Reizen Slovenië
In het noordwesten van Slovenië trekken de Alpen nog een laatste keer alle registers open. Enorme, bijna Dolomieten-achtige bergen als de Triglav verwennen met spannende wegen en passen, wildwaterparadijs Soča en de mooiste motorroutes. Tijd voor een ontdekkingstocht door deze nog jonge republiek die vroeger deel uitmaakte van voormalig Joegoslavië.
Het gaat bergafwaarts met de Alpen. Hier op 14 graden en 30 minuten op de oostenlijke breedtegraad, rijst het gebergte nog een laatste keer de hoogte in voor het massief langzaam de beboste heuvels van Noord-Slovenië overloopt. Maar dit meest oostelijk gelegen, rotsachtige bastion heeft het allemaal, inclusief de 2.558 meter hoge Grintovec in de Kamnische Alpen. Deze massieve berg zou met zijn kilometerhoge grijze rotswanden zelfs in de Dolomieten niet misstaan. De Seebergsattel, gelegen aan de voet van Grintovec, meet slechts 1.216 meter, maar zeker de prachtige noordhelling in Oostenrijk hoeft zich niet te schamen. De klim vormt een prachtige opmaat voor wat komen gaat, eigenlijk mag je hem dus niet links laten liggen.
Robert op zijn KTM 640 en ik met de Ténéré rijden de Seebergsattel bergafwaarts naar de het plateau van Kranj. Dichtbevolkt, veel verkeer en niet bepaald bezienswaardig. Bovendien freest zich hier autosnelweg A61 met het inherente lawaaitapijt dwars door het dal. Gelukkig eindigt tien kilometer verder het moderne bij de muren van Škofja Loka, een duizend jaar oude stad met een monumentaal centrum. De motor is hier een ‘persona non grata’, de KTM en Yamaha worden daarom op de jiffy gezet, waarna het te voet verder gaat. Smalle, middeleeuwse straatjes leiden uiteindelijk naar de grote marktplaats Mestni trg, die omlijst wordt door bont gekleurde, authentieke huizen.
We nemen de nationale weg 403 in het vizier, die zich door de aantrekkelijke vallei van Selščica en de bossen van het middengebergte een weg de hoogte in slingert. Boeren zijn uiterst druk met het binnenhalen van de eerste hooioogst van het jaar en drogen het gras in de traditionele hooischuren, Kozolci genaamd. Het wordt eenzamer, de rivier wordt smaller en wilder en de bergen hoger. Middenin een dennenbos buigt de 903 af naar Bohinsjka en klimt via mooie, voorspelbare bochten naar de Bohinj pas op 1.277 meter. Het panorama daarboven dwingt ons tot een soort van noodstop. In het noordwesten reiken als een grijze muur de Julische Alpen de hoogte in, met als absolute hoogtepunt het torenhoge grijze graniet van de Triglav, met 2.864 meter de hoogste berg van het land. Onderin het dal zien we het meer van Bohinj, slechts 4,5 kilometer l;ang maar wel het grootste meer van Slovenië.
Het voelt bijna alsof we in de Canadese Rockies zijn: het kalme lange wateroppervlak, oeroude dikke bomen aan de oever en in het westen tweeduizend meter hoge bergen het dal tot een abrupt einde. Op een eenvoudige camping direct aan het waterkant zetten we onze tent op. Een heerlijk idyllisch plaatje, waaraan een klein kampvuur uiteraard niet mag ontbreken. Nu oogt het niet alleen Canadees, maar zo voelt het ook. Helemaal wanneer de campingbaas ons verteld dat er in de bossen aan het meer ook bruine beren leven, is de illusie helemaal perfect.
