Reizen Pays Cathare, Frankrijk
De Pyreneeën, voor velen synoniem voor Andorra, het beklimmen van de cols uit de Ronde van Frankrijk en misschien zelfs een bezoekje aan Lourdes. De 430 kilometer lange bergketen met 120 pieken boven de drieduizend meter heeft echter meer in petto, diverse nationale parken en natuurreservaten bijvoorbeeld. In combinatie met goed onderhouden, bochtige wegen en een heerlijk klimaat de uitgelezen plek om de komst van de lente te vieren!
Het is een zwoele avond wanneer we in Véraza, een klein gehuchtje tussen Limoux en Quillan, aankomen. De gîte waar we verblijven draagt de naam ‘La Remise Véraza’, treffende naam voor de verbouwde schuur. Aan het uiterlijk van het geheel zou je dat trouwens niet terug, prachtig gelegen met een mooi uitzicht op de bergen lijkt het onderkomen meer op een moderne bungalow met alles erop en eraan dan op een schuur. De motoren kunnen we vlak voor de deur naast het ruime, overdekte terras stallen. Prima. Na een wel verdiende nachtrust staan we de volgende ochtend al vroeg popelend klaar om de streek te verkennen.
Wie een snuifje cultuur en geschiedenis op prijs stelt komt in deze Zuid-Franse streek volop aan zijn trekken; eeuwenlang waren de Pyreneeën het toneel van getouwtrek over de controle van de rijke streken aan de voet van de bergen. De Romeinen, Westgoten, Merovingen en later ook de Tempeliers hebben allemaal deze contreien aangedaan. Alsof dat nog niet genoeg was kwam er in de 13e eeuw ook nog eens een onvervalste godsdienstoorlog langs, die ettelijke duizenden slachtoffers maakte. Deze kruistocht was niet tegen de moslims gericht, maar tegen de Catharen, een deel van de Franse bevolking die er een eigen interpretatie de leer van Christus op na hield, de regels van de Roomse kerk naast zich neer legde en geen belasting aan de Paus betaalde.
Rijdend met de motor in de streek ten noorden van Carcasonne word je er herhaaldelijk aan herinnerd in ‘Pays Cathare’ te zijn beland. De verkeersluwe wegen slingeren zich door een voornamelijk weelderig bebost heuvellandschap, waarin de bergen op de achtergrond nooit ver weg zijn. Diverse kristalheldere rivieren, de ene keer meanderend, dan weer onstuimig bruisend, doorkruisen de regio. Kleine stadjes en dorpjes vertellen je met weinig woorden het verhaal van een grensstreek die in de loop der eeuwen veel heeft afgezien, om nu eindelijk ietwat slaperig aan het dagelijkse leven deel te nemen.
De ruïnes van talloze kastelen die de streek rijk is, gebruiken we als waypoints voor onze tochten. We maken dikwijls de beklimming naar de bijna ontoegankelijke bergtoppen van waaraf ze over de omgeving uitkijken. De fortificaties zijn slechts een schaduw van wat ze ooit waren, verwoest door de Franse legers in naam van God, de paus en de koning van Frankrijk. Diegenen die ze verdedigden stierven vaak door het zwaard of op de brandstapel. Een voorbeeld? Na de belegering van het kasteel van Montsegur werden 220 Katharen tot de brandstapel veroordeeld, wat een gruwelijk schouwspel moet zijn geweest. De reden voor zoveel tragiek en geweld? De streek was rijk en welvarend en de paus had beloofd dat wie de Catharen wist te verslaan, zich hun wereldse bezittingen mocht toe-eigenen. Moet als muziek in de oren hebben geklonken voor het gespuis dat, met of zonder adellijke titel, steeds om centen verlegen zat. Dat diezelfde kerk al klaar stond om een tiende van het bezit op te eisen wanneer de zaak beklonken was, mocht de pret niet drukken.
De oute voert ons door een heel gevarieerd landschap van heuvels, bergpassen, braak land en prachtig onderhouden wijngaarden. Waanzinnige vergezichten, plaatsen waar de stilte alles overheerst, wegen die eindeloos door de beboste heuvels kronkelen om uiteindelijk uit te monden in een dorpje van slechts enkele straten groot. En altijd op de achtergrond de indrukwekkende contouren van de Pyreneeën, een decor dat tot de verbeelding spreekt en nooit verveelt.
