Reizen Seven Summits
De Alpen, wat stroop is voor vliegen, is deze bergketen voor motorrijders. En als we er dan toch zijn, dan gaan we ook voor het echte werk. Ofwel voor de hoogste toppen van elk van de zeven Alpenlanden, de Seven Summits. En omdat er tussen deze toppen ook voldoende moois te zien is, wordt het een reis om nooit te vergeten!
Rainer is een rasechte tweeduizender, behoort met zijn trotse 2.000 millimeter tot de langere medemens. Een bezoek aan de hoogste toppen van de Alpen is hem dus perfect op het lange lijf gesneden. En daarvoor hoeft helemaal niet een complete bergbeklimmersuitrusting bij elkaar te worden gezocht, enkel een Yamaha Tracer 900 voldoet. Meer dan goed zelfs. Na lange, saaie autosnelwegetappes door onder meer Zwitserland, kunnen we op de fenomenale pas over de Col de la Forclaz de teugels eindelijk lekker laten vieren. ‘Dankzij het overzichtelijke verloop laat deze pas een vlot tempo toe’, zoals de legendarische Denzel Alpenbijbel het zo fraai verwoordt. Verder door Chamonix en Les Houches tot de afslag omhoog naar Merlet, een dierenpark met uitzicht op de schitterende Mont Blanc. Dat laatste is door de flink groeiende flora en het vaak aanwezige wolkendek trouwens zeker geen vanzelfsprekendheid. Wat dat betreft is de met 4.810 meter hoogste berg van zowel Frankrijk als de gehele Alpen best mensenschuw.
Het uitzicht in de gelijknamige tunnel, die onder de witte gigant doorloopt, is overigens nog veel spaarzamer. Na een comfortabele nacht in Chalet-Hôtel Les Campanules pakken we deze om zo snel mogelijk via Aosta naar ons volgende reisdoel te rijden. Ja, tijd is geld. We voelen ons bijna Japanse of Chinese toeristen op een ‘see all of the Alps in four days’ toer. Maar het is niet anders, we hebben niet minder dan zeven toppen te gaan, dus snel door naar de tweede!
In Italië maakt de 4.061 meter hoge Gran Paradiso de dienst uit. We benaderen de reus via het fraaie, maar ook drukke Aostadal, en stoten vanaf daar via een geasfalteerde achtbaan door naar het doodlopende bergdal van Valsavarenche. Een waanzinnig mooi gebied, waarbij de Tracer in de haarspeldbochten bij Imrod laat zien dat ‘ie bij lage toeren al best flink met de spierballen kan rollen, maar toch vooral goed gedijt bij hogere toerentallen en een lekker stevig tempo. Daar trakteren we hem dan ook maar veelvuldig op. Dat de Gran Paradiso zich vandaag in een dik wolkendek heeft teruggetrokken en we hem enkel kunnen bewonderen op een ansichtkaart bij een kiosk aan het eind van het dal, ach daar komen we ook wel overheen.
Terug naar Aosta, zwierend over de grandioze Col du Grand-Saint Bernard, de befaamde Grote Sint-Bernhardpas. Aansluitend gaat het via een uiterst onderhoudende piste via onder meer Martigny en Visp verder naar de volgende top. Een flinke 4.634 meter meet de Zwitserse Dufourspitze, daarmee is ‘ie exact 156 meter hoger dan de meer bekende Matterhorn. We overnachten bijna aan de voet van de mastodont in het dorpje Saas-Grund. De naam van het pension, Schönblick, belooft in ieder geval veel goeds. Het voelt echter bijna als een reis terug in de tijd, een jaartje of dertig zo ongeveer. De eetzaal blijkt een voormalige discotheek en de kamers zijn weliswaar schoon en ruim, maar modern is anders. Bij een blik door het raam daarentegen wordt je netvlies getrakteerd op het prachtige Mischabel massief, waarvan de belangrijkste berg, de Dom, met 4.545 meter de hoogste berg is waarvan de basis volledig op Zwitsers grondgebied staat. De Dufourspitze daarentegen leunt met één been in Italië.
Het is pas zes uur in de ochtend wanneer het roodbruin van de Dom zich tegen een azuurblauwe hemel afsteekt. Een waanzinnig mooi gezicht, en een prettige bijkomstigheid van het vroege tijdstip is dat we de berg helemaal voor onzelf alleen hebben. Niet alleen de berg, de weg naar boven ook. Vanaf Schönblick tot aan het eind van het dal bij het Mattmark stuwmeer is het heerlijk ontspannen rijden, onder meer door enkele waanzinnig mooie haarspeldbochten. Een en al bergtoppen rondom ons heen, welke nu precies de Dufourspitze is, laat zich moeilijk vaststellen. Een voorbeeld hebben we ook niet, in plaats van ansichtkaarten van de Zwitserse summit, konden we er in Saas-Grund enkel wat van de Dom vinden. Enigszins begrijpelijk ook wel, in Rotterdam verkopen ze immers ook geen ansichtkaarten van de Amsterdam Arena.
