Reizen West-Vlaanderen
Eenmaal over de grens laten wij motorrijders het rechtse deel van de Belgische geografie doorgaans volledig links liggen. Want voor stuurmanskunsten, lavend bier en schnitzels blinken de Ardennen immers uit. Toch zijn er voldoende ingrediënten om van Noord-Vlaanderen te genieten. Parels als het romantische Brugge en feeërieke Gent staan hoog op het culturele menu. Als leerling Bourgondiërs proeven we het Brugse Ommeland en nemen een hapje van Oost-Vlaanderen. Schuif mee aan een tafel!
We hebben geen zin om een lang weekend te jakkeren of kilometers eindeloze snelweg te vreten. Daar leent de Goldwing zich weliswaar uitstekend voor, maar dit keer gaan we ‘m op de proef stellen op middeleeuwse klinkers. Ons vooruitzicht is een lang weekend met tijd voor elkaar en omgeving. Brugge is daarom als romantisch eindpunt voor deze dag ingeklopt. Via de Deltawerken en Westerscheldetunnel rijden we naar Sluis om de grens over te steken. Langs de kaarsrechte Damse Vaart rijden we langs torenhoge populieren, die door de sterke polderwind gelijkmatig zijn kromgetrokken. Begin van de middag arriveren we in het historisch centrum van Brugge. De toeristische belangstelling voor de neogotische bouwstijl in deze prachtige stad is groot. Brugge kende tussen de 13e en 15e eeuw een grote economische bloei. De stad zelf beschouwt de 14e eeuw als haar eigen gouden eeuw. Doordat het vorstenhuis er haar residentiestad van had gemaakt, trok het schilders en kunstenaars aan. De verrijking op bouwkundig, cultureel en artistiek niveau is dan ook navenant groot. Nadat in de 16e eeuw Antwerpen de handelspositie overnam, raakte de stad echter in verval. Pas in 1896 kwam de opleving dankzij de aanleg van de haven in Zeebrugge.
Paardenhoeven trappelen over kinderkoppen, de edele dieren trekken koetsjes langs de prachtige panden en lieflijke straatjes. Onthouden van iedere vorm van schreeuwerige reclame en andere marketingterreur ademen de gebouwen pure architectuur uit. Tijdloze grandeur. Stijlvolle etalages lonken met delicatessen, de terrassen zijn goed bezet en de drukte voelt gemoedelijk dorps aan. We parkeren de GoldWing bij het hotel en gaan te voet verder op verkenning. Aan het plein van de Grote Markt praalt de Belforttoren. Opvallend is de zorg waarmee de Bruggenaren het verleden behouden. Even later staan we ons te verlekkeren bij het Dikmuids Boterhuis. Bij binnenkomst worden alle zintuigen op scherp gezet door de overweldigende hoeveelheid van versproducten en delicatessen. Iedere meter binnen deze lustopwekkende pijpenla wordt benut om de specialiteiten te tonen. Informerende klanten worden met gepaste vriendelijkheid te woord gestaan. Omdat we geen keuze kunnen maken laten we ons adviseren met een picknick aan hapjes als resultaat. De eigenaresse legt uit dat we gaan ‘sneukelen’, Vlaams voor snoepen, peuzelen, smullen en smikkelen.
We halen de motor op en rijden door naar het Astridpark. We parkeren de zescilinder, niet helemaal legaal trouwens, bij het orkestkiosk en strijken neer op het gazon aan de vijver. Het mooie van dit park is dat het onderdeel van het oude centrum is, zonder de indruk te wekken ook daadwerkelijk in de stad te liggen. Het Pavlov-effect bereikt z’n hoogtepunt als we de tas met etenswaren uitpakken. Van de handgemaakte worst, jam, kaassoorten en geurige broodjes wordt met iedere hap genoten. Het vakantiegevoel, de zonnestralen en omgeving werken ook als katalysator op de smaaksensatie. Een klein uurtje later bekijken we voldaan de horizon langs twee paar motorlaarzen.
Bij schemer dompelt Brugge zich in een zee van romantiek en een veelvoud aan culinaire geuren. Alle monumentale panden reflecteren een warm en sprookjesachtig licht. De verlichte architectuur langs de Rozenhoedkaai spiegelt over het grachtwater met z’n rondvaartbootjes. Deze meest bekende plek van de stad draagt er toe bij dat Brugge ook wel het Venetië van het noorden wordt genoemd. Camera’s klikken aanhoudend. Muziekanten geven op klassieke wijze het straatbeeld toon. Chocolaterieën blijven langer open en worden drukbezocht in deze chocoladehoofdstad die zo’n vijftig producenten heeft. Tientallen middeleeuwse bruggetjes verbinden de grachtkades met elkaar in een oase van stemmig licht. Veel bezoekers zijn op zoek naar een geschikte sneukelplek. We snuffelen van menukaart naar menukaart. Naar wat speurwerk belanden we in – waar anders!? – De Vlaamsche Pot. Volgens goed geïnformeerde bronnen worden in dit knusse restaurant traditionele Vlaamse gerechten geserveerd. We geven bij de chef aan dat we ons graag laten verrassen. Na een voorgerecht van mosselen, garnalenkroketten en grove paté beginnen we aan de ‘Waterzooi met Kip’ en’Paling in het Groen’. De Waterzooi smaakt gelukkig veel beter dan hij klinkt, room in kippenbouillon doet blijkbaar wonderen. Vervolgens worden smaakpapillen verrukt door de ‘Konijnenstofpot’ met bierbeslag en ‘Stoofpot op z’n Vlaams’ met varkenswangetjes. Wafels met zelfgemaakt ijs en slagroom worden de Bourgondische afsluiter. Culinair genieten in optima forma, vinden niet alleen wij trouwens: een Canadees stel vertelt dat zij verliefd zijn op Vlaamse keuken en iedere avond in dit specifieke etablissement dineren. Sterker nog, ze komen vaak enkel naar Europa voor Brugge.