Wie van een droogje en een natje houdt, voelt zich in dit deel van Frankrijk meteen thuis. De plaatselijke wijnen laten zich meer dan goed drinken en de kazen uit de streek verrijken het smaakboeket. Wijn, kaas en stokbrood, wie dat eenmaal in het zuiden van Frankrijk heeft geproefd op een warme avond, weet waarover we het hebben. De culinaire interesses komt overigens niet alleen door de wijn en kaas aan zijn trekken, de Franse keuken kenmerkt zich hier door Spaanse invloeden, wat een heerlijk mengeling van eetculturen oplevert. Om het zo te zeggen, wie hier een restaurant bezoekt, komt zelden ontgoocheld van tafel. Carcasonne bijvoorbeeld, staat bekend om zijn fantastische cassoulet, een regionale specialiteit op basis vlees en bonen. Bij een bezoek aan deze contreien mag een Carcasonne dan ook zeker niet worden overgeslagen. De vestingstad, gelegen op de vlakte die doorsneden wordt door het Canal Du Midi, oogt op het eerste gezicht als zoveel andere zuiderse steden, maar al snel springt het silhouet van de middeleeuwse, versterkte oude binnenstad (La Cité de Carcassonne) in het oog, die als een adelaarsnest boven het dagelijkse leven uitsteekt. Prachtig gerestaureerd geeft deze oude stad het gevoel alsof je net uit een tijdmachine bent gestapt. Een goede raad: vermijd de weekenden om la cité te bezoeken, na de Mont Saint Michel is dit namelijk de tweede meest bezochte plek van Frankrijk.
Als opmerkzame ontdekkingsreiziger in het Pays Cathare kom je trouwens overal herinneringen uit het verleden tegen. De veertien kastelen die bij de Albigenzische Kruistochten een rol speelden, zijn wat dat aangaat slechts een fractie van wat de streek te bieden heeft aan imposante bouwwerken. Abdijen, kerken, statige villa’s, prachtige dorpen en warme gehuchtjes liggen als culturele edelstenen in het landschap verspreid. Niet zelden een min of meer belangrijke rol spelend in de woelige geschiedenis van de streek. Een van de meest tot de verbeelding sprekende verhalen speelt zich af in het prachtig gelegen Rennes-Le-Chateau. Rennes-Le-Chateau, toen nog Rhedae genoemd, was aan het begin van de vijfde eeuw het centrum van het rijk der Visigoten. In de zesde eeuw, toen de Franken de streek binnenvielen, telde de gemeenschap 30.000 zielen. Dertien eeuwen later was Rennes-Le-Chateau slechts een door de tijd vergeten, ietwat vervallen dorpje met een kasteeltje, een kerkje en een kleine leefgemeenschap op de top van een flinke heuvel. In 1885 echter komt daar echter verandering in als Abbé Saunière, vergezeld door zijn toen 18-jarige inwonende meid, er zijn intrek neemt als pastoor van de parochie. Twee jaar na zijn aanstelling wordt tijdens restauratiewerken in het kerkje onder de vloer van de kerk een pot gevonden, gevuld met kostbaarheden waaronder gouden muntstukken. Kort daarna volgt nog een opmerkelijke vondst: een flesje met daarin een stuk perkament. De pastoor stopt de restauratiewerken en gaat zelf op speurtocht uit. Abbé en zijn meid keren de hele kerk en omliggende percelen om, zelfs het kerkhof ontkomt niet aan hun graafwerkzaamheden. Niet lang daarna begint Saunière geld uit te geven als was het water. Hij koopt grond naast de kerk, bouwt er een villa en een toren, laat de kerk restaureren, leeft uitbundig en is tevens gul voor de dorpsbewoners. Voor een vertegenwoordiger van het geloof, zonder noemenswaardige bezittingen, opvallend, hetgeen snel argwaan wekt, tot aan de bisschop van Carcasonne toe. Sauniére heeft echter nooit bekend gemaakt waar zijn plotse rijkdom vandaan kwam, en ook de meid, die na zijn dood alles erfde, hield haar lippen altijd stijf op elkaar. Het raadsel staat vandaag de dag bekend als het Mysterie van Rennes-Le-Chateau. Het gehele dorpje is al ettelijke keren doorzocht op sporen die naar een schat zou kunnen leiden. Zonder resultaat, ware het niet dat het plaatsje inmiddels wereldberoemd is en jaarlijks vele duizenden toeristen trekt. Niet alleen schatzoekers overigens, ook zonder snel rijk worden ambities is het plaatsje een bezoek meer dan waard. Het uitzicht over de streek is er schitterend en de sfeer die er hangt is uniek. Toch heeft iedereen hier ongewild zijn speurneus op, zelfs al wordt beweert van niet!
De bevolking in deze streek leeft vooral van de land-, wijnbouw en het toerisme, ooit was dat in en om Quillan wel anders. De stad, ooit een belangrijke stopplaats op de weg tussen Carcasonne en Perpignan, maakte kennis met de industrie toen zich een hoedenfabriek aan de boorden van de Aude vestigde. Die fabriek werd later overgenomen door de Amerikaanse fabrikant Formica, die er plaatmateriaal begon te vervaardigen voor de keuken- en interieurbouw. Het stadje leefde helemaal op door de werkgelegenheid die het opleverde en leek een mooie toekomst tegemoet te gaan. Leek, eenmaal bij de Formica fabriek is er nog maar weinig over van de grandeur die het ooit uitstraalde. Niet verwonderlijk, in 2003 viel namelijk het doek voor de fabriek wegens tegenvallende verkoopcijfers. Niet minder dan 149 werknemers kwamen op straat te staan en dat had voor de gemeenschap van Quillan grote gevolgen. Wie nu door het eens zo florerende stadje wandelt, weet meteen wat er met de term vergane glorie wordt bedoeld. In de binnenstad staan veel huizen en winkels leeg, iedereen wijst nog altijd met een beschuldigende vinger naar Amerika. De fabriek is inmiddels compleet gesloopt, helaas is er geen alternatief ter vervanging van de werkgelegenheid. Enkel een kleine afdeling van Formica, gelegen langs de weg van Quillan naar Carcasonne, herinnert nog aan de eens bloeiende industrie.