Hemelsbreed ligt de Triglaw op slechts twaalf kilometer afstand. Desondanks laat de massieve reus zich vanaf hier niet zien. Wanneer we hem eindelijk weer in het vizier hebben, staan er alweer zestig kilometers bij op de teller. Zestig kilometer trouwens die werkelijk alles in zich had. Van Bohinsjka over de 905, 906 en 907 naar Mojstrana. Het beste teer, afgewisseld met kleine gravelwegen en uiteraard bochten in overvloed. Uiteindelijk rijden we het smalle Vrata dal binnen. De weg kent hier maar een richting: omhoog, soms met hellingspercentages tot wel 25 procent. De beloning wacht echter aan het eind van een doodlopende weg. Als een granieten monument uit de oudheid stijgt de noordwand van de Triglav richting hemel, het felle grijs van het kalksteen gaat ver in de hoogte naadloos over in het al even felle grijs van de hemel. Slechts als een schim laat berg zich van lucht onderscheiden.
Triglav betekent driehoofd. De drie pieken symboliseren in de Slavische mythologie de driekoppige god Triglav. Elk hoofd heeft een individuele verantwoordelijkheid: hemel, aarde en onderwereld. Het betekent ook dat alleen diegenen die de Triglav beklommen hebbe, zichzelf echte Slovenen mogen noemen. We besluiten niet meteen Sloveen te willen worden en kunnen daarom met een gerust hart omdraaien om weer terug naar Mojstrana te stuiven.
Na een korte stop in het toeristische Bled – het uitzicht over het meer naar het eiland met een kerk en kasteel voor de hoge Karawanken bergen is absoluut prentenboek mooi – verdwijnen we weer met de motoren in het achterland. We klimmen over de grote Bohinsjko pas en volgen de rustige 403 in westelijke richting tot aan Most, aan de oevers van de Soča. De aanblik daarvan doet ons spontaan denken aan een ernstig ongeval in een chemische fabriek. Hoe anders laat deze betoverende, bijna onwerkelijke, diepe, heldere, kunstmatige turquoise kleur zich verklaren? De Soča ontspringt in de Julische Alpen. Het water ervan knabbelt continu aan kalkrijke gesteente en dankt haar kleur aan de opgeloste kalk het een opgeloste kalk kleur krijgt. We rollen langs de rivier af naar het schilderachtige dorpje Kanal en sturen vanaf daar weer de bergen in. De kaart toont een witte lijn die pal langs de grens naar het noorden loopt. Het smalle spoor kronkelt door velden en bossen, rijgt kleine plaatsen als Lig, Kambresko en Jeza aan elkaar, gaat constant omhoog en omlaag en is slechts sporadisch recht. Het laatste deel presenteert zich als een heuse bergkam straat met prachtige uitzichten op zowel Italië als de Julische Alpen. Een keiharde voltreffer dus!
So far, so good. Dan echter worden we plots geconfronteerd met een groot informatiebord dat refereert aan het donkerste hoofdstuk uit de geschiedenis van Soča: de twaalf slagen aan de Isonzo tijdens de eerste wereldoorlog. Isozo is de Italiaanse naam van de Soča. Gedurende twee jaar vochten Oostenrijk-Hongarije, waar Slovenië destijds onder viel, en Italianen langs de vallei een verschrikkelijke loopgravenoorlog uit. Ruim een miljoen soldaten aan beide zijden verloren hier het leven, vaak met als resultaat de verovering van slechts een paar meter grond. De gerestaureerde loopgraven, bunkers en stellingen geven een goede indruk van de waanzin van een dergelijke oorlog. De mens als kroon van de schepping…
Enigszins onder de indruk van deze zwarte bladzijde uit de lokale historie starten we de eencilinders en rijden naar Kobarid. De nabijheid van Italië is hier onmiskenbaar. Palmbomen, oleander, agaven, cafés en ijssalons op het levendige plein, smalle straatjes en talrijke scooters zorgen voor een wijd verbreide Mediterraanse sfeer. Kobarit is naast Bovec het centrum voor adrenaline verhogende outdoor sporten. Kajakkers kunnen natuurlijk hun hart ophalen op de Soča, het is zelfs een van de meeste geliefde wildwater rivieren ter wereld. Liever geen natte voeten? Andere organisaties bieden canyon tochten, paragliden, mountainbiken en klimmen aan. Niet geheel verwonderlijk is het toeristische publiek langs de Soča navenant jong. Motortochten worden overigens niet aangeboden, da’s dan weer spijtig.
