Reizen Via Mediterra (deel 1)
Barcelona en Beiroet, Athene en Alexandrië, Torre del Mar en Tel Aviv. Er is één ding dat ze gemeen hebben: de Middellandse Zee. En op een onachtzaam moment rees de gedachte dat het wel eens leuk zou kunnen zijn om er een rondje omheen te rijden. Maar wat er op Google Earth nog uitziet als een aardig rondje sturen, blijkt in de praktijk een reis vol tegenstellingen, nekhaar tintelende tegenslagen, maar ook blije verrassingen. De Via Mediterra, een reis over drie continenten.Ik wist dat Algerije een pijnpunt zou worden. Net als Libië en Israël. Er waren mensen die dachten dat de reis alleen daarom al niet zou lukken. Een rondje Middellandse Zee! Griekenland, Italië, Frankrijk en Spanje, een makkie. Maar Noord-Afrika en het nabije Oosten? Al vlug zou ik weer vloekend in Alicante staan en de cynici op hun gelijk moeten wijzen.Het verhaal van deze enerverende reis begint in maart in het mondaine Marseille. Iedereen droomt over het zuiden, over de warmte. Ik zit in het zuiden, maar warmte? De mistral veegt de straten van Marseille schoon met zijn ijzige adem. Achter mijn vizier doet de tocht mijn ogen tranen. De huilende wind werkt op mijn zenuwen en mijn vingers voelen als vissticks uit de vriezer. Waarom ik zo vroeg in het jaar op pad ben gegaan? Gewoon, omdat ik bang ben dat de Noord-Afrikaanse zomerzon anders mijn schaarse hersencellen laat verdampen. Ik wil de Maghreb namelijk achter me hebben voordat het kwik er boven de 40º klimt. Marseille is gevaarlijk. De Cock met ‘C-O-C-K’ zou er niet gezien willen worden. Wanneer je in Marseille een motorfiets zomaar parkeert, dan is hij weg. Zeggen ze althans. Kan maar zo zijn, zelfs de brommertjes liggen aan dikke kettingen die een oceaanstomer niet zouden misstaan. Voor mijn HP2 heb ik ook een slot, maar vergeleken met de ankerkettingen van de brommertjes lijkt het wel een bedelarmbandje. Met een half oog op mijn motor probeer ik wat foto’s te maken, en dan al meldt zich de eerste verdachte. In camouflagekleding en vol tatoeages. Hij sleept twee honden mee en knipoogt tegen de laagstaande zon. “C’est une Triumph?”, vraagt hij. Met zoveel vakkennis schat ik hem in als beginnend motordief. Hij bekijkt de kentekenplaat: “Ah, Neerlandais! Dann können wir Deutsch reden!” Een meertalige gelegenheidsdief? Hij wijst naar de andere kant van de haven. “Ik zat in het vreemdelingenlegioen, had geen andere keuze, snap je?”, probeert hij zijn ietwat vreemde beroepskeuze te verhelderen. En nee, ik begrijp hem niet. Is een ex-legionair soms beter dan een aanstaande motordief? Tattooboy verduidelijkt de zaak: “Ik had iemand in elkaar geslagen en die stond niet meer op. Toen ben ik het Legioen in gegaan, krijg je namelijk een nieuwe identiteit.” Hij grijnst breed en ik ruik de rode wijn in zijn adem. “Hoor eens, ga je toevallig naar Spanje?” Ik zeg dat ik naar Italië ga. Een leugentje om bestwil, dat me aan de Hemelpoort hopelijk vergeven wordt. Feitelijk klopt het wel. Ik maak alleen eerst een omweg van 20.000 kilometer. Bovendien kan ik niet rechttoe rechtaan naar Spanje. Want de grijze HP2 moet nog worden geruild tegen een meer fotogeniek wit exemplaar, dan pas kan de reis echt beginnen en ga ik naar Spanje.Wat kun je zeggen over de Spaanse Middellandse Zeekust? Hij is vol geplempt met vakantiebehuizingen in alle soorten en maten. Van Rosas in het noorden tot aan Algeciras in het zuiden alleen maar betonnen bouwdozen. De architecten hebben het hier verdiend met hun ‘copy’ en ‘paste’ toetsen. Blijkbaar heeft de moderne zonzoeker genoeg aan de betonnen versie van een kartonnen doos. Er zijn nog maar een paar locaties over het hoofd gezien door de bouwmaffia, de project ontwikkelende roofdieren en koopgrage zonaanbidders. Aan de Costa Brava bijvoorbeeld. De weg is net zo woest als de kust. Het weggedrag van de inboorlingen is dat ook. Vanuit je linker ooghoek zie je het groenblauwe water, rechts