Reizen Vallei van de Bruche
De Elzas is bijzonder geliefd onder (motor)toeristen. Haast onbekend en dus heel wat rustiger is de vallei van de Bruche, die het noorden van de Vogezen met het zuiden van Lotharingen verbindt. Minder van hetzelfde en meer van iets anders, daarvoor zadelen we graag de paardjes van de Duc op.
In mei of juni is er altijd wel een lang weekend om wat buitenlandse bochtjes mee te pikken. Deze keer zoeken we het met ‘Le Grand Est’ niet te ver. Ondanks dat deze superregio in het noordoosten van Frankrijk bijna anderhalf keer zo groot als Nederlandis, is het met slechts een derde van het aantal inwoners even zoeken naar een tankstation en terrasjes als je binnendoor rijdt. Klepperende ooievaars op hun paalhoge nest vertellen ons hierbij dat de Elzas niet ver meer is.
De Elzas, Alsace in het Frans, is met zijn druk bereden Vogezencols en smaakvolle wijndorpen geen onbekende in motorland. Toch passen we deze keer voor het kleurrijke Colmar en romantische Riquewihr. Een tip van de toeristische bureau leidt ons met veel precisie naar de vallei van de Bruche, een zijrivier van de Ill die we nog kennen van een schoolreisje naar Straatsburg uit een andere eeuw. In Saint Quirin, een dorp op de grens met de Vogezen, genieten we nog even van het lekkere weertje in de schaduw van een goed glas.
Ons schietgebedje in het pelgrimsdorp heeft helaas niet het gewenste effect. Een spervuur van regendruppels teistert onophoudelijk het dakraam en mijn ochtendhumeur in Hôtel Le Velléda. Een extra lang ontbijt brengt helaas geen soelaas. Goddelijk gehoor krijgen we niet, zelfs niet op een heilige berg als Le Donon. Deze hoogste berg van de noordelijke Vogezen blijkt een oeroude heidense plek was waar Vogesus, de Keltische god van het woud, werd vereerd. Weten we dat ook weer. Een muur van grijs houdt ons niet tegen op het wandelpad naar boven. Een schamele tien graden, zo leert een blik de weerapp. Bovenop de top worden we zelfs lijfelijk gegeseld door de regen. De overblijfselen van de Romeinse tempel en de 19e eeuwse replica ervan hullen zich wat later in dikke mist. De stemmen in de verte blijken van verbeten wandelaars te zijn. Maar toch, ondanks het gemiste panorama ademt deze plek toch een en al mystiek uit.
De zonnige kant van het leven laat zich gelukkig wel op gastronomisch vlak zien, zowel ’s middags in Saulxures en nog meer ’s avonds in Natzwiller. Ondanks dat het weer niet meewerkt, moet je je toch gelukkig prijzen met het feit dat je in alle vrijheid kan rondtoeren met de motor. Dat leert ons een bezoek aan het herdenkingsmuseum Alsace-Moselle in Schirmeck die namiddag. De voor ons vanzelfsprekende vrijheid werd door vele andere duur betaald. Reden te meer om dat extra te koesteren.
Geen drang sterker dan vrijheid. Eenzelfde soort boodschap krijgen we zonder woorden te horen in de kampbarakken van het aan de overkant van de vallei gelegen concentratiekamp Le Struthof. Dit enige concentratiekamp op Franse bodem was één van de meest geweldadige strafkampen van de nazi’s. Meer dan vijftigduizend gedeporteerden, waaronder heel wat verzetslui en politieke gevangenen, werkten zich letterlijk dood in de granietgroeven van Albert Speer. De helft van alle gevangenen haalde het einde van de oorlog niet. Kou, ontberingen, medische experimenten en de gaskamer waren hier dagelijkse kost. Dankbaar dat een dergelijk leed ons bespaard is gebleven schuiven we die avond aan tafel in Hôtel Metzger. Genieten van het leven, dat wordt ons devies!
Wijn, schnaps en wellness, dat zijn de zaken die de volgende dag op het programma staan. Voor het eerste moeten we naar het dorpje Albé, waar de 11 hectare van het wijngoed Domaine Barthel tot de hoogste van de Elzas behoren. De pinot gris die er wordt gemaakt, behoort tot de lekkerste in zijn soort. Behalve een fles van het fruitig goedje verdwijnt er ook een heuse wijnstok in de topkoffer. Voor thuis!
In het dorpje Steige maken we vervolgens wat extra ruimte in de koffer voor enkele flesjes vruchtenlikeur. In de artisanale distillerie van wijlen Joseph Nusbaumer vertelt dochter Marianne ons dat er soms wel tot 20 kilo fruit nodig is voor één liter puur ‘levenswater’. Mirabelle, Poire Williams, Quetsch, proeven doen we uiteraard niet, maar dat kost wel de nodige zelfbeheersing. Zoveel likeurtjes, we voelen ons als een kind in een snoepwinkel.