Dan zelf maar een enerverende route zien te vinden, niet zo’s heel grote uitdaging in een omgeving als deze trouwens. Eerst maar eens een pakkende piste zien te vinden die ons over de Stol voert. Kort voor de Italiaanse grens scheidt een onopvallend pad zich van de hoofdweg af, een roestig, wijd openstaand hek voelt als een officieuze uitnodiging het pad te gaan onderzoeken. Matig steil loopt het pad door het dichte beukenbos bergopwaarts, pas ver voorbij de duizend hoogtemeters wordt het uitzicht niet meer gehinderd door de aanblik van bomen. Daarna evolueert het kleine pad tot een panoramaweg van de buitencategorie. In het noorden en oosten laten de Julische Alpen zich in hun volle glorie bewonderen, op de toppen ligt nog een dik pak sneeuw. Op de uitgestrekte, groene pashoogte verstoren enkel een paar geiten de absolute rust. Tot nu toe was het kinderspel, maar daar komt op de zuidelijke helling verandering in. Duizend hoogtemeters bergafwaarts met zeer krappe bochten. Bovendien wordt de ondergrond steeds zachter, het grind dikker en eisen diepe groeven in het wegdek de volledige concentratie. Er is nauwelijks tijd over voor een snelle blik over de rustgevende steile en groene hellingen, die als een grazig tapijt de omgeving kleuren.
We belanden terug in Kobarit en gaan direct door naar het volgende hoogtepunt: de Mangart-strasse. Volgens velen één van de mooiste wegen van de oostelijke Alpen. Op Predilpass buigt de weg af naar Mangart. Twee borden met daarop een inrijdverbod doen ons de schrik om het hart slaan. Waarom nu dit? Toch maar even kijken. Nauwelijks twee kilometer verder rijden we opnieuw een beukenbos in. Niet veel later eindigt 180 graden haarspelder in een muur van sneeuw. Als we verder willen, zullen we hier op de één of andere manier doorheen moeten. De frustratie is groot, de nieuwsgierigheid groter en duikt Robert met zijn KTM als eerste de sneeuw in. Centimeter voor centimeter gaat hij vooruit. Ik maak met de Tourance banden op mijn Ténéré sowieso geen kans en probeer het daarom niet eens. Ongeveer twee minuten later is Robert weer terug: “Vergeet het maar, verderop is er alleen maar nog meer sneeuw!” Dat hadden we toch niet helemaal voorzien, zo eind mei. Afgelopen winter schijnt er echter ook buitensporig veel sneeuw in de regio te zijn gevallen. Teveel voor nu, zo blijkt in ieder geval.
Dat betekent omkeren, richting de Predilpas en dan terug het Soča dal in. De rivier wordt smaller, stroomt soms heel rustig en dan weer ontzettend wild. Kleine dorpen, rustieke houten schuren, gammele hangbruggen, de tijd lijkt hier op sommige plaatsen een paar decennia stil te hebben gestaan. De idyllische Alpen is misschien wel de beste benaming voor het massief hier. Kort na Trenta begint de klim naar de Vršič pas. De spectaculaire pas met vijftig bochten werd in de eerste wereldoorlog door 12.000 Russische dwangarbeiders gebouwd, als aanvoerroute naar het Isonzo front.
De zuidelijke kant is bochtig, geweldig om te rijden, vanaf pashoogte op 1.611 meter hoogte echter begint het spektakel pas goed. We duiken weer naar beneden, op een afdaling al het goede voor een motorrijder in zich heeft. Geplaveide bochten, wanneer nat verantwoordelijk voor een potje motorisch Russisch roulette, maar vandaag is het niet het wegdek dat ons uit het zadel wipt! Wel het betoverend sprankelende uitzicht op de bergen rondom ons heen. De Julische Alpen laten hier zien in een onverslaanbare topvorm te verkeren: kilometers hoge verticale wanden, gekarteld, gegroefd, ruig, krachtig en overdonderend. Op het niveau van de Dolomieten. En boven alles torent dan die vorstelijke Triglav uit. We voelen ons Sloveen. In ieder geval voor nu, voor even!