Reizen Nederland – Katmandu (1)
Na motorreizen in onder meer Europa, Vietnam, Turkije en Peru, sluimerde het idee van een wereldreis op de motor al langer, gewoon voor je eigen voordeur opstappen en dan maar zien hoe ver je komt! En dan komt een keer het moment waarop je simpelweg de daad bij het woord moet voegen. Te beginnen met het uitzetten van een route, de visa regelen, en natuurlijk een goede motor aanschaffen. In november 2011 ging het gas er eindelijk voor vijf maanden lang op, een gigantisch avontuur dat uiteindelijk eindigde in Indonesië. En mijn leven voorgoed heeft veranderd! Na de prachtige kustlijn van Kroatië te hebben afgereden en het bankroete Griekenland te hebben doorkruist, kan het echte avontuur in Turkije beginnen. Tijdens de 1,5 uur, die ik in de kou moet wachten om langs de zes controleposten te komen, word ik door verschillende bezorgde Turken aangesproken, die me waarschuwden dat hevige sneeuwstormen in Oost-Turkije de boel behoorlijk op zijn kop zetten. Minder, maar ik ga toch eerst naar Istanbul om daar de Blauwe Moskee en de Aya Sofia te bezoeken, waarna in de hoofdstad Ankara nog een rendez vous met het graf van de in 1938 overleden stamvader van Turkije, Ataturk, wacht. In Ankara neem ik ook de gelegenheid te baat om offroadbanden onder de Tiger te leggen, waarna ik richting Oost-Turkije ga. In gesprekken met verschillende Turken merk ik dat men toch wel bezorgd is over mijn rit door Oost-Turkije, met name door de aanwezige Koerdische afscheidingsbeweging PKK aldaar. De bezorgdheid blijkt niet voor niets, men lijkt er hier een nogal curieuze gemeenschappelijke hobby op na te houden: stenen gooien naar passerende motorrijders. Laat ik het zo zeggen, de helm heeft zijn nut meer dan eens bewezen. Via de Oost-Turkse stad Van, niet lang voor mijn komst nog getroffen door een zware aardbeving, wil ik naar de grens met Iran. Na Ankara worden de wegen slecht tot niet onderhouden, voor een allroad rijder echter is het juist genieten: behendig manoeuvreren over de vele verschillende soorten ondergrond door een prachtig landschap. Schitterend. Minder fraai daarentegen is het vinden van een slaapplek in Oost-Turkije, dat blijkt makkelijker gezegd dan gedaan. Rijdend door de volledig verlaten donkere bergen wordt mij snel duidelijk dat dat niet gaat lukken. Wanneer de regen dan ook nog eens met bakken uit de lucht komt vallen, voel ik me voor het eerst sinds het begin van de reis echt vermoeid en eenzaam, en besluit daarom het navigatiesysteem maar een hotel voor me te laten zoeken. Tot mijn grote verbazing blijkt er eentje op slechts 15 kilometer te zitten. Na een tijdje rijden in volledige duisternis kom ik aan in een piepklein plaatsje genaamd Bingol. In dit verlaten gat neem ik mijn intrek in iets wat in ieder geval lijkt op een hotel. In het gezelschap van mijn zaklantaarn breng ik mijn bagage naar de kamer, waarna ik in de donkere lobby plaatsneem. In het op het eerste gezicht verlaten hotel blijken toch wel erg veel mensen aanwezig. Het duurt niet lang of men vraagt me naar mijn mening over de Koerdische afscheidingsbeweging, waarbij me heroïne, opium en andere geestverruimende middelen te koop worden aangeboden. Als zowel de jongere als oudere aanwezige mannen ook nog gezamenlijk strijdliederen beginnen te zingen is, besluit ik snel om maar terug naar mijn onbeschrijflijk smerige hotelkamer te gaan, waar ik de deur barricadeer met een kast. Ik wilde avontuur, ik krijg