Reizen Wallis, Zwitserland
De tien hoogste bergtoppen van Zwitserland liggen in het kanton Wallis. Verschillende grote passen voeren naar dit prachtige dal, toch gunnen maar weinig toeristen zich de tijd om het voor langere tijd te verkennen. En dat terwijl er genoeg te ontdekken valt. Onder meer waanzinnige avonturen op de weg. Heb je überhaupt meer redenen nogdig om te gaan? Nou dan!
Wanneer heb je voor het laatst met een jethelm gereden? Mocht je überhaupt ooit met zo’n halve eierdop op je bolletje hebt rond getoerd. Het maakt niet ook uit, als je er al eentje draagt, dan is dat doorgaans op een kleine toer rondom de thuisbasis. Of je moet er wel behoorlijk zeker van zijn dat zon voor langere tijd je beste vriend is. Daar moet je dan wel de juiste bestemming voor kiezen, maar ja, waar is dat? Nou, één van de meest prominente Europese zonbestemmingen bevindt zich uitgerekend in de bergen. Of beter gezegd, in een vallei in de bergen: Wallis. Misschien is dat de reden dat reisgenoot Andi deze opvallende helm draagt. Dat gezegd hebbende, zittend op een bescheiden 400 cc Scrambler, zoals in zijn geval, zou ik een vizier zonder twijfel ook niet missen. En in alle eerlijkheid, hij oogt in ieder geval heel wat stijlvoller wanneer de middeleeuwse straten van Sion achter ons laten, dan ik met mijn volle helm. Rijst de vraag, waar gaan we heen? Want dat is het lastige aan Wallis, alle zijdalen zijn doodlopend. Bijna allemaal.
Het is in ieder geval zaak dat we het klamme hoofddal zo snel mogelijk achter ons laten. Het kwik schurkt tegen de 30° Celsius, waarbij de hier nog jonge Rhône, de spoorlijn en de snelweg vechten om ruimte naast de stad. We zoeven snel over de zuidelijke heuvels richting Hermence. In een vloek en een zucht zijn we verlost van het doorgaande verkeer en de drukte. Een prachtige weg, die de middenmarkering maar heeft gelaten voor wat het is, slingert omhoog door een aantal krappe haarspeldbochten. Het vormt de opmaat voor een panoramische potpourri. De twee retro’s glijden door verkoelende naaldbossen, die de omgeving onderdompelen in het harsachtige aroma van vers hout. Dan verdwijnt de Rhônevallei uit het zicht en schuift het tweecilinder gerommel ons langs alpenweiden in de richting van de sneeuwkappen van de Dent Blanche. Natuurlijk, de weg leidt niet echt rond de piramidevormige vierduizender, maar alleen al het gevoel zo dichtbij de majestueuze berg te komen, is fantastisch!
Als we geen twintig kilometer lange doodlopende weg in willen rijden, moeten we eigenlijk afslaan bij de kruising vóór Les Haudères. Doen we dat? Doen we! Vanaf hier denderen we over een grandioze balkonpiste, die pas bij het skigebied van Nendaz weer contact maakt met de valleibodem. Hemelsbreed zitten we minder dan tien kilometer van Sion af, maar toch hebben we al ruim over de tachtig kilometer op de dagteller staan. Over Sion gesproken: de stad had de Olympische Winterspelen van 2026 kunnen organiseren, maar de inwoners van Wallis gaven Olympia de ijskoude middelvinger. “Ne veut pas!” “Dat willen we niet!” Is het onwetendheid, arrogantie, óf gewoon simpelweg het nuchtere besef dat na slechts een paar weken mediahype de boel weer gewoon de boel wordt?
De reactie is kenmerkend voor de regio. Bij buitenlanders overheerst vaak het idee dat de Zwitsers behoorlijk eigenwijs en eigengereid kunnen zijn. Onder de Zwitsers zelf geniet de Wallische bevolking dezelfde status en het Olympische ‘nee’ past wat dat betreft perfect in dat plaatje. Nog eigenzinniger: het kanton flirt bij tijd en wijle met het verlaten van de Zwitserse Confederatie. De rest van het land blijft er rustig onder en beschouwt het als deel van de lokale folklore.
Maar folklore of niet: waar is toch de afslag naar Sembrancher? Want daar bevindt zich iets waarvan ik nu al een binnenpretje krijg. Alleen al de gedachte aan hoe het Andi vergaat wanneer hij daar met zijn kleine Duc omhoog moet, doet me breed glimlachen.
Het is inderdaad nog precies zoals ik me herinner. Klein, sterk, duister. En daarbij ook nog steil en smal. De haarspeldbochten althans. De kleine vierhonderd moet er behoorlijk hard aan sleuren, en dat niet twee of drie keer. Nee, maar liefst 28 haarspeldbochten krijgen we voor de kiezen. Wow! Na elke 180°-slinger neemt de kleine Italiaan weer opnieuw een aanloop om de berg te bedwingen, om al na een paar honderd meter weer te worden gegrepen door de volgende serpentine. Dat is niet alleen het betere bochtenwerk, dit is een motor workout! Zonder twijfel één van de beste manieren om aan je conditie te werken. Andi straalt, ik glimlach van oor tot oor. En daar hebben we ook alle redenen toe. Niet alleen maar vanwege die weergaloos mooie en onderhoudende piste trouwens. Ook omdat dit tafelkleed brede haarspelgeluk zich plotseling een weg uit het kreupelhout baan en op achtergrond de massieve Grote Sint-Bernardus voor ons in de middagnevel opdoemt. Wanneer je nu het idee opvat om de befaamde pas even mee te pakken en aansluitend weer terug Wallis in te duiken, dan kom je enigszins bedrogen uit. Wanneer je niet 320 kilometer extra op de teller wilt zetten althans. En echt nodig is het ook niet, want hier direct om de hoek ligt de Col de la Forclaz. En die kun je toch ook prima nemen zonder die extra lus te doen!