Na het ontbijt zadelen we op richting Damme. Dit charmante dorpje met z’n 683 inwoners wordt door dubbele grachten uit de 80-jarige oorlog omarmt. De typische stervorm met z’n vestingwallen is grotendeels verdwenen, al is het grondplan nog wel zichtbaar. Napoleon liet het Dammekanaal tussen Sluis en Brugge aanleggen en in de 19e eeuw was Damme een belangrijk garnizoensstadje worden. De middeleeuwse legende wil dat kwajongen Tijl Uilenspiegel hier werd geboren. Hij hield de medemens graag voor de gek en was een schavuit. In 19e-eeuwse versies vocht de bekende fratsenmaker zelfs met de Geuzen tegen de Spanjaarden. In het Uilenspiegel Museum worden vijf eeuwen Uilenspiegel tentoongesteld om aan te geven hoe populair deze kwajongen altijd is gebleven.
Tegenwoordig staat Damme echter meer bekend om z’n culinaire reputatie en trekt hiermee bezoekers uit de wijde omgeving. Nadat de met zorg geserveerde thee en lekkernijen soldaat zijn gemaakt, verkennen we de omgeving. Ruim 400 kilo aan GoldWing serveert bij iedere snelheid een vorstelijk rijcomfort. Met grootse souplesse rijden we over dijken, langs velden en door pittoreske dorpjes, waar de tijd geen invloed lijkt te hebben gehad. Een schaapsherder delegeert haar kudde van de weg af. Even later zitten we in het landelijke Restaurant Siphon aan een rekje lamskoteletten te knabbelen. Als voorafje genoten we eerst van garnalen en mini-sandwiches, opgemaakt met verschillende vissoorten. Na de maaltijd puilen onze buiken uit en het restaurant van z’n bezoekers. Er heerst een gezellige sfeer. We praten met tafelgenoten over de beschaafde vaardigheden en bescheidenheid van de Vlamingen. Onze onverbloemende directheid past ze niet, ze hebben weinig op met onze ‘dikke nekken’. De volumeknop bij de Vlamingen staat nooit voluit leggen ze uit. Na een hartelijk afscheid rijden we langs het kanaal Gent-Oostende als volgroute. Haast hebben we in ieder geval niet, want het is goed uitbuiken op de Honda.
Gent, de hoofdstad van Oost-Vlaanderen, is onze laatste sneukelbestemming. En wat voor een! Laat in de middag rijden we door het historische centrum dat bruist. De bouwstijl is een lust voor het oog. Rond het jaar 1000 was Gent de grootste stad der Nederlanden. Alleen Parijs was toen, buiten de bekende Italiaanse steden, groter. Al in de veertiende eeuw telde de stad 60.000 inwoners en floreerde van de laken- en linnenindustrie. Evenals Brugge trok de rijkdom een breed scala aan kunstenaars en architecten aan. Prachtige kerken, kloosters, koopmanshuizen en fortificaties verrezen. Het rebelse Gent stond bekend om z’n koppigheid, hetgeen keizer Karel V in 1540 met harde hand aanpakte. Vijfentwintig leiders van de opstand moesten hun weerstand met de dood bekopen. De rest werd als voorbeeld in een boetekleed gehesen en moest met een strop om de nek om vergiffenis vragen. Sindsdien hebben de Gentenaren de bijnaam ‘Stroppendragers’ en daar zijn ze trots op. Een gepaste titel ook in een aanhoudende strijd voor vrijheid en mening. De stad kende daarna een eeuwen durend verval en pas in de 18e eeuw leefde het weer op door de katoennijverheid. Onder Het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden (1815-1830) werd Gent opnieuw een zeehaven en tevens universiteitsstad. Na de onafhankelijkheid van België in 1830 bleef de burgerij van Gent opvallend oranjegezind en werd het destijds de grootste industriestad op het vasteland. Tegenwoordig ijveren er 67.000 studenten en blaakt Gent onder 1000 jaar prestigieuze historie.
