Reizen Oost-Portugal
Weet je hoe makkelijk je twee magnifieke city-trips, heerlijk motor rijden, het letterlijke hoogtepunt en het geografische midden van Portugal combineert? In een paar dagen komt het bekende en onbekende Portugal voorbij en toont het Zuid-Europese land compleet verschillende gezichten.
De 1793 kilometer lange prachtige kustlijn van Portugal is een feest om te bezoeken. Knalblauw water spat in wolken wit schuim uiteen op rode rotsen in het zuiden, of op de goudgele stranden in het noorden. Dat gaan we dit keer dus niet doen. Deze reis begint en eindigt weliswaar aan de kust, maar trekt direct na de start naar de oostelijke grens met Spanje. Uiteindelijk eindigen we hemelsbreed driehonderd kilometer zuidwaarts in Lissabon. Niets let je echter om het rondje de volle 360° af te maken en weer noordwaarts naar startplaats Porto te rijden.
Toeristische pleisterplaats Porto heeft zich de afgelopen jaren tot een ware toeristenmagneet ontpopt. Half april zijn zowel de noordelijke als zuidelijke kade van de rivier Douro (letterlijk: gouden rivier) al afgeladen met dagjesmensen. Terrassen zijn er te kust en te keur en door de zon is het er goed toeven. Wat de meeste gasten drinken? Port natuurlijk, of een Port-Tonic als moderne Portugese variant van de Gin-Tonic. Het lokale drankje boet namelijk in aan populariteit bij de jeugd en hippe mixjes moeten dat veranderen. De abt van Lamego draait zich waarschijnlijk om in zijn graf als hij dat hoort. Naar zeggen ontdekte deze geestelijke in de 17e eeuw de geneugten van de Vinho do Porto. Overigens slaan de pakhuizen in Porto de alcoholische drank alleen op, de productie vindt plaats in de Quintas in de vallei van de Douro. De avond voor de toerrit is een portproeverij geen verkeerde activiteit. Het leert je de verschillen tussen de rode Ruby, Tawny, witte en rosé port.
Port heeft bovendien het voordeel dat je die andere Portugese specialiteit wat makkelijker weg krijgt. We hebben het niet over zoete lekkernij Pastéis de Nata, maar over Bacalhau. De gedroogde en gezouten kabeljauw is Portugals meest bekende ingrediënt. Weet je dat er meer dan duizend verschillende bereidingswijzen zijn? We proberen er verschillende en leren een ding: zorg altijd voor een drankje om de zoute en droge vis weg te kunnen spoelen. Tussen de slokjes door dwalen de ogen altijd automatisch weer af naar de ‘gouden rivier’, de eeuwenoude pakhuizen, de traditionele Rabelo-boten en de twee sierlijke gietijzeren bruggen waarvan er eentje – de Maria Pia – van Gustave Eiffel is. Je weet wel; van die toren in Parijs. Bij de wandeling naar het hotel door het oude centrum valt pijnlijk op dat er – hoe mooi ook – weinig authentieks meer is aan Porto. Het is eerder een poppenkast. Een schitterende poppenkast weliswaar, maar wel met een hoog Disneyland-gehalte. De oorspronkelijke inwoners zijn al tijden vertrokken en hun woningen zijn ingepikt door horecaetablissementen of veranderd in een Airbnb. ‘Gewone mensen’ kunnen de huizen helemaal niet meer betalen.
De volgende ochtend rijden we stroomopwaarts onder Eiffels ranke brug. De eerste kilometers zijn puur noodzakelijk om de stad uit te komen, maar al snel draaien we rustige wegen op. We rijden direct naar het oosten. Je kunt ook nog een lus naar het noorden maken om daar de wijnranken te bewonderen.
