Reizen Vogezen, Frankrijk
Wanneer je onderweg bent, vertrouw je op een mooie trip, wat weer ontegenzeggelijk samengaat met het mooiste weer. Wanneer de regen zijn greep op de omgeving niet wil laten verslappen, heb je een lange adem nodig. Een koningsrit door de Franse Vogezen maakt je dat een heel stuk makkelijker dan je zou denken. Gelukkig wel!
Wanneer is een motorvakantie voor het laatst echt volledig in het water gevallen? In de letterlijke zin van het woord welteverstaan. Ik hoef er niet lang over na te denken, ik zit er momenteel middenin. En het leed lijkt nog lang niet geschied, ook niet voor mijn twee motorische lotgenoten. Thierry en Raoul staren met dezelfde bedrukte blik naar hun weer-apps als een wijnliefhebber die zijn chique Château Lafite Rothschild per ongeluk voor een fles Maggi heeft verwisseld. Ik kijk nog maar eens naar buiten. Loodgrijze wolken houden de omgeving in een stevige houdgreep en werpen bij tijd en wijle een stortvloed aan water over de heuvels uit. Vier lange, lome dagen door de centrale Vogezen staan er op het programma, maar helaas stormt en onweert het nu dat het een lieve lust is. Hoe lang zouden we hier, ondanks alle gastvrijheid, nog vastzitten in herberg Pied du Hohneck?
Bij de start in Villé probeerden we het dreigende onweer nog redelijk naïef te negeren. Met zuivere penseelstreken werden door de bochten omhoog de Col de Fouchy op de ledematen op energieke wijze opgewarmd. Overal om ons heen hebben de bomen zich in weelderige kleuren gehuld, daar tussendoor doen de pittoreske gehuchtjes ons vrijwillig vertragen. Dan, achter Lièpvre, zindert het asfalt omhoog naar Haut Koenigsbourg. En daar worden we voor de eerste keer echt met de harde realiteit geconfronteerd. Of beter gezegd, valt er niet meer aan te ontkomen. Wanneer we bij het kasteel stoppen vertelt een brede glimlach op de drie gezichten nog een heel ander verhaal: ‘Ja, geef me meer van dit hier!’ En ‘meer van dit hier’ is ook echt geen probleem in deze fantastische, met de meest waanzinnige bochten geplaveide regio. Alleen hadden we de diepgrijze wolkentorens niet opgemerkt, die het heldere blauw van de lucht volledig had verdreven. Waarschijnlijk een soort van struisvogelpolitiek, de kop in het zand steken en onder het mom van ‘wat je niet ziet, is er ook niet’ domweg weg het onvermijdelijke negeren. Of waren we simpelweg te zeer gegrepen door de route, door het fabelachtige uitzicht over de Rijnvlakte naar het Zwarte Woud of door het prachtige kasteel achter ons?
Hoe dan ook, nu stoppen is geen optie. We willen verder gaan, want achter Sainte-Marie-aux-Mines voert de D48 omhoog naar de Col de Bonhomme. En laat dat nu de toegang zijn tot een etappe met koninklijke allure, de Route des Crêtes. Alleen zijn nu de wolken wel onmiskenbaar aanwezig, stevig vastgenageld aan de lichtgroene kammen en ingeklemd boven de smalle zijdalen beroven ze ons volledig van de illusie van een gezellige en bovenal droge rit. Zo erg zal het vast niet worden, houden we de moed er in eerste instantie nog in. Maar dan gaan de sluizen open. Nog geen paar minuten later stroomt diepbruine aarde over de weg. Grote brokken steen en rotsen tuimelen van de steile hellingen en dwingen ons tot wat gymkhana-achtige capriolen. Verbazingwekkend genoeg draait de skilift op de Col du Calvaire nog altijd, alsof het nog steeds winter is. Hoe kan iemand nu vergeten dat ding uit te zetten? Maar nog belangrijker, waar vinden we zo snel mogelijk een veilig heenkomen?
De dames in Pied de Hohneck kunnen een blik van medelijden niet echt onderdrukken wanneer drie druipende motorrijders een spoor van water en modder op de vloer achterlaten. Dat was allemaal gisteren, maar we zitten hier nog steeds, terwijl de regen nog altijd onophoudelijk op het etablissement neerdaalt. Misschien hadden we beter in het charmante Villé kunnen blijven. Dat ligt weliswaar in de Elzas, met zijn pakkende romantiek, maar dat is nog wel het minste probleem. Het weer is er ongetwijfeld niet veel beter dan hier, maar daar kunnen we onze centen in ieder geval uitgeven aan heerlijke wijngaardslakken met een verfrissend glas witte Edelzwicker wijn. Thorsten en Dani hier zijn weliswaar ook al druk bezig met allerlei lekkers voor het versterken van de inwendige mens, maar we willen helemaal niet eten. Niet op de traditionele manier althans. Wij willen de bochtensoep van de Route des Crêtes oplepelen, onze warme banden in de melange van haarspeldbochten van de Wildenstein dompelen en onze ogen tegoed doen aan de bergpassenpasta van de Vogezen. Raoul haalt me uit mijn gedachten: “Kijk eens naar buiten!” Wolkenflarden vliegen over de bergen naar het Zwarte Woud, waarna een eerste voorzichtig straaltje zonlicht door het raam schijnt. Eet smakelijk!
