Reizen Rhônes-Alpes/Savoie Frankrijk
Bij veel motorrijders gaat de adrenaline pas door lijf en leden gieren wanneer de tellernaald over de legale grens kruipt. Tijdens een trip over ‘gevaarlijke wegen’ door onder meer de waanzinnige Vercors, speelt hoge snelheid echter helemaal geen lol. Toch is de adrenaline er bepaald niet minder om. Alsof onze lieve heer een speeltuintje heeft gemaakt enkel voor ons motorrijders!
“Die koffers blijven hier!” Raoul kijkt eerst Thierry aan, dan mij en vraagt terloops: “Is dat niet een beetje overdreven?” “Niet als je het mij vraagt”, antwoord ik in alle eerlijkheid, “ik heb niet voor niets zelf ook alleen maar een paar smalle softbags bij me.” Raoul richt zijn aandacht op zijn 800 en mompelt een beetje onverstaanbaar: “En ik maar denken dat die vette boxers van jullie niet zo’n probleem zouden hebben met een setje zijkoffers.” Thierry heeft de venijnige steek onder water niet gehoord. De koffers van zijn 1200 zijn al gedemonteerd. Alleen de zilverkleurige kist boven het achterlicht mag blijven. De meeste Fransen rijden toch al met alleen maar een topkoffer. Maar waarom eigenlijk deze hocuspocus?
Thuis achter mijn computer stuitte ik bij wat eentonig surfen op een website waarop een gevarieerde collectie van zogenaamde gevaarlijke wegen was verzameld, ‘Dangerous Roads’ was de treffende naam. Gevaarlijk dus, wat waarschijnlijk ietwat overdreven is. Maar wild, ja hoor, dat zeker. Wild zagen de meeste wegen er namelijk wel degelijk uit. Echte outlaws die zich met hun wulpse vormen afzetten onder tegen de gestandaardiseerde, regelconforme asfaltcreaties van tegenwoordig. Ik bestudeerde de site en zocht naar een redelijk grote verzameling wilde wegen niet al te ver weg van huis. Dicht bij me thuis in de buurt, zo vermoedde ik terecht, zou ik niet heel veel spannends vinden. In Frankrijk daarentegen, vond ik wat ik zocht. Ik haalde de versleten Frankrijk-kaart van 2001 weer te voorschijn en zette er een aantal kruisjes en opmerkingen op. Na wat verdere voorbereidingen was ik al vrij snel klaar voor vertrek.
En nu staan we met zijn drieën zonder koffers aan de vehikels op de Col de Rousset, zeventig kilometer ten oosten van de Rhône. De Rousset is alleen maar een oriënteringspunt, want de werkelijke toegang tot de wereld der wilde wegen is de Col de la Machine. Die doet zich net zo onschuldig voorkomen als een kanonslag zonder lont tijdens de nieuwjaarsviering. Maar precies op het moment dat we over de bijna armetierige pashoogte rijden, ontbrandt de boel: de beschermende nauwe doorgang breekt aan de rechter kant gewoon weg en een muurtje, slechts kniehoog, scheidt de niet goed oplettende weggebruiker van een potentiële duikeling in de opdoemende afgrond van de Golf de Royans. Het lijkt wel een baai zonder water, zo verwijdt zich het land onder ons. Het zou ook inderdaad zo kunnen zijn dat dit een lagune is geweest van de oer-oceaan Tethys. En de weg doet alsof het water er nog steeds is, houdt een stukje boven de veronderstelde waterspiegel hoogte en perst zich, bescherming zoekend tegen de rots, krappe tunnels in. Maar wacht eens even! Wat is dat? Thierry en Raoul hebben het ook gezien, rijden evenwel gewoon verder. Ik kan echter niet zomaar langs een tussen de rotsen verstopte BMW uit de 3-serie rijden. Politie? Daar lijkt het wel sterk op. Echter niet van de Franse gendarmerie, maar van onze groenwitte Duitse buren. Viert de Duitse Polizei nu vakantie op kosten van de staat? Ik hoor snelle passen en draai me om. Er komt iemand aangesneld, in burger en met een dikke zonnebril op. Hij lijkt bepaald niet op een agent, wat Alex ook beaamt. En de BMW? “Is ook geen politieauto!”, legt Alex lachend uit, wijzend naar de gele schijnwerpers en het Franse kenteken uit het departement Drôme. “Is maar een geintje, ik verhuur de auto voor optochten en evenementen. Leuk toch?” Wat je maar leuk vindt, medeweggebruikers een halve hartverzakking bezorgen!