avontuur. Tot mijn grote opluchting staat de Tiger de volgende ochtend nog ongeschonden op de stoep voor het hotel. Het ontbijt laat ik voor wat het is, ik stap direct op om het gevecht met de elementen hernieuwd aan te gaan. Rijdend op de tot 2.800 meter hoge bergpassen, genietend van opnieuw de prachtige omgeving, merk ik dat er een omslag in het weer komt. Aan het eind van de dag moet ik opnieuw in het donker zoeken naar een hotel, waarbij ik tot mijn grote schrik in een sneeuwstorm terecht kom. Het zicht is niet meer dan zeven meter en met het vizier van de helm open voel ik dat mijn ogen zeer doen en de vermoeidheid toeslaat. Na een tijd lang al glijdend en slippend de dikke pakken sneeuw te hebben getrotseerd, klinkt plots een harde klap gevolgd door een lichtflits. Vlak voor me blijkt de chauffeur van een tegemoet komende vrachtwagen de macht over het stuur te zijn verloren. Het scheelt geen tien meter of ik was met motor en al tussen de bergwand en de vrachtwagen gekomen. Beschermengeltje bedankt! De hele rit door Oost-Turkije hangt er overal een wat gespannen sfeer, iedereen lijkt constant op de hoede te zijn voor eventuele aanslagen. Rijdend door prachtige, uitgestrekte landschappen rij je vanuit het niets ineens een fuik van het Turkse legerin, waar je vervolgens met behulp van veel grof geschut grondig wordt gecontroleerd. Aangekomen bij de grens met Iran merk ik dat ik als westerling snel een voorkeursbehandeling krijg. Ondanks de grote chaos blijkt het betrekkelijk makkelijk met behulp van het Carnet de Passage (invoerpapieren) om Iran binnen te komen. Nadat de douane mijn paspoort heeft afgestempeld, de koffers heeft gecontroleerd volgt nog een kleine laatste, behoorlijk resolute waarschuwing van de dienstdoende douanier: “No alcohol in Iran.” Duidelijk! Ik vervolg mijn weg en word bij mijn eerste tankbeurt prettig verrast. Daar waar ik in Turkije nog 1,72 euro per liter betaalde, kost het hier slechts 70 eurocent per liter. Via de stad Urmia rijd ik richting Teheran, waar ik warm en gastvrij word ontvangen. In Iran is alcohol bezitten en gebruiken bij de wet verboden en ook moeten vrouwen met hoofdbedekking lopen in de vorm van een hoofddoek. Het land draagt dan het stempel van een ongelooflijk streng regime, de bevolking blijkt doorgaans behoorlijk vrij van geest. Tijdens de vier dagen die ik in Teheran verblijf, bezoek ik verschillende feestjes waar veel drank wordt geschonken en waar vrouwen er zonder hoofdbedekking soms wild op los feesten. Omdat kroegen en cafés verboden zijn, vinden deze feestjes gewoon bij mensen thuis plaats. Na vier prachtige dagen neem ik met veel moeite afscheid genomen van mijn nieuwe vrienden in Teheran. De wegen in Iran zijn in vergelijking met Turkije van prima kwaliteit, waardoor ik al snel 700 kilometer verder in een plaats genaamd Yazd aankom. Yazd staat bekend om zijn prachtige oude stadscentrum en het is heerlijk om na een lange rit een avondwandeling door de oude stad te maken. Bij vertrek uit de stad Yazd merk ik dat het na veel regen, sneeuw, hagel en vorst eindelijk warm begint te worden. Eindelijk met behaaglijke temperaturen door het prachtige ruige landschap van Iran rijden, dit doet het afzien, de smerige hotels, lange rijdagen, kou en andere ontberingen snel vergeten. Na uitgebreide controles door de grensautoriteiten mag ik eindelijk Pakistan binnen. Met een harde klap slaat het hek achter me dicht en ben ik overgeleverd aan de Pakistaanse