Het is niet direct spectaculair mooi, maar wel direct spectaculair rustig. Hier rij je nog kilometers zonder tegenliggers. Net zo opvallend zijn de eenvoudige onderkomens van de mensen die deze stoffige streek bewonen. Bijna twintig procent van de inwoners van Portugal leeft dan ook onder de armoedegrens. Een op de vijf mensen die je tegenkomt verdient dus te weinig om te kunnen voorzien in de basisbehoeften. Toch leidt dat dankzij zelfvoorziening niet tot Sahel-achtige toestanden met opgezette buiken en dergelijke. Overal waar je kijkt zie je kunstig gedrapeerde lapjes grond waarop groenten en fruit groeien.
Het zware bestaan is wel af te lezen aan de koppen van de inwoners. Plaats hun gegroefde hoofden met photoshop in het schilderij de Aardappeleters van Vincent van Gogh en het valt niemand op.
Qua economische voorspoed staat Portugal niet in de voorhoede, maar het staat wel in de top-drie van meest vredige landen. Die vredigheid overvalt je als vanzelf in het zadel van een motorfiets. We rijden lekker door – geen politie, flitskast of lasergun te bekennen – maar niet op haren en snaren. Remmen gebeurt lekker op de motor voor de talrijke bochten die we ontspannen swingend nemen.
Zo in het begin van de lente staan de gele brem en paarse hei in bloei. Samen met het nodige groen en nog meer rotsachtig grijs is het een schitterend kleurenpalet. Overigens heeft alles wat hier groeit en bloeit een nog harder leven dan de inwoners. Die laatsten weten namelijk wel raad met de fauna. De kurkboom wordt op Hannibal Lector-achtige wijze van zijn jasje ontdaan. De papierindustrie verwerkt hardgroeier en frisse luchtverspreider eucalyptus genadeloos tot grondstof voor schrijfblokken en boeken. De prachtig grijze olijfbomen hebben het maar te slikken dat ze jaarlijks grof heen en weer geschud worden zodat hun vruchten van de takken vallen.
Eigenlijk komen we zomaar van een ‘doodgewoon’ Zuid-Europees landschap in een schilderij van Bob Ross terecht. De overgang naar de Serra da Estrela is abrupt en plotseling kijk je je ogen uit. Serra da Estrela, het oudste natuurpark van Portugal, is ruim duizend vierkante kilometers groot. Het heeft imposante rotsformaties, rivieren, watervallen en een gevarieerde flora en fauna. In deze tijd van het jaar staan de velden met wilde bloemen die zo hard bloeien dat het zeer aan de ogen doet.
Het letterlijke hoogtepunt van de Serra da Estrela is de Torre da Estrela. De berg meet 1.993 meter en daarmee is het de hoogste berg op het Portugese vasteland. De hoogste berg van heel Portugal ligt overigens op de Azoren en luistert naar de naam Ponta do Pico (2.351 meter) Omdat 2.000 meter net iets beter klinkt dan 1.993 meter hebben de Portugezen een zeven meter hoge spits op de top van de berg gemetseld om die magische kaap te slechten. Het mooie aan de berg is dat de top heel makkelijk bereikbaar is en ook nog eens via een prachtige stuurweg. Die ligt er niet alleen voor ons motorrijders, maar ook voor wintersporters. Net onder de top ligt het enige skigebied dat Portugal rijk is. Het 360° uitzicht op de top is helder, wijds en magnifiek. Bovendien is het op deze hoogte slechts een paar graden boven nul. Aan de voet van de berg zweetten we ons nog suf, hier verlangen we naar een dikke wollen trui. De leveranciers daarvan lopen direct onder ons. Grote kuddes schapen begrazen de hellingen terwijl de ‘Cao da Serra da Estrela’ (Portugese herdershonden) een oogje in het zeil houden en eventuele rovers als wolven verjagen. De schapen zijn bovendien verantwoordelijk voor de lokale zachte romige schapenkaas Queijo Serra da Estrela. Probeer die vooral te vermijden als je reukvermogen je lief is.
