Reizen Toscane/Umbrië
La dolce vita: het zoete leven. Daar is het hier in Toscane en Umbrië in Midden-Italië, rijdend over schitterende asfalt- en gravelwegen geen woord van gelogen. Niet alleen vanwege de prachtige routes, maar ook dankzij het prachtige landschap, het heerlijke eten en drinken en de intense onbezonnen Italiaanse cultuur.
Oh wat is Italië toch een mooi land. Het landschap, de cultuur, het eten, de wijn, koffie en de mensen. En laten we ook vooral de soms adembenemend mooie motorrijomstandigheden niet vergeten. Want als er één motorland is in de wereld, dan is het Italië wel. Giacomo Agostini, Valentino Rossi, Andrea Dovisioso en talloze meer, ze worden hier als goden vereerd. En dan die uiterst stijlvolle Italiaanse tweewielers: Ducati, MV Agusta, Aprilia, Moto Guzzi, Cagiva, noem maar op. Soms lijkt het wel alsof elk stadje zijn eigen motormerk heeft of had. En al die motorgekte is niet zo vreemd, want het klimaat en het landschap zijn hier perfect voor motorrijden.
Dat ondervinden we zelf aan den lijve, wanneer we een paar dagen op uitnodiging van All Road Italië de regio’s Toscane en Umbrië verkennen. Niet alleen via strak asfalt, maar zoals de naam van de organisatie doet vermoeden, ook deels via heerlijke gravelpaden. Onze uitvalsbasis bevindt zich in het dorpje Gosparini, waar de prachtige Villa Palladio staat, die uitkijkt over het schitterende Meer van Trasimeno en de wijde omgeving. In dit met veel liefde in historische stijl gebouwde pand woont Robert Kreuze. Deze gastvrije Limburger heeft zich hier na een zakelijke carrière gevestigd en organiseert nu trips voor motorrijders in zijn nieuwe ‘achtertuin’. Bij de villa, met zwembad, liggen vier appartementen die Kreuze verhuurt. En dit alles op zo’n 1.500 kilometer rijden vanaf Utrecht. Of je vliegt goedkoop vanaf Eindhoven naar Rome of Pisa, van waaruit het dan nog een goede twee uur rijden is. Prima te doen kortom!
De zon komt net op wanneer ik ’s ochtends even van het uitzicht over het meer geniet. Het is hier werkelijk prachtig. Het zicht reikt ver en aan alle kanten liggen er bergen en heuvels, die unaniem een verschrikkelijke aantrekkingskracht op deze ongeduldige motorrijder uitoefenen. Na het ontbijt hijsen we ons dan ook snel in het harnas en halen de motoren tevoorschijn uit de krochten van de villa. Eindelijk, ik heb hier al wekenlang naar uitgekeken, ik kan niet wachten om me uit te leven.
Robert heeft zes allroad routes in de aanbieding, die vanaf de thuisbasis in alle richtingen lussen maken van tussen de 100 en 280 kilometer. Ze voeren ongeveer voor 30% over asfalt en voor de rest over gravelwegen. In Italië worden deze gravelwegen ‘strade bianche’ (witte wegen) genoemd, omdat ze vaak zijn verhard met een kalksteen-achtige gravel die wit kleurt. Daardoor zie je ze vaak al vanuit de verte liggen, als witte serpentines die tussen de heuvels door kronkelen. Je kunt de routes rijden met navigatie of je huurt Robert in als gids. Dat laatste is niet per se nodig, maar wel gezellig, merk ik.
Hij begeleidt ons namelijk op de route door Zuid-Toscane. Dit prachtige gebied met golvende graanvelden en oeroude stadjes zoals Montepulciano en Montalcino (beide bekend van de heerlijke wijnen) en Pienza (bekend als de ideale renaissance-stad van Paus Pius II) blijkt een ware droom om doorheen te rijden. De wegen kronkelen als spaghetti door de heuvels. Hoewel het asfalt op de meeste wegen bepaald geen biljartlaken is, zijn de BMW’s er nauwelijks van onder de indruk. En als we ze de witte grindwegen op sturen, kwispelen ze al snel van plezier. Tussen de golvende graanvelden, die begin april net frisgroen beginnen te kleuren, slingeren de wegen heen en weer en op en neer. Er is bijna geen ander verkeer te bekennen. Af en toe pruttelt er een boer in de onvermijdelijke Fiat Panda over een gravelpad. Het is adembenemend mooi. Bovenop een heuvelrug zien we in de verte stadjes en kastelen op heuveltoppen. En helemaal in de verte bergen: de Apennijnen in het oosten en de eenzame Monte Amiata in het zuiden, met de sneeuw nog op de top.