Vrij zicht, vrije weg! En wij zijn de enigen in de wijde omtrek. De nog altijd kletsnatte weg dampt in kleine mistflarden voor ons uit. De vreugde van eindelijk weer de teugels kunnen laten vieren, doen me een beetje te dicht op Thierry rijden. Zijn achterband gooit water en vuil op mijn vizier als spekjes op een traditionele tarte flambée, die hier in de regio zo populair is. Toch maar even een paar tandjes zachter rijden daarom. Want zelfs al zou de weg volledig droog zijn, de zonsvloed heeft zijn sporen wel achtergelaten op het asfalt, dat bezaaid ligt met modder en ander vuil.
We zouden natuurlijk vanaf hier de Route des Crêtes koppig in zuidelijke richting kunnen volgen, maar dan zouden we wel iets anders moois missen. Het meer van Wildenstein bijvoorbeeld, maar vooral de weg die er naartoe voert. Thierry heeft de richtingaanwijzer al aan staan en neemt de scherpe bocht naar rechts. Een smal, maar ijverig weggetje, dat slechts sporadisch tekenen van een middenmarkering toont, dringt diep door op de westelijke flank van de Rainkopf. Opgeslokt door het felgroene bos, gaat het haarspeldbocht na haarspeldbocht de vallei van de Thur in. In zo’n beetje elke van de zeventien haarspeldbochten geven de tenen aan dat de maximale hellingshoek akelig dicht in de buurt komt, totdat de weg de oever van het meer op glijdt. Kijk, dit wil je niet missen.
Het glinsterende turquoise meer van Wildenstein weerspiegelt de vriendelijk blauwe lucht op werkelijk magistrale wijze. Blijven ademen! En niet te lang blijven hangen, want het moet ook weer omhoog naar de Route des Crêtes, naar Le Markstein.
Hier laat het asfalt zich van zijn mooiste kant zien. Alsof iemand de piste heeft geveegd met een microvezeldoek. Thierry manoeuvreert de dikke GS in lange hellingshoeken door het landschap, Raoul houdt zijn roadster strak aan het achterwiel en onder mij zingt de Tracer GT het lied der driecilinders. Fantastische weg, fantastisch weer, fantastische rit. Gisteren is nog slechts een verre herinnering!
Het meest opvallende aan Le Markstein is de enorme parkeerplaats. Op goede dagen pauzeren hier zwermen motorrijders, die de nectar die Vogezenbochten heet simpelweg niet kunnen weerstaan. Vandaag zijn we hier echter volledig alleen. Eigenlijk helemaal niet erg, want dat maakt het rijden hier extra relaxt. Dat is precies wat we nu aan het doen zijn, op weg naar de Grand Ballon d’Alsace. Tijd om even stil te staan bij een bijzonderheid feitje met betrekking tot deze route. Want als een van de weinige wegen ter wereld verbindt de Route des Crêtes geen steden met elkaar, maar alleen de letterlijke hoge punten aan de westkant van de Vogezenrug. Tijdens de Eerste Wereldoorlog werd de route aangelegd als een bevoorradingslijn aan de Franse kant, in de schaduw van het Duitse geschut. In de genadeloze loopgravenoorlog lieten alleen al aan de nabijgelegen Hartmannswillerkopf 30.000 soldaten het leven, zonder dat een van de partijen ook maar een meter terreinwinst boekte. Wat een geluk dat deze voormalige militaire weg voor zovelen vandaag de dag een weg van vreugde is geworden. Komt er toch nog iets goed uit voort!
Met een laatste bocht draaien we de Grand Ballon d’Alsace op en – we zijn weer besprenkeld met geluk – zien we de witte keten van de Berner Alpen aan de horizon. Dat moet toch een uitzicht zijn van zo’n 150 kilometer, waanzinnig! De parkeerplaatsen bij de Ballon zijn net zo leeg als net bij Le Markstein, de gastronomie bevindt zich nog in post-storm modus. Een koffiestop zou niet slecht zijn, maar waar? Zeven kilometer verder, op de Col Amic, wijst een bord naar links naar de Auberge Kohlschlag. Het is het proberen waard, nietwaar?
“Non, désolé!”. Het spijt haar, maar de taart is op, vertelt Alice. Gelukkig heeft de dochter van de herbergier, met haar prachtige oogopslag, nog iets achter de hand. Ze kan flan caramel bij de koffie serveren. Die is volgens haar echt, echt goed. Misschien is het omdat ze zo’n vertrouwde blik in de ogen heeft, maar de drie keer ‘ja lekker, doe maar’, komt er nét iets te snel uit. Maar gelukkig heeft Alice niet gelogen, de flan is overheerlijk. Haar vriendelijkheid bovendien opmerkelijk. We nemen bijna met weemoed afscheid, niet alleen om Alice trouwens, ook omdat de laatste fase van de trip alweer nadert. Gelukkig ligt er nog wat om te vieren in het verschiet.
Vanaf de kale, door de wind schoongeveegde Vogezenkam kronkelt de Route des Crêtes zich nu door de dichte bossen, alsof hij het laagland van de Sundgau zo lang mogelijk wil ontlopen. Net zoals de flan van daarnet geen taart is, maar eigenlijk een dessert, zo is deze opeenvolging van haarspeldbochten dat ook. Vierde, derde, tweede versnelling, hard remmen, diep de bocht door en verderrrrr.. Dit mag eindeloos doorgaan, ware het niet dat ik nu ook op latere leeftijd nog een Frans woord leer op deze laatste kilometers: ‘pavé’. En dat betekent kasseien, die de lokale wegenbouwer precies in de bochten heeft gelegd. Zo koelt het enthousiasme weer langzaam af nadat we de banden in de ontelbare bochten tot lava-waardige temperatuur hebben gereden. Na een waardeloos begin toch een waardig slot. Zoals het hoort!