flitst de kale rots vlak langs mijn aluminium koffer. Blinde bochten. Verraderlijke slingers. Ik denk alleen nog met mijn rechter hand. Als mijn levensverzekeraar me zo zou zien, zou hij rode vlekken in zijn nek krijgen en mijn polis ter plekke verscheuren. Of neem het zuiden van Alicante, achter Bahia. De piste slingert daar net langs de waterkant richting het zuiden. Om de paar honderd meter ligt een ander strand, in mijn spiegels zie ik het stof opwaaien. Ik ben weg. Ver van huis. Het is voor het eerst dat ik dat specifieke gevoel te pakken heb. Zelfs het sms’en gaat hier maar matig. Aan de Costa del Sol, die ze omdat zon alleen niet meer genoeg is, ook Costa del Golf noemen, rijd ik tussen onafzienbare rijen nieuwbouw, bouwkranen en reclameborden met grijnzende golfspelers. De aanduiding ‘Ferry Maroc’ langs de ringweg van Malaga belooft me een wereld zonder golfspelers. Ik stuur direct naar de haven en zoek de eerste boot naar Marokko. “Die gaat over tien minuten naar Melilla, als u snel bent dan haalt u hem nog.” Acht uur later spiegelt de halve maan zich in de zee en rol ik Afrika in, al is het hier nog op Spaans grondgebied. Want ook in de 21ste eeuw is Melilla nog gewoon een Spaanse kolonie. Britten noemen zoiets vergoelijkend een ‘overzees gebiedsdeel’, daarvan hebben ze er zelf eentje in Spanje: Gibraltar. Ceuta en Melilla, de Spaanse koloniën, hebben maar het formaat van een stad. En omdat Ceuta en Melilla dan wel in Afrika liggen, maar niet bij Marokko horen, is het voor de inwoners niet zo eenvoudig om hun stad te verlaten. Marokko is mooi en veel goedkoper, Spanje daarentegen is voor arme Marokkanen juist weer een paradijs. Daarom zijn de enclaves omgeven door hekken en wachttorens. Voor de zekerheid zijn die er direct maar in een dubbele rij omheen gezet. Als ik de volgende ochtend de slagbomen passeer en naar Nador stuur, ligt Europa definitief achter me. Europa eindigt in Afrika. Vreemd. Er gebeuren wel meer vreemde dingen, zo blijkt krap 160 kilometer verder. De kustweg naar Algerije is tiptop in orde. De boxer knort van genoegen door de lange bochten omgeven met wuivend graan. Wit gekalkte dorpjes, stoffige zijstraten. Bejaarde vrachtwagens sukkelen roetbrakend vooruit. Als ik ze passeer, houd ik mijn adem in. Dan komen Saida en het Algerijnse kustgebergte in zicht. Toch blijkt Afrika’s op twee na grootste land even ver weg te liggen als de maan. De grens is gesloten, al jaren overigens. Niemand kan erover, tenzij je de Marokkaanse grenspatrouille 100 Dirham betaalt en aan de andere kant niet gesnapt wordt. De Marokkaanse vlag wappert lusteloos in het briesje en direct erachter hangt de Algerijnse vlag. Ik wist dat de grens gesloten was, maar je kunt geen rondje Middellandse Zee maken en landen overslaan. Toch? En dus ga ik vanuit Marokko terug naar Spanje, omdat je van daaruit naar Oran in Algerije kunt. Er moet alleen even een vers visum voor Algerije gescoord worden. En die haal je bij het Algerijnse consulaat in Oudja, op slechts een paar kilometer van Saida. Tenminste, dat dacht ik. Met mijn bezoek aan Oudja ben ik snel klaar. Een visum krijgen is geen probleem, vertelt de bijna slapende ambtenaar vanachter zijn doorleefde balie. Daarvoor moest ik gewoon even naar het consulaat in de Marokkaanse hoofdstad Rabat. Terug op de HP verheug ik me bijna op de zojuist gewonnen extra rit door Marokko.Achter Ouarzazate loopt er een hagelnieuwe weg over de bergen naar Zagora. Een paar kilometer verderop pak ik de parallelle piste langs een rode rotsrug. Als de HP2 weer over asfalt draaft, wijt ik het rare stuurgevoel aan de overgang tussen de onverharde weg en het asfalt. Binnen een minuut besef ik dat mijn voorband net zo zeker plat is, als dat de zon onder gaat. Mijn bandenplakspullen heb ik snel genoeg bij de hand, maar hoe laat ik de BMW zonder middenbok met de wieltjes in de lucht zweven? Het enige wat hier in overvloed aanwezig