Na een lekker stuk sturen, stoppen we in een dorpje op een heuveltop. Eeuwenoude huizen staan dicht opeengepakt langs smalle steegjes. In een klein cafeetje maakt de bardame heerlijke Italiaanse koffie voor ons. Hierna volgt de route een stuk van de Via Francigena: in de middeleeuwen een erg belangrijke handelsweg tussen Rome en Frankrijk. Hier en daar zie je de eeuwenoude verharding van natuursteen blokken nog door het gravel opduiken. Langs de route liggen kastelen, oude dorpjes en kloosters, waar de reizigers vroeger konden overnachten. Toen legde men per dag hooguit veertig kilometer af, terwijl wij er nu met gemak tweehonderd doen. We lunchen in een restaurant in het stokoude kuuroord Bagno Vignoni. De ober is enthousiast over onze motoren en onze route, serveert een heerlijke pasta waardoor we weer helemaal opgeladen worden. Aan de tafel naast ons zit een gezin in badjassen, die zo uit het thermaalbad zijn gestapt. De Romeinen kwamen hier vroeger ook al baden in de warmwaterbronnen, die een genezende werking zouden hebben voor allerlei aandoeningen. Voor ons heeft motorrijden een heilzame werking voor diverse kwalen: vooral tegen stress en sleur.
Na de lunch gaan we weer uitgerust verder. We keren de neuzen terug richting oosten. Nu we de zon meer in de rug hebben is het landschap nog mooier dan het al was. Aan de horizon zien we de bergen waar ook onze thuisbasis ligt. Tegen die bergen ligt het stadje Cortona, dat al vanuit de verte zichtbaar is. Weer zo’n eeuwenoud stadje, vol prachtige kerken en kloosters en authentieke cafeetjes en restaurantjes. Voordat de Romeinen zich hier vestigden, was het voor de Etrusken een strategische nederzetting. In de oude stadsmuur kun je nog stukken zien die uit deze periode stammen, met enorme blokken steen waarvan je je afvraagt hoe ze die toen in godsnaam op hun plaats kregen. In Italië is de geschiedenis altijd dichtbij. Na Cortona slingeren we nog zo’n vijftien kilometer door de bergen, waarna we aan het einde van de middag weer aan de poort van Villa Palladio staan. Tijd voor een koel pilsje!
Vandaag staat er een dagje sturen over asfalt op de planning. Allroad rijden is immers niet iedereen ‘zijn ding’, en voor diegenen heeft Robert een BMW F750GS en F800GS plus outfits te huur, inclusief hij zestien onderhoudende routes. Ook deze beginnen en eindigen bij Villa Palladio, met een lengte variërend van 85 tot 450 kilometer. Vandaag is het navigatiesysteem mijn gids op de ongeveer 300 kilometer lange route naar de Monte Nerone en Urbino. De weg slingert op en neer en heen en weer door de Apennijnen, het gebergte dat de ruggengraat van de Italiaanse laars vormt. Het eerste stuk gaat vooral over tweebaans wegen en leidt me weer langs eeuwenoude kastelen op heuveltoppen en slaperige dorpjes waar je prima kunt stoppen voor koffie op een terrasje. Ik neem ook een kijkje in de mooie stad Cittá di Castello en loop er een rondje over de markt. Meer Italiaans dan dit wordt het niet. Ik koop een appeltje die ik een stuk verderop bovenop de Monte Nerone in alle rust verorber. Maar voordat ik daar ben, slinger ik eerst via een prachtige panoramaweg via heel veel heerlijke bochten naar boven.
De Monte Nerone is een prachtige kale bergtop aan de oostkant van de Apennijnen. Hiervandaan kijk je oostwaarts over het heuvelland van Le Marche tot aan de Adriatische Zee. In de andere richtingen zie je nog veel meer bergtoppen van de Apennijnen. In het zuiden tekenden de hoge toppen van de Monti Sibillini zich aan de horizon af. Ook daarheen kun je een route rijden van Villa Palladio, maar dat zal tot een volgende keer moeten wachten. Nu gaat het richting Urbino.
De weg naar de top van de Monte Nerone is een mooie tweebaans weg met prima asfalt, naar beneden is het een ander verhaal. Een bizar steil weggetje met asfalt dat verre van perfect is en hele scherpe bochten. Snel gaat het dus bepaald niet, leuk en uitdagend daarentegen is het wel. De F800GS is voor dit werk gesneden, want zowel de snellere stukken als dit soort kruip-door-sluip-door boerenweggetjes slikt hij met plezier. Eenmaal beneden is het tijd voor de lunch. In het eerste het beste dorp eet ik een prima pasta op een terrasje. In het meer authentieke Italië, weg van de bekende toeristische drukte, kun je bijna niet misgrijpen voor een goede maaltijd, zo blijkt maar weer. Verder, door bergdalen en over heuvelruggen naar Urbino. Dit bijzondere stadje ligt heel mooi tegen een heuveltop aan. Het is vooral bekend als één van de belangrijkste centra van de Italiaanse Renaissance. In de 15e eeuw liet Graaf Federico da Montefeltro hier een prachtig paleis bouwen, dat nu plaats biedt aan een museum met een wereldberoemde kunstverzameling. Die bewaar ik voor later, nu houd ik het bij een wandelingetje door het pracht stadje en een huisgemaakte ‘gelato’. Fans van Valentino Rossi doen er goed aan om vanaf hier nog iets verder te rijden voor een bedevaart naar zijn woonplaats Tavullia, waar ook een fanshop/museumpje is. Ik laat het echter voor wat het is, er wachten nog steeds ontelbare bochten, groene heuvels en glooiende hellingen op me. Tegen de avond aan meld ik me weer bij de thuisbasis. Prachtige kilometers achter de kiezen, een schat aan indrukken en ervaringen rijker, allemaal even mooi. Dit is inderdaad werkelijk het zoete leven: La dolce vita!