Wanneer je bij de eerste bocht op de Forclaz bent, krijg je een sterke impuls om er direct te stoppen. Het perspectief van de kaarsrechte Rhônevallei is waanzinnig. Bovendien zijn er nog de brede, groene zonneschermen van bistro ‘Le Virage’, die aanmoedigen tot een welverdiende tussenstop. Ik doe net alsof ik niets zie en schijnbaar onwetend snel ik me langs deze panoramische plek met eet- en drinkgelegenheid op dezelfde ongeïnteresseerde manier als een enkeltje Utrecht Amsterdam over de A2. Ik weet namelijk dat slechts vier bochten verderop hét uitzichtpunt van Wallis ligt. Alsof er een telelens direct op je oog is geschroefd, daar ligt het voor je. Het dal der dalen. “En hoe zit het met een bak koffie?” Ik had het kunnen weten…
Een koperen zon schijnt door de dicht opeengepakte wijnranken boven Conthey. Veel plaatsen zijn er niet meer voor we het spektakel van de Derborence kloof induiken. Eén plaatsje daarvan heet Erde. Erde is een verzameling authentieke huizen, een heel knus geheel eigenlijk. Net als zijn veel grotere, ronde collega. Maar helaas geen koffie.
Wel in Aven, dat op Erde lijkt, waar we bij Café de Sapins eindelijk vinden waar we al langere tijd naar zoeken. We zitten net ontspannen onder de citroengele parasol, wanneer zich de onmiskenbare klanken van een boxer aandienen, een R1100R in dit geval. De Beierse brommer van bourgondische leeftijd parkeert vlak naast ons en een meer dan opvallende verschijning stapt af. Ringen aan alle vingers, lang zwart haar, een donkere zonnebril en een brede glimlach op zijn gezicht. “Zo, waar komen jullie vandaan?”
Er zijn nog geen twee minuten verstreken sinds Kimberley bij ons aan tafel is gaan zitten, en toch doen er al verhalen de ronde waarvan een zeeman het schaamrood op de kaken krijgt. In haar jonge jaren vloog Kimberley met vrachtvliegtuigen door het Afrikaanse luchtruim. Eén keer werd haar Antonov zelfs beschoten, maar de luchtreus kwam alleen aan de grond, wanneer zij dat zelf wilde. Ze kreeg in die tijd zelfs een bijnaam, verwijzend naar de illustere jachtpiloot Rode Baron: Zwarte Barones. Het motorrijden kwam eigenlijk bij toeval op haar weg, toen ze ooit een keer in de Verenigde Staten was. “Als je van vliegen houdt, dan vind je motorrijden ook leuk”, zei iemand tegen haar. Dus leende ze een motor, reed een paar weken door het land en besloot toen haar rijbewijs te halen. Nu komt ze regelrecht uit Derborence. “En”, wil ik weten, “hoe vond je het in Derborence?” “Waanzinnig gewoon, daar moet je echt heen!”
Een piepklein kapelletje markeert de plek waar de soms niet te bevatten schoonheid van Wallis plaatsmaakt voor een onverwachte abruptheid. Moeder natuur laat duidelijk zien dat we hier weliswaar mogen rijden, maar dat we als bezoeker slechts getolereerd worden. Het pad dat zich vastklampt aan de oostelijke helling van de berg, is met veel moeite en harde arbeid aan de natuur onttrokken. Langzaam banen we ons een weg door onverlichte, natuurlijke tunnels. De weg is te smal en verwarrend om snel te rijden, maar ook te spectaculair.
De Derborence werd plaatselijk beroemd toen in de achttiende eeuw twee grote aardverschuivingen de bovenste vallei teisterden. Vanaf dat moment werd de bergketen de ‘Duivelsbergen’ genoemd. Maar wat echter pas echt opmerkelijk was, was dat een geschatte 50 miljoen kubieke meter aan puin het toenmalige Derborence beekje afdamde, waardoor er een betoverend mooi meer ontstond. En daar groeide een oerbos, die niet alleen in Zwitserland zelf een zeldzaamheid is. Deze nestelt zich nu op ons netvlies, terwijl we de eigenlijke kloof achter ons laten. En daarmee ook de rest van de wereld. Slechts weinigen vinden hun weg naar deze doodlopende straat, die naar een zeldzaam paradijs leidt. We parkeren de fietsen voor de Auberge du Godet, een van de slechts twee herbergen hier. Tijd voor een biertje. En morgen? Dan gaan we verder door waanzinnig Wallis!