In het welbekende en populaire spa-hotel bij Julien, kunnen we helemaal ontgiften. Jong en oud, van heinde en ver, bijna iedereen komt hier om zowel lichaam als geest een weldoende opfrisbeurt te geven. Eerst een lichte, maar heerlijke maaltijd, vervolgens een Turks bad, ijsgrot, jacuzzi. Voor één keer geven we ons helemaal over aan het zuiverende badritueel. Sportief als we zijn trekken we ook nog snel een paar baantjes in het binnen- en buitenbad. Dan gaan de slofjes en badjas onherroepelijk uit. De Duc heeft lang genoeg gewacht.
Die krijgt meteen wat extra kilometers voorgeschoteld. Deze leiden naar de Mont Sainte-Odile, het bekende bedevaartsoord op de berg. Eerst rijden we nog moederziel alleen op de hoogvlakte van de Champ du Feu, het enige skistation van het departement Bas-Rhin. Al gauw echter krijgen we gezelschap van enkele potige boxers. Vanaf het kloosterterras krijgen we eindelijk het beeld dat ons op de Donon al was beloofd. Stel niet uit tot morgen, wat je vandaag kan doen. De waarheid als een koe, maar soms kan het niet anders in de Vogezen. Vandaag gooit het weer gelukkig geen roet in het eten en genieten we van een hemels uitzicht.
De meeste toeristen komen voor het zicht over de Plaine d’Alsace, het vruchtbare en langgerekte slenkgebied dat tussen de Vogezen en het Zwarte Woud ligt ingebed. Dat het gros van de Elzassers ook daar woont, merken we aan de smog die over de laagvlakte hangt. Ook de 12 kilometer lange heidense muur die de berg omringt, baadt in een waas van geheimzinnigheid. Waarom de Kelten deze muur hebben gebouwd, is nog altijd niet duidelijk. Behalve een Romeinse munt werd hier niets gevonden.
Wat dat betreft is de geschiedenis van het klooster Hohenburg, dat in 690 door de heilige Odile werd gesticht, heel wat beter gedocumenteerd. Zoals heiligen betaamt, liep het adellijk leven van Odile niet over rozen. Als blindgeboren dochter van Eticho I van de Elzas werd ze van het hertogelijke hof verbannen. Toen ze tijdens haar doopsel op miraculeuze wijze het zicht terugkreeg en alleen nog aan God wilde uitgehuwelijkt worden, was haar vader pas helemaal van de kaart. Uiteindelijk kwam alles goed en kreeg ze van hem het kasteel dat ze tot een klooster verbouwde.
Vergevingsgezind is men hier trouwens nog altijd. Zo verdwenen er tussen 2000 en 2002 meer dan duizend oude manuscripten uit de kloosterbibliotheek. Een jonge professor uit Straatsburg had in een wetenschappelijk artikel over een geheime kamer in het klooster gelezen. Die bleek ook daadwerkelijk te bestaan, waardoor hij ongemerkt de eeuwenoude boeken kon meenemen. Hij werd op heterdaad betrapt, de oorspronkelijke gevangenisstraf werd echter uiteindelijk omgezet in een milde werkstraf. De brave man had de kostbare werken met veel liefde behandeld en zelfs gerestaureerd!
Onze laatste dag in de vallei van de Bruche brengt ons naar het brood van Turlupain, de confituur van Climont en de salami van Perheux. Doodgewone producten, die echter door Alsaciens naar een hoger niveau zijn getild. Daarvoor rijden we in respectieve volgorde naar Saâles, La Salcée en Bellefosse. Geen ronkende plaatsnamen die een belletje doen rinkelen, maar die desondanks wel stuk voor stuk goed zijn voor een boeiend verhaal.
In het eerste dorp gaan we op zoek naar Turlupain, de biobakkerij van Luc Reuiller die er in 2013 de tweede houtoven in de Elzas installeerde om er zijn (h)eerlijke broden zonder additieven in te bakken. Zuurdesembakkers voegen namelijk geen gist toe, maar een papje van bloem en water dat op natuurlijke wijze fermenteert en het brood zijn speciale smaak en knapperig uiterlijk geeft. Brood met karakter dus, net als onze bakker. De zaken draaien duidelijk goed, want als we er aankomen, liggen er amper nog broden in de schappen.
De confituren van Fabrice Krencker, les confitures du Climont, behoren tot de beste van Frankrijk. Dat zien we niet alleen aan de ingelijste ‘adelbrieven’ aan de wand, maar ook aan de gedrevendeid waarmee zijn dochter Perrine ons rondleidt door het gebouw. De jonge vrouw kreeg de passie voor dit ambachtelijke product waarschijnlijk met de paplepel ingegoten. Jaarlijks vloeit er meer dan 40 ton van het stroperig goedje, zeg maar fruit en suiker in perfecte balans, uit de koperen ketels. Ook hier moeten we weer de ene soort na de andere proeven, meer dan 30 in totaal. En ook hier passen er nog wel enkele potjes in de koffer!
