Reizen Vercors/West-Alpen
Midden mei sluimeren de beroemde bergpassen van de Franse Alpen nog in een winterslaap. In welke mate kun je ze desalniettemin benaderen? En als dat niet lukt, wat voor spannende alternatieven zijn er dan? Nou, wat te denken van de Vercors, een bijna onbekende bergregio, waar slechts zelden iemand bewust koers naar zet. Wat een grote vergissing!
De berichtgeving op internet over het openstellen van de bergpassen is ronduit deprimerend. De winter wil gewoon niet wijken en houdt de beroemde bergwegen van de Alpen in een ijzige, klemmende greep. Zelfs de koningsetappe van de Giro d ‘Italia wordt afgelast omdat de Col du Galibier zelfs met het zwaarste materieel niet te ruimen valt. Ik zit in de lunchroom op de Col de Lautaret, mijn Ténéré staat er buiten op de met verse sneeuw bedekte parkeerplaats en kijkt net zo raar als ik. Had ik toch stiekem gedroomd van de Galibier, mijn topfavoriet van alle bergpassen in de Alpen. Maar bij een verfrissend tempratuurtje van 0 graden en een lichte sneeuwjacht bevriest deze droom. En dat terwijl het toch al mei is. Wat een ramp!
En nu? Behoorlijk ongemotiveerd blader ik door de Michelin-kaarten, zoek bestemmingen om naar uit te wijken, terwijl het op de televisie vertoonde weerbericht van Meteo France met nog meer sneeuw dreigt en uitvoerig praatjes verkoopt over koude poollucht. Ik blijf op de kaart hangen bij een op spaghetti lijkend gewurm van gele en witte straten zuidwestelijk van Grenoble, de Vercors. Nog nooit van gehoord, maar het ziet er uiterst verleidelijk uit. Is dit een alternatief? Het is in ieder geval een poging waard.
Buiten dwarrelen de sneeuwvlokken naar beneden. Snel weg van hier. Mijn tas op de Yamaha hangt slap naar beneden, ik heb al mijn kleren aan en toch heb ik het koud. De eencilinder draait, onhandig balanceer ik het hele zaakje over de glibberige parkeerplaats de kleddernatte weg op. Met iedere verloren hoogtemeter richting Grenoble wordt de temperatuur iets draaglijker. Zelfs de hemel trekt open en verlegen zonnestralen strelen het gemoed. ’s Avonds ben ik in het pittoreske plaatsje Pont-en-Royans. Oude huizen met meerdere verdiepingen, zorgvuldig geschilderd in pastelkleuren, stapelen zich boven de rustige rivier de Bourne. Het is gewoonweg mooi. Een leuke kamer met verwarming is gauw gevonden. De waard is helemaal weg van de Combe Laval, deze weg zou ik volgens hem gewoon moeten rijden. En hij heeft gelijk! In het begin klimt de prima asfaltweg met aardig wat bochten lichtjes door het dennenbos, maar dan komt plotseling de kraker bij uitstek. De weg wordt zo nauw dat er nog net een auto overheen kan en balanceert gedurende een kilometer waaghalzig langs de verticale geelgrijzige rotswand, opgesmukt met een aantal grove tunnels, alleen maar beveiligd door een muurtje tot amper een heuphoogte. Spectaculair en adembenemend. Beneden in de diepte van de steile bergkloof staan een aantal huizen, weggedoken onder dreigende rotswanden, in donkergroene grasvelden. Alleen al voor deze weg is het de moeite waard geweest om de koude te doorstaan.
Ik rijd bergopwaarts naar de Col de la Machine, linksaf en dan in perfecte radiussen het asfalt met veel grip op. En dan naar beneden het zonnige dal van de Gorges de la Bourne in. Weer zo’n geweldige bergkloof, voorjaarsgroene grasvelden, goed gevulde watervallen en verticale grijze wanden waar de straat kronkelt door grof uitgehakte galerijen met een doorrijhoogte van amper drie meter. Perfect voor onbezorgde camperbestuurders die het niet erg vinden om hun bedstee behoorlijk te vervormen. Talrijke sleepsporen op de laagste plekken van het rotsachtige plafond getuigen van menig drama na een botsing. Het kan de rots niets schelen, die heeft er geen last wanneer het dak van de camper als een sardienenblikje wordt opengereten.