Toch is Quillan een bezoek waard. Bij de brug over de Aude is het heerlijk tafelen op de terrasjes, een wandeling door het oude centrum toont charmante hoekjes en wie van kajakken houdt, komt hier zeker aan zijn trekken. Staat het waterpeil van de rivier in de zomer laag, in de nattere maanden verandert de Aude in een door kajakkers gewaardeerde wildwaterbaan.
Nog zo’n stadje dat zeker een bezoek waard is, is Limoux. In deze plaats, gelegen tussen Quillan en Carcasonne, heerst veel bedrijvigheid. Het stadje telt tienduizend inwoners en is vooral bekend om zijn Blanquette de Limoux, al in 1531 bekend en daarmee een van de oudste mousserende wijn ter wereld. Daarnaast produceert men er ook andere witte en rode wijnen, wat de wijnindustrie hier ongeveer de belangrijkste werkgever van de regio maakt.
We parkeren de motoren op de Place de la République, het hart van de oude binnenstad. Ruime terrassen nodigen uit voor een eenvoudige, maar smakelijke lunch en daarna maken we tijd voor een wandelingetje door de stad. Oude huizen en smalle straatjes verraden de leeftijd van oude hartverwarmende binnestand. De abdij van Saint-Hilaire plaatste Limoux vanaf de vroege middeleeuwen op de kaart en het Catharisme, dat tot de 14e eeuw aanhangers in Limoux had, zorgde ook voor naamsbekendheid in de Oude Wereld. In 1348 komt de zwarte pest vanuit Spanje overwaaien en zeven jaar later plundert het leger van de Zwarte Prins van Engeland (Eduard van Woodstock) tijdens de Honderdjarige Oorlog de stad. Daarmee is het leed voor de stad nog niet geleden, in de 16e eeuw valt het ten prooi aan een burgeroorlog tussen de katholieken en protestanten die maar liefst dertig jaar aanhoudt. Gelukkig slaagt Limoux er wel in om de Franse Revolutie zonder noemenswaardige tegenslagen door te komen.
Dat woelige verleden is de stad nog altijd aan te zien. Oude, verweerde huizen en soms smalle passages houden een sfeer van roerige tijden vast. Niet onaangenaam en zeker als je langs de Aude wandelt, die langs de rand van de oude stad loopt, merk je dat Limouw geniet van een welverdiende rust.
Als we op het einde van een van onze tocht bijna bij de afslag naar Véraza zijn, slaan we af naar Alet-Les-Bains, een dorpje gelegen op de weg van Limoux naar Quillan. We hebben gehoord dat dit stadje een goed beeld geeft van alles wat deze streek te bieden heeft. Een weg omgeven door statige, oude villa’s voert richting het hart van de stad. Bij de ruïnes van de abdij, die ooit het plaatsje domineerde, stallen we de motoren. Wat de tijd in acht eeuwen niet voor elkaar kreeg, speelden de Hugenoten in de 16e eeuw wel klaar door het bouwwerk in korte tijd bijna tot aan de grond toe te verwoesten. Toch geven de overgebleven restanten en artefacten nog steeds een goed beeld van de rijkdom die de abdij destijds bezat. Struinend door de smalle straatjes van de stad raak je al snel onder de indruk van het geheel. Prachtige middeleeuwse straatjes, gecompleteerd met eeuwenoude historische bouwwerken, voeren je door een warrig centrum. Wanneer we op een pleintje komen lijkt het wel een scéne uit een oude, Franse film. Het enige wat ontbreekt zijn acteurs en figuranten, er loopt namelijk geen hond op straat en het merendeel van de statige huizen heeft zijn luiken dicht. Leegstand bepaalt het straatbeeld van Alet-Les-Bains. Ooit een florerend kuuroord, het feit dat hier al 120 jaar lang bronwater wordt gebotteld, is het stadje niet meteen aan te zien.
Desondanks ook weer een juweel van een plaats, slechts één van de vele troeven van dit schijnbaar door de tijd vergeten stukje Frankrijk. Een gebied waar de tijd soms stil lijkt te staan en de bewoners deels nog altijd in het verleden lijken te leven. Een gebied ook met een heel eigen cultuur, omdat haar bewoner zich al eeuwenlang weigeren te conformeren aan geldende normen en waarden, maar gewoon hun eigen plan trekken. En zo hoort het!