Echt leuk is de rit naar beneden naar Saint-Jean-en-Royans. Met vurige haarspeldbochten leidt de weg naar het laagste gedeelte van het dal. Een blik op de aantekeningen op de kaart leert waar we de volgende wilde etappe kunnen vinden: Les Grands Goulets. Maar ‘de grote knelpunten’, zoals ze letterlijk worden heten, hebben last van verstopping: een aardverschuiving heeft de roekeloze passage onbegaanbaar gemaakt. In de plaats van de boel op te ruimen heeft men een tunnel gemaakt die voor de volgende StarWars-film dienst kan doen als lanceerplatform voor de X-wing fighters. Waar is het volgende kruisje op mijn wegenkaart?
Een viaduct leidt ons over de borrelende turquoisekleurige Isère naar de afslag naar Presles. Krijtwitte bergen steken boven het diepgroene dal uit. Onze route moet het doen zonder middenlijn. Onnodig, twee auto’s kunnen elkaar hier toch niet passeren. Met het hoofd achter in de nek kunnen we het volgende hoogtepunt van de Route de Presles al waarnemen: als een door kanonskogelinslagen getekende vestingmuur is de bergkruin met tunnels doorboord. Alleen in een langzaam tempo tasten we ons door de gesteentebuizen met allerlei hoekjes. Om de zoveel meter kijken we ver in de diepte. Alsof we tussen de tanden van een door scheurbuik verzwakt gebit heen kijken. Graag wil ik geloven dat het alleen de koele wind in de schaduwrijke tunnels is, waarvan ik kippenvel krijg!
Even diep ademhalen op de hoogvlakte voorbij Presles. “Het was toch niet zo’n verkeerd idee om de koffers thuis te laten”, lacht Thierry. “En jij wilde er in eerste instantie geen afstand van doen”, laat ik ‘m nog even fijntjes weten. “Wees blij, ze hadden er na de piste van net ongetwijfeld weinig fris meer bijgehangen.” Hadden we geweten wat ons straks in de Gorges du Nan te wachten staat, dan hadden we niet alleen de koffers gedemonteerd, maar ook meteen de cilinders van de boxers.
Een ferme knik naar links stuurt ons bergafwaarts. Zachtjes waait vochtige boslucht door het vizier. Dan scheurt het landschap open langs een onzichtbare ritssluiting. Op halve hoogte boven de nauwe afgrond van het dal tast de weg zich een holvormige baan het gesteente in. Wie hier ook maar een boterhamtrommeltje aan de zijkant heeft hangen, komt al in de problemen wanneer er alleen al een fietser tegemoet komt. Hoorde ik daar iemand toeteren? Dan komt er een auto om de hoek gereden. We drukken ons plat als boter in een croissantje tegen de rotswand. Dan volgt een tweede auto, en een derde. Vier, vijf. Allemaal met bruiloftsversieringen aan de antennes en deurgrepen. Acht, tien, twaalf. Dat wordt millimeterwerk. Beter dat de auto’s aan de rand van de afgrond staan dan wij. De eerste auto is er langs. Langzaam rol ik naar voren. Grrrr! De valbeugel schuurt dof over de rotswand. Gelukkig kieper ik door de onverwachte touché niet de trouwauto in. Nondeju, met het klamme zweet over het hele lijf passeert de stoet uiteindelijk!