Eindelijk schijnt de zon, de temperatuur klimt aarzelend richting de tien graden. Dit wekt de behoefte om gewoon maar te gaan rijden. Ik ga de bergen van de Vercors in, naar de grandioze Col de Rousset tot aan Die. En dan een stukje langs de Drôme en, bijna zonder verkeer, weer omhoog over de bergpassen met namen waarvan ik werkelijk nog nooit heb gehoord. Een waar bochtenspektakel. Waarom ook eigenlijk niet? De wegen in de Vercors zijn zeer zeker bochtiger dan de bekende Alpenbergpassen.
Na twee lauwwarme dagen in het idyllische dal van de Drôme en het leuke plaatsje Crest met zijn zaterdagmarkt, die de moeite zeker waard is, hapt het polaire koudefront echter weer toe. Ik rijd de bochtige weg omhoog naar de Col de la Bataille, passeer de 1.300 meter grens en verbaas me over de winterse wonderwereld. Verse sneeuw glaceert de bergen en versiert de takken van de bomen, die nog altijd geen bladeren dragen. Hoe geweldig dit landschap er ook uitziet, motorrijden met temperaturen rond het vriespunt is nou net niet datgene wat ik had verwacht van mijn eerste voorjaarstocht. Met stijve ledematen manoeuvreer ik de Ténéré over de met sneeuw bedekte hoogvlakte en verlang naar een warme lunchroom in Die.
Daar zit ik dan en weet het even niet meer. Alweer. Een blik op internet naar het weerbericht van Meteo France veroorzaakt direct een nieuwe een ijskoude golf, bij mezelf. Het verlangen om lekker bergpassen te rijden smelt, dit in tegenstelling tot de aanhoudende sneeuw. Ik klap de kaart verder uit, op zoek naar mogelijkheden om te vluchten. En dan blijf ik hangen bij het grote blauwe vlak ver in het zuiden: de Middellandse Zee. Ach nee, wat moet ik daar? Geen idee, maar het weerbericht zorgt voor het meest overtuigende argument denkbaar: 22 graden en zonneschijn aan de Côte d’Azur. De magnetische kracht van deze prognose is te sterk om me er van los te trekken, en dat wil ik ook helemaal niet.
Afrekenen, inpakken, de XT starten en zonder het te vragen draait het voorwiel vanzelf in zuidwaartse richting. De motorfiets weet waar ik naar verlang. Waarschijnlijk heeft de XT net zo genoeg van de sneeuw als ik. IJskoud de bochten induiken bij een temperatuur van rond de nul graden rekent zelfs een robuuste allroad niet tot zijn favoriete bezigheden. Bovendien rij ik een Ténéré, een machine vernoemd naar een woestijn en niet naar een hoogvlakte met sneeuw en ijzel. Vol goede hoop rol ik goed driehonderd kilometer later onder de palmen in Argay aan de Côte d’Azur richting het zandstrand van de Middellandse Zee. Tevreden knarsen de banden in de bij de omgeving passende ondergrond. Lauwwarme wind waait zachtjes in het gezicht. Ik ben gesloopt, maar ook gelukkig over mijn spontane en succesvolle vluchtpoging en het heerlijke temperatuurtje dat je een lekker gevoel geeft. Heb ik echt nog geen vijf uur geleden nog zo verschrikkelijk gebibberd van de kou? Welnee, dat moet een nachtmerrie zijn geweest, sneeuw van gisteren.
Eindelijk zijn alle zintuigen ontdooid. Zulke emotiewisselingen zorgen ervoor dat het reizen per motorfiets altijd weer een opwindende gebeurtenis is. De Corniche de l’Esterel tussen Frejús en Cannes behoort zeer zeker tot de mooiste delen van de Côte d’Azur. De goede weg leidt met veel bochten vlak langs de kust. Alleen een aantal lelijke bouwwerken ontsieren de kust. Villa’s waar je afgunstig van wordt met ongehinderd uitzicht over de zee pronken daar op ontzettend dure grond. De bergen van het Massif de l’Esterel verwennen de motorrijder met prachtige wegen tussen rode rotsen in het mediterrane landschap. Twee dagen lang ben ik blij als een sneeuwkoning dat ik een loopje heb genomen met de winter, maar dan komt mijn verlangen naar de Alpen hevig terug. Eens kijken hoe ver de sneeuwploegen zich inmiddels omhoog hebben gegraven in de sneeuw op de bergpassen.
