waarderen!
Eenmaal de Lee rivier over gaat het verder naar Kinsale, een hartverwarmend mooi stadje dat het officiële begin van de Wild Atlantic Way vormt. Bonte tinten groen en rood geven de High Street kleur, waar elk winkelpand is voorzien van gekleurde letters die in een pretpark niet zouden misstaan. Ierland is een theater van kleur, een verhalenland waar iedereen nog de tijd heeft of maakt voor een praatje!
Tussen Mizen Head en de Cliffs of Mohar krul je om schiereilanden heen, die er op de kaart uitzien als een varkenspoot. Een warme wind blaast hard over me heen, waarschijnlijk vanuit New York bevochtigd door 4.800 kilometer zee. Ik voelde het, de regen, maar voorlopig is het gelukkig nog warm en droog. De Atlantic Way volgt de contouren van de kust, maar toch kan ik bij Adrigole de aantrekkingskracht van Healy Pass niet weerstaan, rij naar Don’s Mountain Café op pashoogte en keer terug om de route te vervolgen. De pas doet denken aan de Bealach na Ba van Schotland, waarbij enkel aalscholvers die de serene stilte doorbreken!
Het is waar dat als je niet weet waar je heen gaat, elke weg je er brengt. Toch heb ik wel een lijst met punten die ik niet wil missen: Cliffs of Moher, Gap of Dunloe, de Healy Pass, Slieve League, Achilles Island, Donegal en Malin Head. En Kenmore voor onmogelijk mooie winkels, Westport voor zijn koffie, Kinsale voor het traditionele Ierse eten.
Er zijn hostels, hotels, B&B’s, in overvloed in Ierland. Perfect onderdak voor een ontspannen nacht, maar toch sluip ik vaak weg de wildernis in om te kamperen. Regenbuien leggen duizenden kilometers af om hun gure ballast op mijn tent te dumpen. Het is vochtig, koud ook en vaak kan ik daardoor de slaap maar moeilijk vatten. Maar in een wereld die gevoelsmatig steeds hectischer wordt, prefereer ik simpelweg het eenvoudige buitenleven boven een comfortabel bed, omdat het me een vrij gevoel geeft. Ik kampeer hier en daar, zet mijn tentje op in afgelegen velden en kook er worstjes en aardappelen. Een overvloed aan ruwe schoonheid in combinatie met rustige, bijna verkeersvrije wegen. Het is opmerkelijk, zo’n prachtige plek, zo dicht bij huis.
Rijdend op de Ténéré 700 door het groene, overweldigende landschap voel ik me helemaal in m’n element. Reizen zit simpelweg in mijn systeem. De dichter Brendan Behan omschreef het ooit treffend: “Het leven bestaat voor tien procent uit wat je overkomt en voor negentig procent uit hoe je ermee omgaat.” Terwijl ik op een bankje zit met uitzicht over de Atlantische Oceaan, denk ik na over mijn innerlijke onrust, waarom ik er per se altijd op uit wil. Waarschijnlijk gewoon een kwestie van genen. Mijn moeder was een emigrante, vertrok op jonge leeftijd van Lisburn naar het Manchester van de jaren veertig. Op haar Ierse manier comprimeerde zij blijkbaar in mij ook de behoefte om te migreren. En daar geef inmiddels ook alweer decennialang gehoor aan.
Met de motor op de stoep geparkeerd gaat het in Kenmore een van de talrijke koffiebarretjes in. Om me heen verschillende Amerikanen, die zich, net als ik, door hun voorouders ook enigszins verbonden voelen met dit land. Voor hun echter niet de vrijheid van het motorrijden, maar de verplichtingen van een georganiseerde busreis. Verschil moet er zijn…
Tussen de MacGillycuddy’s Reeks en het met heide begroeide massief van de Purple Mountains, ten noorden van de meren van Killarney, ligt de Gap of Dunloe. Gevormd door een gletsjer van vijfhonderd meter diep, voelt het U-vormige dal als een denkbeeldige periode uit het verleden. Het is bijna gevaarlijk om je voordeur uit te gaan naar zo’n indrukwekkende plek, je wilt namelijk eigenlijk niet meer terug. Ik parkeer de Yamaha en kijk in stilte om me heen, terwijl de regen zacht neervalt. Bijna automatisch word ik teruggevoerd naar een verleden waar paard en wagen regeerden en niet de auto. De smalle weg slingert langs watervallen, klaterende beekjes en rotswanden uit het midden van de aarde. Ik vis een boterham uit mijn tas. Om me heen enkel bomen; verminkt, grimmig en misvormd, woest vastklampend aan de bodem. Als een landschappelijk equivalent van het Ierse karakter.
Leuk feitje: in Nigeria wordt meer Guinness gedronken dan in Ierland zelf. En buiten de eigen landsgrenzen wonen er meer Ieren dan erbinnen. Zelfs als Engelsman in een Engelstalig land voel je je hier soms nog buitenlander. De verkeersborden borden zijn in het Engels, maar wanneer je in het Iers-Gaelic (een Keltische taal red.) wordt aangesproken door een lokale inwoner, is er werkelijk geen touw aan vast te knopen. Niets mis mee, want dat wakkert het buitenland-gevoel alleen maar extra aan.
Van Kinsale naar de Cliffs of Moher en verder richting noorden heb ik geen recht stuk weg gezien. Ik zweef over het asfalt met de wind in de rug en de zee als chaperonne naast me. Steeds verder omhoog, steeds meer verbaasd over de niet te bevatten schoonheid van de Ierse westkust. De Ténéré 700 hoeft niet getest te worden, dat laat ik wel over aan meer kundige rijders, maar ik ben toch maar wat blij met hoe betrouwbaar hij z’n werk verricht. De twin draagt mijn spullen, absorbeert ruwe wegen als de beste, terwijl de spinnende paralleltwin nooit verveelt.
Kilometer na kilometer Iers asfalt rolt onder het allroad schoeisel door. Elke dag sta ik op, pak mijn tent en spullen in en ga op weg zonder enig plan. Inspiratie vervaagt namelijk door te veel nadenken. Dé manier om aan een avontuur te beginnen, is door juist niet teveel vooruit te plannen, maar om ruimte te laten voor verrassingen. En verrassingen heeft Ierland meer dan voldoende in petto. Donegal en niet veel later de waanzinnig mooie Slieve League Cliffs doemen dan ook veel sneller op dan verwacht en gewenst. En ook de laatste 350 kilometer tot aan Malin Head, het meest noordelijke deel van Ierland, vliegen voorbij. Die avond pak ik een Irish koffie, die, zoals iedereen zou moeten weten, alle essentiële voedselgroepen combineert in één glas: cafeïne, suiker, alcohol en vet. Bijkomend voordeel: je slaapt er prima op!