À propos voetbal, het is niet het individu dat een succesvol elftal maakt, maar het collectief. Dat geldt ook voor onze summit-toer. De hoogste toppen mogen dan het hoofddoel zijn, dat betekent niet dat de overige wegen maar een beetje bijvangst zijn. Dat blijkt eens temeer op onze weg door het brede Rhônedal, waar oeroude houten huizen als toeschouwers langs de weg staan. Slechts een voorproefje nog van het echt mooie werk, want in Gletsch dienen zich de keerbochten van de roemruchte Grimselpas aan, als een soort van geasfalteerd bord spaghetti. En vervolgens staat de niet minder bekende Furkapas op het menu, een weg uit de eredivisie. De 28 kilometer asfalt heeft een enorme aantrekkingskracht op motorrijders van ieder denkbaar kaliber en dat is ook wel te merken. “Sommige vallen bij het zwaaien bijna van enthousiasme van de motor!”, merkt Rainer op. En na de volgende klassieker, de Klausenpas, volgt een kleine bekentenis van zijn kant: “Op het eerste deel heb ik meer aan de linkerkant van de weg bij de rotswand gereden, dan rechts langs de afgrond. Die dunne stangen die ter afscheiding dienen, zien er bijna uit als tandenstokers.
Waar heeft de Vordere Grauspitze zich nu precies verstopt? Met 2.599 meter de hoogste berg van Liechtenstein. Het vorstendom staat vooral bekend om haar burchten en aantrekkelijke belastingklimaat, maar heeft daarnaast blijkbaar ook plaats voor onderhouden bochtengeluk. Zo blijkt althans op de weg tussen Triesen en Malbun, waar we momenteel op zoek zijn naar de bewuste summit. Toch worden we wel op een piek getrakteerd, zij het wat betreft het adrenalinepeil. Met dank aan een nogal lomp rijdende Subaru Impreza. Tijdens de weg naar beneden richting het indrukwekkende Rheintal, worden we uiteindelijk toch getrakteerd op een blik op de Grauspitze. Mooi, weer eentje om van de lijst te strepen.
Vadus, Feldkirch, Bludenz, de kilometers vorderen gestaag. In Stuben stuiten we geheel onverwacht op de Arlberg Automobil Renn Slalom, een heuvelklimwedstrijd waar niet alleen moderne racewagens aan deelnemen, maar ook vele klassiekers.
Wij houden onze eigen heuvelklimwedstrijd, op de Flexenpass krassen de voetsteunen hun vrolijke handtekening op het wegdek. Vervolgens is het ergernis door het drukke vakantieverkeer in de buurt van Zürs en Lech, waarna de kleine slingerwegen door het Lechdal tot aan Warth weer voor verlichting zorgen. Bij Restaurant-Café Mirabell in Berwang is het tijd voor een welverdiende pitstop, compleet met apfelstrudel en een blik op de Zugspitze. Met 2.962 meter Duitslands hoogste Alpentop. Een gondel loopt vanaf de Eibsee bij Garmisch-Partenkirchen naar de top van de berg, zullen we die pakken? Of als alternatief wellicht de Tiroler Zugspitzbahn (eveneens een lift) die vanaf Ehrwald vertrekt? De € 46,50 voor een retourtje besluiten we ons te besparen, liever gaan we weer op weg. Sorry, hoogste berg van Duitsland, maar we moeten nog 220 kilometer rijden tot het volgende hoogtepunt, de Oostenrijkse Grossglockner, Via Vorderriss, Achensee en de nooit teleurstellende Gerlospas gaat het door tot aan Mittersill, dat onder de rook ligt van Zell am See. Een flinke € 27,- aan tol betaal je voor de Grossglockner Hochalpstrasse, en wat krijg je daarvoor terug? Dik 48 kilometer aan de mooiste wegen, met onder meer 36 haarspeldbochten, die goed zijn voor minimaal € 2.700,- aan rijplezier. Middelpunt van het wegennet is de Edelweißspitze met zijn legendarische ‘kopfsteinpflaster’ passage richting de parkeerplaats van de al even legendarische Edelweißhütte op 2.572 meter hoogte, met een werkelijk buitenaards mooi uitzicht over de bergtoppen rondom. In vergelijking daarmee doet de Kaiser Franz Jozefs Höhe met zijn enorme parkeerplaats bijna aan als een winkelcentrum. Toch gaan we er heen, want het biedt ook zicht op de 3.798 meter kolos genaamd Grossglockner, de Oostenrijkse summit. En ook op de Pasterze trouwens, de langste gletsjer van Oostenrijk die langzaam maar zeker afsterft. Tastbaar bewijs van de klimaatverandering die momenteel gaande is.
Ruim viereneenhalf uur later staan we bijna oog in oog met onze laatste summit, de 2.864 meter hoge Triglav in Slovenië. De verkeerluwe Nassfeldpas met zijn twee gezichten – op de noordzijde lakenstrak asfalt dat uitnodigt tot een best wel sportief tempo, op de zuidflank slalommen tussen de gaten door op ape-slecht wegdek, evenals een tunnel met krappe bochten – ligt alweer een tijdje achter ons. We scannen het landschap op zoek naar de ‘Driekop’ top, die voor ons onwetenden moeilijk te lokaliseren is. Maakt niet uit, de steile Skrlatica bergwand en andere tongbrekers op de deels met kinderkopjes bestrate Vrsic-pas door het Triglav nationaalpark maken alles meer dan goed. Ach, we completeren onze verzameling summits gewoon met nog een ansichtkaart!