autoriteiten. Velen hebben me vooraf gewaarschuwd dit land waar 85% van de mensen onder de armoede grens leeft. Zelfs bij de visumaanvraag werd mij door de Pakistaanse Ambassade in Den Haag zelf nog afgeraden door dit land te reizen, onder meer door gevaar op ontvoering en de aanwezigheid van de Taliban. Tsja, en daar sta je dan midden in de woestijn, uitkijkend over iets dat niet treffender kan worden omschreven als een eindeloze zandbak. Al snel wordt mijn aandacht getrokken door een aantal als soldaat uitziende personen, die klaarblijkelijk willen dat ik hun kant op kom. Met enige argwaan rijd ik richting deze bewapende mannen, zittend in een hut. De soldaten vertellen me, nadat ik mijn gegevens en die van mijn ouders in een groot logboek heb geschreven, dat ik een gewapende escort mee krijg. Korte tijd later wordt er een soldaat bij me afgezet, die met enige verbazing naar de Tiger kijkt. Als vervolgens zijn leidinggevende hem aanspoort achterop de motor plaats te nemen, stribbelt de arme man tegen. Iets dat niet bepaald wordt gewaardeerd, op niet misverstane wijze krijgt de soldaat het bevel achterop mijn motor te klimmen. Na enige aarzeling doet de soldaat een poging, maar het wil niet echt lukken, waarna hij door drie collega soldaten wordt geholpen. Met een gezonde dosis vrees kijk ik naar de soldaat, waarvan de AK-47 tijdens zijn klim- en klauterpartij akelig vaak mijn kant uitzwiept. En deze man moet mij beschermen tegen de gevreesde Taliban? Uitgezwaaid door zijn collega’s vertrekken we uiteindelijk, waarna we na ongeveer 1,5 kilometer rijden de schrik van ons leven krijgen, wanneer ik bijna frontaal op een tegenligger rijd. Helemaal vergeten, ze rijden hier links! Rijdend op de Tiger door Pakistan, met een graadje of 27, de warme wind in mijn gezicht en uitkijkend over de lege woestijnvlaktes met een stuiterende soldaat en zijn AK-47 in mijn nek, besef ik hoe uniek dit moment in mijn leven eigenlijk is en voel een koude rilling door mijn lichaam trekken. Nagenoeg iedere 30 à 40 kilometer is er wel een checkpoint, waar ik mijn gegevens in een boek moet schrijven, enkel om in het geval van ontvoering te weten in welke zone ik het laatst gezien ben. Na de vele checkpoints en nog meer slechte wegen, op sommige passages kun je het niet eens weg meer noemen, ben ik eindelijk bij mijn overnachtingsadres, het huis van het hoofd van de douane, die me heeft uitgenodigd. Er wordt goed voor me gezorgd in de vorm van een heerlijk maal en goede whisky. De volgende ochtend staat er alweer een gewapend escorte klaar en ben ik na een ontbijt van thee en biscuits klaar voor vertrek. Deze keer niemand achterop, maar een politiejeep met twee gewapende agenten. Rijden door Pakistan voelt voortdurend als rijden door oorlogsgebied, waarbij je constant zwaar bewapende voertuigen tegenkomt. Ik heb regelmatig geen idee achter wie ik nu eigenlijk rij, soldaten, leger of misschien wel gewoon bandieten. De argwaan komt tot een soort van climax tijdens een tankstop. Ik sta de tank van de Tiger te vullen, wanneer er met hoge snelheid een auto vanuit de woestijn komt aanrijden. Twee overduidelijk geschrokken soldaten richten direct hun wapens op de naderende auto en beginnen hard te schreeuwen. Hoe dichter de auto nadert, des te harder schreeuwen de soldaten. En dan daalt plots het besef in dat ik midden in de woestijn sta, zonder ook maar iets om me achter te verschuilen. Als de auto met vier personen erin stopt hoor ik