is zijn rotsblokken. Ik bouw een stapel ter grootte van een bierkrat, en tien keer zo zwaar, en til me vervolgens net geen hernia aan de BMW. Dat was niet alles. Een half uur lang probeer ik de band van het velgbed te drukken. Dans rondjes op de gummiworst, maar mijn 75 kilo maakt geen indruk. Misschien had ik tijdens de lunch in Ouarzazate zwaarder moeten tafelen. Er stopt een vrachtauto met twee Marokkanen er in. Met hun hulp en die van Allah, en een hoop gevloek van mij, geeft de band zich eindelijk gewonnen. Na dertig minuten ben ik weer op weg. En intussen is het pikkedonker geworden. De achterlichten van de vrachtauto zijn alweer verdwenen. Na vijf kilometer krijg ik weer dat rare gevoel in mijn stuur. Is dat de straf voor mijn gevloek? Later die nacht krijg ik nog twee lekke banden. Om drie uur ’s ochtends pas zie ik de lampen van Zagora. Zagora heeft zich van een vlek aan de woestijnrand ontwikkeld tot een echte stad. Met alle voor- en nadelen van dien. Ik kan er gelukkig een extra dikke binnenband ter vervanging van mijn amechtige exemplaar kopen. Samen met vier Fransen op hun ééncilinders ga ik richting M’hamid. We knallen kaarsrecht, zonder GPS, maar gewoon op grove kompaskoers naar het zuiden. In de queds jagen we onze hoogpoters over de voetbalgrote stenen. De grauwgroene vlaktes voor de rotsruggen van platgetopte bergen halen grappen uit met het waarnemingsvermogen. Alles lijkt onder handbereik, maar het duurt uren voor je er bent. De afstanden hier zijn enorm. Aan de noordoostkant van de Chebbi staat een kleine kiosk. Wat blikken conserven, lauwe cola en sigaretten. Hamou en zijn twee kameraden zijn er de winkeliers. Ze wonen ook in het winkeltje. “Drie jaar geleden waren we nomaden”, vertelt Hamou, “maar de Algerijnen hebben de grens zo dichtgetimmerd dat we ons vee niet meer naar de andere weidegronden konden brengen. En als je het toch probeerde, dan smeten ze je met kudde en al in de bak.” Hij trekt de groene luifel recht en wijst op de BMW. “Wil je naar Algerije?” “Dat kan. Er zijn plenty mensen die kamelen, benzine en ander spul de grens over smokkelen. Maar jouw kameel is wel erg fel gekleurd, ze zouden je snel vinden. Beter dat je het niet zo doet dus.”Een week later adem ik de diesel- en tweetaktwalm van het verkeer in Rabat in. In de villawijk van de Marokkaanse hoofdstad, direct onder het paleis van Mohammed VI, wappert de Algerijnse vlag in een zijstraat boven de oleanders. Ik heb, voor zover dat na twee maanden reizen mogelijk is, mijn beste spulletjes aangetrokken en ben strak geschoren. De beambte van het consulaat is de vriendelijkheid zelve. “Het visum is geen probleem”, schraapt hij zijn keel, “alleen is het zo dat een visum alleen kan worden gegeven vanuit een land dat open grensverkeer met Algerije heeft.” Hij probeert mijn slecht verborgen verbijstering weg te masseren. “U moet gewoon even naar Spanje, naar het consulaat in Alicante. Van daaruit kunt u ook de boot naar Oran pakken.” Ik maak een inschatting over de afstand tussen Rabat en Alicante. Dat zal iets van 1000 kilometer zijn. Bij de vuurtoren van Tanger ontmoet het blauw van de Atlantische Oceaan dat van de Middellandse Zee. Europa is alweer in zicht. Een stukje ten oosten van Tanger loopt er een smalle piste door welig groen naar een steile rots. Verderop is het nauw van Gibraltar te zien. Samen vormen ze de zuilen van Hercules. Dit hier was het randje van de Griekse geschiedenis.Gammele ezelkarren versperren de toegang tot het Hotel Continental in de binnenstad van Tanger. “Kif, kif, hasj monsieur?”, schreeuwt een smoezelig type me vochtig in mijn oor. De gekruide geuren van de oriëntaalse gaarkeuken hangen in de lucht. Een ezel balkt zijn grauwe wanhoop uit. In Tanger is geen plek voor romantiek. De stad verdedigt zijn beroerde reputatie met overtuiging. Drugs, wapens, mannelijke-, vrouwelijke- en onzijdige prostituees. In Tanger is alles te