Via de Col de Steige gaat het richting Bellefosse. We hebben geen hasst, want het landschap is oogverblindend mooi. Dat heeft alles te maken met de aanwezigheid van de Climont. Temidden van het groen trekt deze solitaire berg in trapeziumvorm alle aandacht naar zich toe. Hier ontspringt ook de Bruche, die 76 kilometer stroomafwaarts in de buurt van Straatsburg uitmondt in de Ill. De Vallée de la Bruche kan zich geen beter embleem wensen oorsprong wensen, wat dat betreft.
In de dorpsherberg van Bellefosse hebben we afgesproken met Simone Leininger. De sportieve dame kent de streek op haar duimpje en neemt ons mee voor een stevige wandeling in het land van de Ban de la Roche, een eeuwenoude gebied dat lang een protestantse enclave was in het Franse (en dus katholieke) Elzasgebied. In een pezig tempo gaat het via Waldersbach en een holle weg omzoomd door oude linden almaar hoger (en moeizamer!) naar de col de Perheux. Het idee om pas getrouwden hier een lindeboom te laten planten als teken van hun liefde, kwam van de plaatselijke dominee Johann Friedrich Oberlin (1740-1826). De man wordt hier nog altijd op handen gedragen. Bijna 60 jaar lang zou hij in Waldersbach de dienst uitmaken en zich met hart en ziel ontfermen over het welzijn van zijn parochianen. Het gewone leven was ongemeen hard in deze uithoek van de Elzas. De verlichte ideeën van de pastoor waren dan ook een lichtpunt in hun donkere bestaan. Niet alleen haalde hij de lokale bevolking over wegen aan te leggen, ook liet hij ze nieuwe gewassen telen en zorgde hij eigenhandig voor basisonderwijs. Dat en nog veel meer van zijn filantropische ijver ontdek je in de oude pastorie van Waldersbach, die nu als Musée Oberlin door het leven gaat.
In de tuin van de Ferme Auberge de la Perheux smaakt het glas wijn heerlijk bij de salami die we geserveerd krijgen. Bovenop de top, bijna 700 meter hoog, genieten we als geen ander van de rust en de stilte. Enkele wandelaars stappen argeloos voorbij. Zouden ze weten dat er hier in de eerste helft van de 17e eeuw tientallen vrouwen als heks op de brandstapel belandden? Waarschijnlijk niet, want het uitzicht over de groene vallei aan weerszijden van de col is daar veel te lieflijk voor.
Religie maar nog meer taal heeft van dit stukje Elzas een bijzondere plek gemaakt. Net zoals elders in de vallei van de Bruche spreken sommigen nog het Welsch van hun verre voorouders, de oude Keltisch-Romaanse taal die de Germanen ‘Wahl‘ noemden toen ze het West-Romeinse Rijk binnenvielen. En zo weten we meteen waar het Welsh in Wales en het Waals in Wallonië (in het zuiden van België) hun wortels vandaan hebben!
Tradities zijn er om in ere te houden. Dat doen we op culinaire wijze aan tafel bij Karine en Eric in hun chambre d’hôtes in Saulxures. Onze gastvrouw heeft speciaal voor ons de enige, echte Baeckeoffe gemaakt. De ‘bakkersoven’ behoort met de choucroute en de Flammenküche tot de typische Elzassergerechten die je zeker een keer in je leven moet hebben geproefd. Deze stoofpot van groenten, aardappelen en verschillende stukken vlees wordt bij uitstek met familie aan een grote tafel gegeten, zoals op nieuwjaarsdag. Naar het schijnt gebruikt men brokjes rund om de katholieken te plezieren, terwijl het varkensvlees de protestanten moet behagen en het lam de joden. Oorspronkelijk was het zelfs een joods sabbatgerecht. Omdat de joden geen vuur mochten aansteken tijdens de sabbat, bleek de oplossing om hun de dag van tevoren klaargemaakte schotel zachtjes te laten sudderen in de nog warme oven van een niet-joodse bakker. Een geniale vondst.
In slechts enkele dagen hebben we de vallei van de Bruche heel wat beter leren kennen. Een compact gebied met verrassend veel gezichten. Strak asfalt hoog in het groen, prachtige vergezichten en bekende, maar vooral onbekende bezienswaardigheden. Veel meer heb je niet nodig voor een lang weekend weg. Bovendien kan je in dit bescheiden stukje Frankrijk erg lekker eten voor een heel betaalbare prijs. En wat misschien nog belangrijker is: overal waar je komt, krijg je een warm onthaal. Dat laatste zit gewoon in de natuur van de lokale bevolking, zoals de toeristische slogan van de vallei van de Bruche terecht laat weten. Onbekend maakt onbemind. Dus wordt het tijd om dit prachtige stukje Frankrijk te leren kennen!