Ik neem de tijd en pak de kleinste bochtige weggetjes het achterland in. Prachtige oude dorpen als Montauroux, Callian en Mars, allemaal gezegend met een ver uitzicht over de zee. Maar langzaam wordt het bergachtig, de eerste sneeuwtoppen komen in zicht. Ik zet koers richting Col d’Allos, sinds eergisteren geopend. De zonnige mediterrane omgeving met haar vrolijk gekleurde oorden blijft achter en wordt afgelost door de zwaarmoedige charme van de Alpenhuizen. De weg gaat gestaag omhoog en het wordt voelbaar kouder. Nog voordat ik de boomgrens bereik, is de sneeuwlaag alweer gesloten. Maar de weg is droog. Bocht na bocht draait het asfalt met vele gaten het hoogste punt van de bergpas tegemoet. Daar op een hoogte van 2.247 meter is het nog volop winter. Metershoge sneeuwwanden vervangen de vangrails, grijze wolken drijven in zuidelijke richting. Ik wilde dit zelf, hou ik mezelf voor. Naar beneden naar Barcelonette, snel nog even racen over de Cole de Vars en in Guillestre is het werkelijk fantastisch. Het is koud, zonnig en zelfs de leuke camping is al geopend. Perfect.
De volgende dag zijn alle wolken ‘m gesmeerd. Belangrijke opdracht vandaag: niet van alles tegelijk willen. Maar dit weer wekt roekeloze verlangens op, ondanks dat zo vroeg in de ochtend een behoorlijke laag ruige vorst de zitting van mijn Ténéré siert. Zou de Col d’lzoard een mogelijkheid zijn? Laten we eens gaan kijken. Ik negeer de afzetting, swing omhoog door het bochtenwerk van de iets hellende oprit aan de noordkant. Langs Refuge Napoleon, waar je in de nazomer de beste bosbessentaart zuidelijk van Oslo kunt eten, en eindig precies één bocht voor het hoogste punt van de bergpas op een rijbaan die zich onder een dikke ijslaag bevindt. Rien ne va plus! De climax om de laatste tweehonderd meter naar pashoogte te glibberen komt er niet, het risico is te groot. Ik laat de XT gewoon weer door de fijne bochten naar beneden rollen en knijp er tussenuit. In Briançon trakteer ik mezelf in de zonnige lunchroom op een schandalig dure portie ijs en pak aansluitend de Col de Lautaret.
De droom van de Galibier sterft een tweede dood bij de nog steeds drie meter hoge sneeuwwand achter de slagboom. De komende weken gebeurt ook hier nog niets. Dan maar de Alpe d’Huez. Een leuk alternatief. De 21 legendarische haarspeldbochten omhoog naar het lelijke wintersportoord zijn altijd weer een openbaring. En boven vind ik het verleidelijk om over de hobbelige weg naar de Col de Sarenne te rijden. Ook die sluimert nog in een winterslaap en is gesloten, maar ik kan tenminste nog enkele kilometers doorrijden tot aan een grandioos uitkijkpunt bij de Barre des Ecrins. Nog nooit heb ik deze meer dan vierduizend meter hoge berg, die gelegen is in het westelijke gedeelte van de Alpen, gezien. Maar vandaag versiert alleen een klein wolkensliertje de gigantische noordwand van deze steile bergtop. Gewoonweg super.
Ik controleer nog een keer het weerbericht van Meteo France. Morgenmiddag wordt er nieuwe sneeuwval in de Alpen verwacht. Oh, oh. Maar wat maakt het uit. Mijn toenaderingspogingen om de Alpenbergpassen te rijden waren weliswaar compleet anders dan gepland, maar daardoor des te spannender. Bovendien heb ik de geweldige wegen van de Vercors ontdekt, de Middellandse Zee gezien en de Ténéré mocht zelfs eventjes in het zand spelen. Het wordt tijd voor een laatste koerswijziging, naar huis!