krijgen. En dat trok altijd al veel volk. Na de Tweede Wereldoorlog waren het vooral Amerikanen en Britten die gelokt werden door het ‘anders’ zijn van de stad. Barbara Hutton verspeelde er haar vermogen met decadente feesten in het Continental. William Burroughs en Paul Bowles schreven hier hun meesterwerken, maar de hemel boven de woestijn heeft hier zijn onschuld verloren.Vijftig jaar later bladdert het stucwerk van de gevels. De kozijnen zijn verzakt en de tapijten versleten. In mijn bed moet ooit een Engelse prins hebben geslapen, maar dat was dan zonder het eindeloze gedreun van de diepvriescombinaties dat uit de haven klinkt. En waarschijnlijk had zijn handdoek toen nog geen gaten. Zou trouwens maar zo dezelfde handdoek kunnen zijn geweest. Nauwelijks zijn de BMW en ik weer op de openbare weg of daar is de brullende handelaar met zijn geestverruimende waar weer. Hij heeft zijn marketingstrategie aangepast en schreeuwt nu een paar decibel harder. Ik ga naar de haven en pik net op tijd het snelveer naar Tarifa. Er is nauwelijks tijd om nog een keer om te kijken naar Marokko.De Straat van Gibraltar is de A2 van de Middellandse Zee. Elk jaar passeren er 88.000 schepen, de veerboten en vissersschepen niet meegeteld. En die drukte is dan ook nog een favoriete hangplek van dolfijnen en walvissen. Ze worden in de gaten gehouden door bijvoorbeeld Katharina Heyer van de Zwitserse ‘Organisation Firmm’ die daar wetenschappelijk onderzoek naar de zeezoogdieren doet. Met een paar andere passagiers mag ik mee op hun onderzoeksschip. Tussen alle scheepvaart door gaan we naar de walvisverzamelplaats voor de Marokkaanse kust. Een paar scholen dolfijnen tuimelen om onze boot. Zuidelijk zien we de fontein van een uitademende potvis. Mijn medepassagiers gaan door het lint, juichen, gillen en huilen. Ik maak een korte stop op Gibraltar. Dat past immers binnen mijn plan. Maar meer dan twee uur heb ik niet nodig voor het stukje Engeland dat voor het verenigde Europa net zo belangrijk is als kettingvet voor een cardan. Het is er te pretparkachtig met die vuurrode dubbeldekkers, rode telefooncellen en roodverbrande bobbies. Je fish ’n chips betaal je er met Britse ponden, maar euro’s nemen ze ook aan. Dat visum voor Algerije schiet me weer te binnen. Dus pak ik de snelweg naar Alicante. Dankzij de Europese spaarpotten in Brussel hebben de Spanjaarden nu fantastische snelwegen en ben ik in een wip bij het Algerijnse consulaat. En? Niks aan de hand, dat visum kun je gewoon krijgen. In Nederland. Ik adem diep in en uit, wil eigenlijk iedere ambtenaar hier eigenhandig de nek omdraaien, maar vraag beschaafd of er geen uitzonderingen worden gemaakt? “Nee”, schokschoudert het mens achter de balie, “dit zijn nu eenmaal de regels.” Ik knik met een grimlach en verlaat het pand. Buiten staat het voetgangerslicht op rood, mijn gemoedstoestand bevindt zich in hetzelfde kleurtje.In het ‘stop & go’ ritme van het stadsverkeer koers ik met de HP2 weg uit Alicante. Zweetdruppels trekken natte sporen over mijn rug. De lente is voorbij. Wat ik had willen voorkomen gaat dus toch gebeuren, ik cruise straks hartje zomer door Noord-Afrika heen.Dit Via Mediterra reisverhaal zal in vier delen worden gepubliceerd. Deel 2 van deze enerverende reis rond de Middellandse Zee lees je in MotoPlus 3-2011.________________________________________INFOMIDDELLANDSE ZEELigging: tussen Zuid-Europa, West-Azië en Noord-AfrikaLengte: +/- 3.850 km Gemiddelde breedte: 600 kmGemiddelde diepte: 1.430 meterOppervlakte: +/- 2.000.000 km².MEDITERRANE LANDENNoordoever: Spanje, Frankrijk, Monaco, Italië, Slovenië, Kroatië, Bosnië en Herzegovina, Montenegro, Albanië, Griekenland, TurkijeZuidoever: Syrië, Libanon,Israël, Egypte, Libië, Tunesië, Algerije en Marokko Autonome eilanden: Malta en Cyprus Belangrijkste eilanden: Balearen (Mallorca, Menorca en Ibiza), Corsica, Sardinië, Sicilië, Malta, Djerba, Kreta, Rodos en Cyprus