de soldaten opnieuw schreeuwen en hun wapens op het voertuig richten. De inzittenden gaan, willen of kunnen de confrontatie niet aangaan en rijden hard weg. De soldaten hangen hun wapens weer op de rug en gaan weer over tot de orde van de dag. Wat een land! Na 10.000 zware, maar gevoelsmatig best veilige kilometers, kom ik aan in Wagah, waar ik net op tijd ben voor de ceremoniële sluiting van de grens tussen Pakistan en India. Iedere dag wordt bij zonsondergang de grens met groot machtsvertoon van zowel de Pakistaanse als Indiase zijde ceremonieel gesloten. Hiervoor zijn aan beide zijden hoge tribunes gebouwd, die werkelijk afgeladen vol zitten. Het voelt bijna als in een voetbalstadion, waar supporters van de beide teams uitdagende teksten richting elkaar roepen. Bij het binnenrijden van India valt er direct een hele last van m’n schouders. Het rijden op de slechte wegen, de constante bewaking van politie en leger, de armoede, de continue angst ontvoerd te kunnen worden, het heeft zijn tol geëist. Iets dat de douanebeambte in India niet is ontgaan, hij feliciteertme hartelijk met het feit dat ik India veilig heb bereikt. Vervolgens vertelt hij dat ik nu weer kan relaxen en stuurt me direct richting de Taxfree shop waar ik alcoholische versnaperingen kan halen. De eerste kilometers in India zijn niet meteen de leukste, de praktijk leert op hardhandige wijze dat je als motorrijder hier niks te vertellen hebt. Bussen en vrachtwagens halen hier te pas en onpas op de meest onmogelijke plaatsen in, je kunt niets anders doen dan opletten en vooral uitwijken. Ofwel regelmatig met een snelheid van 70 à 80 kilometer de berm in, om snel af te remmen voor de vele mensen, koeien, schapen, paard en wagens, honden en apen die daar lopen. Ik heb nog nooit zoveel mensen bij elkaar gezien, overal waar je rijdt lopen, fietsen of rijden er mensen. Na een loodzware rit kom ik aan in Amritsar, waar ik de prachtige Golden Temple bezoek. Deze Golden Temple ligt aan een wonderschoon klein meer, dat ooit diep in de dicht begroeide jungle lag. Dit meer is in India van grote spirituele betekenis, er wordt zelfs beweerd dat Buddha er enige tijd vertoefde. De tempel bevat zowel moslim, hindoe als Europese architectuur invloeden. India presenteert zich als een ronduit fascinerend land, wel jammer dat het bijna onmogelijk is om van de omgeving te genieten tijdens het rijden, omdat je letterlijk constant van de weg wordt gedrukt. Met enige regelmaat klapt er iets of iemand tegen de grote metalen reiskoffers van de Tiger, die zich hier als een absolute eerste levensbehoefte bewijzen. In het bergachtige Noord-India merk ik dat ik echt uitkijk naar Nepal. Ik heb genoeg van dit sterk vervuilde, voor motorrijders levensgevaarlijke land en verlang diep naar de rust van Nepal. De dagdroom wordt plots ruw verstoord wanneer ik één van de vele onoverzichtelijke bochten in duik. In een fractie van een seconde zie ik een grote vrachtwagen midden op de weg een bus inhalen. Tijd om te schrikken is er niet eens, vrachtwagen en bus vormen een muur met daarnaast aan één kant een diepe afgrond en aan de andere kant een ondoordringbare bergwand. Ik probeer nog te remmen, maar word al snel over de motor heen geworpen en begin te rollen. Enkele tellen later lig ik met mijn rug tegen het voorwiel van de vrachtwagen. Een eerste bodycheck leert dat alles er nog aanzit, en dat ik betrekkelijk weinig pijn heb. Wanneer ik wil opstaan merk ik dat het niet