Na een kort opfrissertje in het hotel parkeren we de GoldWing bij de Sint Michielsbrug in hartje Gent. Vanaf hier zijn de prachtige Sint-Niklaaskerk, Het Belfort van Gent en de Sint-Baafskathedraal in één oogopslag goed te zien. De rivier de Leie stroomt langs schitterende panden waar Unesco stuk voor stuk z’n vingers bij aflikt. De architectuur is overal zo gedetailleerd dat onze ogen geen rust krijgen. Wandelend langs de gildehuizen aan de Graslei nemen we vervolgens de Vleeshuisbrug naar de middeleeuwse burcht van Gravensteen. Dit bastion werd eerst in kleinere vorm ter verdediging tegen de woeste Vikingen opgetrokken. Een paar eeuwen later stond er een machtig kasteel waarin de Graven hun residentie hadden. Het uitzicht vanaf de vestingwallen is prachtig en we bezoeken er het Gerechts- en Wapenmuseum. Ondanks het schitterende weer rommelt het in de catacomben. Onze brandstofmeter staat op nul, dus sneukeltijd! Op de gezellige Korenmarkt zijn vele restaurants met volle terrassen. Het wordt moeilijk kiezen, maar uiteindelijk wint Du Proges het met z’n klassieke Belgische gerechten. Tijdens de maaltijd bekijken we de omgeving door de bodem van onze glazen die gevuld waren met het Gentse Gruutbier en Galgenbier. Uiteraard ook even proeven van het stevige blonde Stropbier.
Als de dag gaat slapen ontwaakt er een sfeerverlichting waar zelfs de Kerstman gelukkig van wordt. De oude binnenstad wordt een sprookje en staat harmonieus in de schijnwerpers.
Net als Brugge krijgt de architectuur een nachtelijke herbeleving, het maakt de Gentse trots des te begrijpelijker. De sfeer is bruisend en tevens gemoedelijk. We slenteren hand in hand langs de kades en stoppen herhaaldelijk om het tijdloze decor te consumeren. De verlichte kerken torenen als sfeervolle iconen boven de verlichte stad. Een avond waar eigenlijk geen eind aan zou mogen komen!
’s Ochtends stappen we op een rondvaartboot op de Leie in het oude centrum. Vanaf deze kronkelende rivier bestuderen we de grachtenpanden, die enigszins op hun Amsterdamse equivalenten lijken, maar veel majestueuzer zijn. Opvallend zijn de schildpadden die op boomstronken liggen te zonnen. Een gids verteld over de geschiedenis van de stad terwijl de boot door het water fluistert. De terrassen aan het water lopen, evenals de bierglazen, nu alweer vol. We stappen af en strijken neer op het terras voor het oude Groot Vleeshuis. Deze overdekte vleesmarkt stamt uit de 15e eeuw en doet tegenwoordig dienst als promotiecentrum voor Oost-Vlaamse streekproducten. Grote hammen hangen er te drogen, dus even proeven. Overal verdiepen toeristen zich in menukaarten en wordt een specifiek brouwersvocht geadviseerd. Gent is bruisender dan Brugge, zonder schreeuwerig te zijn. De gedragscode is er een zonder verbale manifestatie en ventileert aanhoudend een zondagse vriendelijkheid. De ingreep in 1996 om het gehele centrum autoluw te maken, werpt z’n vruchten af op het toerisme en stedelijke rust. Niet voor niets staat Gent hoog op de lijst van het Werelderfgoed en dat wordt hier gekoesterd. Opvallend zijn trouwens de goede prijs-kwaliteitverhoudingen, ook qua overnachtingen. Locale lekkernijen zoals Gentse Neuzen, chocolade, wafels en pralines worden volop aangeboden en gekocht. De stad is buitengewoon schoon mede door de hoge boetes die uitgedeeld worden.
Tenslotte lopen we even naar binnen bij Café Bierhuis aan de Waterkant met z’n 150 biersoorten. Even van een bananenbiertje en het fruitbiertje proeven! Op het terras aan de Leie maken we culinair kwartier bij Chez Leontine. Gentse Stoverij bereid met Westmalle dubbel en Rodenbach wordt samen met Gentse Waterzooi opgediend. We genieten van een prachtig uitzicht dat iedere hap versterkt. Eigenlijk kunnen we er geen genoeg van krijgen.
Het land van meer dan 1000 bieren brengt zelfs de meest fanatiekste geheelonthouder aan het twijfelen. De Vlaamse keuken is een begrip. Onze broekriemen eisen inmiddels een tandje wijder. Mogen we nu tot Bourgondiër geslagen worden? Vlaanderen proeven in culinair en historisch opzicht was verrukkelijk. Ook omdat ze overgoten was met sociale ingrediënten zoals hoffelijk- en gastvrijheid. Daardoor is alleen onze nek geslonken. Sneukelen is hier verheven tot een geurige stoofpot van spijzen en cultureel erfgoed. We mogen helaas van tafel!
Met dank aan: Toerisme Vlaanderen & Brussel te Den Haag