De schoonheid van de natuur in het hooggelegen natuurpark staat in schril contrast met de meeste dorpen. Van schilderachtige oude plaatsjes is geen sprake, eerder van gehuchten. Geen witgepleisterde muren, geen kleurrijke Portugese tegels. De charme van eeuwenoude woningen ontbreekt omdat de meeste huizen van latere datum zijn. Het lijkt er op dat veel inwoners de laatste jaren – toen het Portugal iets meer voor de wind ging – hebben geïnvesteerd in hun woning. Mooi is het niet, snappen doe je het wel. Minder dan vijftig jaar geleden zuchtte dit land nog onder een dictatuur inclusief ongeletterdheid, armoede, verkiezingsfraude en censuur. De coupe van 1974 die als Anjerrevolutie de boeken inging, maakt daaraan pas een einde. Natuurlijk wil je als Portugees in de daarop volgende jaren van financiële en geestelijke voorspoed je oude krot verruilen voor iets nieuws. Gelukkig is een enkel dorp van de slopersdrift gespaard gebleven. Het zijn dan direct de typische Zuid-Europese plaatsjes waar oude mannetjes op een bankje hele dagen weg zitten te kletsen en waar de lokale kroeg een koffie en een broodje serveert tegen vooroorlogse prijzen.
Evenwijdig aan de Portugees/Spaanse grens zakken we af naar het zuiden. Het landschap wordt langzaam droger. De rivier de Taag vormt een natuurlijke scheiding tussen het berg- en bosrijke noorden en het droge zuiden met de Algarve als ultiem voorbeeld daarvan. Net zoals je deze tour naar het noorden kan uitbreiden, kun je ook besluiten verder naar het rode droge zuiden te rijden.
Na de nodige kilometers maken we een lunchstop bij het Caramulo Experience Center. Dat kun je wegzetten als het zoveelste auto- en motormuseum, maar het leuke hier is dat de werkplaatsen ook onderdeel uitmaken van het museum. Je ziet dus allerlei twee- en vierwielers in verschillende stadia van een restauratie. Bovendien staat er een NR750 in een van de zalen en de conservator is niet te beroerd om die te starten. Nooit gedacht dat ik in mijn leven ooit nog de legendarische Honda met ovalen zuigers zou horen.
Verkwikt door de exclusieve decibellen gaat het stuur weer richting zuiden. Of eigenlijk gaat het stuur alle kanten op want de weg gaat amper vijftig meter rechtdoor. De route is een geweldige mix van kleine wegen uit de categorie ‘geitenpad’ tot vloeiende lopers die om 100+ snelheden vragen. Er rust maar een nadeel aan het Portugese wegennet: in Nederland vraag je je vertwijfeld af wat je in hemelsnaam op die rechte wegen moet doen…
De verlatenheid en de leegte van de omgeving blijft, maar het volgende hoogtepunt dient zich tegelijkertijd alweer aan; het geografisch centrum van Portugal vlak bij het dorp Villa de Rei. Het ‘toeval’ wil dat dit centrale punt van Portugal toevallig bovenop een hoge uitkijkheuvel ligt. Zelfs iemand die geen enkele complottheorie aanhangt vindt dat verdacht: het is net iets te mooi allemaal. Ach, het uitzicht maakt alles goed. Ook hier kijk je weer volledig ongestoord 360° tot aan de horizon honderd kilometer verderop. Lissabon zien we niet, dat ligt zo’n 170 kilometer verder, maar de volgende dag is de hoofdstad wel ons eindpunt.
Na de verkeersluwe wegen is het even wennen aan de drukke snelweg, maar een ritje over de Vasco de Gamma brug is desondanks een ware belevenis. De tolbrug is liefst zeventien kilometer lang en biedt een fantastische aanblik op Lissabon en op de rivier de Taag die hij overspant. Een motorfiets met adaptieve cruisecontrol is hier geen gek idee want je kijkt meer om je heen dan naar het verkeer voor je. Aan de kade van de Taag parkeren we de motorfiets en strepen we onze volgende hoogtepunt af. Na het hoogste punt van Portugal en het geografische midden, voegen we hier het laagste punt van Portugal aan dat lijstje toe. Bij gebrek aan polders bekleedt de Atlantische Oceaan die positie. De motor mag de ondergrondse parkeerplaats in; het is tijd voor de tweede city-trip binnen een paar etmalen.