lukt, de paniek slaat opnieuw toe. Het leed blijkt te overzien, mijn rugzak zit vast onder het voorwiel van de vrachtwagen. Ik schreeuw naar de chauffeur dat hij de vrachtwagen vooruit rijdt, zodat ik kan opstaan. Tot mijn grote verbazing valt de schade aan de Tiger mee en na enig sleutelwerk kan ik weer verder. De motor mag dan oersterk zijn, ikzelf ben blijkbaar minder solide. Helemaal vol adrenaline ben ik verder gereden naar het hotel, waar bij aankomst mijn lichaam toch begint met protesteren. Ik val neer op het bed en merk dat mijn pols en enkel wel erg dik zijn. Oorzaak? Een gebroken pols en gescheurde enkelbanden. De volgende ochtend kan ik amper uit bed komen, de pijn is onbeschrijflijk. Ik stel mezelf toch als doel om in ieder geval naar de hoofdstad van Nepal, Kathmandu, te rijden om daar mijn partner op te pikken. Ik slenter naar de Tiger, pak de bagage erop en ga – al vloekend – weer op weg. Met de linker pols liggend op het handvat, een stijve rug en zonder spiegels wordt het vizier op Nepal gericht. Achteraf gezien begrijp ik nog altijd niet hoe ik het die dagen heb volgehouden. Waarschijnlijk gaven het aanstondse weerzien met mijn partner mij de nodige kracht, wie weet. Het is een verademing om vanuit het drukke, sterk vervuilde en overbevolkte India de serene rust van Nepal binnen te rijden. Met amper verkeer op een weg die niet veel breder is dan het gemiddelde fietspad in Nederland waan je je bijna in de jungle of één of ander bijzonder national park. Nadat ik ‘s avonds de intrek heb genomen in een junglekamp, waarschuwt het personeel me dat wanneer ik ‘s nacht buiten geschreeuw hoor, ik vooral binnen moet blijven. Er kunnen namelijk wilde olifanten het kamp op komen lopen. Dat je ’t effe weet inderdaad. Na een aantal pijnlijke, maar desondanks toch ook prachtige reisdagen door Nepal, bereik ik eindelijk de hoofdstad Kathmandu. Ik pik er mijn partner op en samen zetten we het avontuur richting Oost-Azië voort. Vanaf Kathmandu vertrekken we eerst richting Pokhara, een stad gelegen aan een prachtig groot meer met uitzicht op de Annapurna 2 en 3, meer bekend als de K2 en K3, van respectievelijk 7.937 en 7.525 meter hoog. Vanaf de plaats waar wij nu staan starten vele expedities richting het hooggebergte en Tibet. Nepal blijkt al snel de hemel voor motorrijders, een prachtige omgeving en bijzonder vriendelijke mensen. Ondanks de alomvattende armoede kunnen we de motor overal neerzetten, zonder in angst te hoeven zitten of hij er over een uur nog wel staat. Na heerlijk tot rust te zijn gekomen in het prachtige Pokhara, rijden we terug naar Kathmandu waar we de Tiger per vliegtuig naar Bangkok, Thailand, laten verschepen. Een noodzakelijk kwaad, omdat we Myanmar (het oude Birma) niet in en dus door mogen. Een korte onderbreking, die ergens ook best welkom is. De pijn aan ribben, pols en enkel is namelijk nog altijd behoorlijk, een beetje rust om aan te sterken is wat dat aangaat best welkom. Al was het alleen al omdat ik niet weet wat de reis nog meer aan avontuur voor me in petto heeft. Ik hoop veel, erg veel! ________________________________________ [INFOKASTEN] Vijf maanden lang zwierf de Nederlander Martijn Regterschot met zijn Triumph Tiger over de wereld. Zijn relaas en ervaringen worden in drie delen gepubliceerd, het tweede deel van deze wereldreis staat in MotoPlus 17. Wil je nog meer lezen over deze reis of extra foto’s of video’s bekijken, surf dan naar www.go-your-own-way.nl.