In Bourg d’Oisans pakken we daarom eerst even een meer dan welverdiende rustpauze om uit te dampen. Met een kop espresso erbij wordt de kaart er weer bijgepakt: in noordelijke richting gaan de befaamde duizelingwekkende 21 keerbochten omhoog naar Alpe d’Huez, de Tour-hemel. In zuidelijke richting kun je het dal verlaten via de D219. Die had ik ook genoteerd op mijn kaart. Wat er nou zo speciaal aan deze weg zou moeten zijn weet ik niet meer. Maar dat zullen we straks wel zien!
Om de zoveel meter zijn er waarschuwingsborden: tonnagebeperkingen, lange onverlichte tunnels, vier ontwateringsgoten dwars over de rijbaan, een stopverbod in verband met herhaaldelijke steenslag. Maar langzaam ontdoet zich de weg van het overvloedige zomergroen. De middagzon brandt boven het uitgestrekte dal van de Romanche. Tegen een verticale klif geperst wint de weg aan hoogte. Dan het eerste zwarte gat in de berg: Tunnel de Villard Notre Dame, 350 meter lang. Na enkele meters wordt zelfs het groot licht opgeslokt. Zo ziet het er waarschijnlijk uit binnenin een kogelvis. Stenen klauwen grijpen van alle kanten richting de smalle rijbaan. Waar zijn die twee eigenlijk gebleven? In mijn achteruitkijkspiegel is nog niet het kleinste lichtpuntje te zien. IJzig water druppelt vanaf het plafond van de tunnel in mijn gezicht. Lijd ik aan claustrofobie? Daar, het einde van de tunnel!
Vanaf mijn plaats boven de tunnel zie ik dat Thierry en Raoul zich nog onder het niveau van de tunnel bevinden. Ik kan niet zien waarom ze niet verder rijden, daarom zet ik mijn twin met drie vloeiende bewegingen weer in de richting van de tunnel. Nog maar een keer dan! Amper heb ik het zwarte gat weer verlaten, moet ik flink in de remmen. Een Audi A4 uit het stenen tijdperk komt me tegemoet, met Abraham persoonlijk achter het stuur. Pas nu valt me op dat alleen het muurtje, dat niet hoger is dan de swingarm van mijn motorfiets, een val in het diepe moet verhinderen wanneer ik of tegenligger onverhoopt een stuurfoutje maakt. En deze keer sta ik aan de kant van het dal. Alsjeblieft Abraham, maak geen fouten!
Hij maakt geen fouten. Integendeel. Zonder van het gas te gaan rijdt hij met zijn oude kar langs mij heen. Ik houd mijn ogen gesloten. Als ik ze weer open doe, zie ik een waanzinnig Alpen-panorama. Echt helemaal te gek! Ik rol de laatste meters richting Thierry en Raoul. “Alles in orde bij jullie?” “Ach, er is niets aan de hand, alleen een kleine zweem van Vertigo.” “Vertigo?”, vraag ik, “hoogtevrees? Dat is ook toevallig”, lach ik. “Ik had net last van claustrofobie! Maar zeg eens: is het niet helemaal te gek hier?” “Het beste dat ik sinds een eeuwigheid heb gereden en gezien!”, vindt Thierry. “En wat doen we nu met de hoogtevrees?” “Doorrijden!”, aldus Raoul, de beste remedie. De enige ook eigenlijk, dus dat scheelt.
Zeventig kilometer verderop, aan de andere kant van de Col du Glandon, stoppen we boven het Mauriennedal. Gedurende slechts vier kilometers zijn we door 18 messcherpe haarbochten gereden. In vergelijking hiermee is de Stilfser Joch net een autosnelweg. We kijken recht naar beneden naar de bochten onder ons. Ik kijk Thierry aan met een vragende blik: “Vertigo?” “Nee, alles is in orde”, antwoordt hij. “Als ik weer thuis ben, koop ik meteen een grotere topkoffer!”