Reizen Luxemburg
De kleinste telg van de Benelux boert hartstikke goed en heeft zijn schaapjes op het droge. Landschappelijk en cultuurhistorisch doet het kleine groothertogdom ook zeker niet onder voor zijn grotere broers. Komt nog bij dat de wegen er lakenstrak bij liggen, de fraaie stadjes er overzichtelijk groot zijn en de horeca nooit ver weg is. En meer dan dat heb je niet nodig, toch?
Niet de Belgen of Nederlanders, maar de Luxemburgers zijn de rijkste burgers van Europa. Nu zitten kleine landjes er vaak warmpjes en dat het groothertogdom zijn zaken financieel gezien goed voor elkaar heeft, blijkt uit alles na een wederom heerlijke motorvakantie in dit lilliputterland. Toch ging het Luxemburg lang niet altijd zo voor de wind als momenteel. Geen land is in de loop der eeuwen zo vaak de speelbal geweest van hebberige buren. Habsburgers en Fransen lijfden om beurten het kleine hertogdom in. Totdat het Huis van Oranje er, na de val van Napoleon, Willem I als groothertog op de troon plantte. Waarmee de rust nog niet helemaal terugkeerde, want eerst ontfutselden de Belgen nog meer dan de helft van het grondgebied. Tot diep in de negentiende eeuw was het mini-vorstendom, het enige ter wereld trouwens waar nog een groothertog staatshoofd is, niet meer dan een agrarische dwerg, die slechts met de grootste moeite de eindjes aan elkaar kon knopen. Daar kwam verandering in toen men erin slaagde om de ijzerertslagen in de zandsteenheuvels van het zuidwesten met succes te ontginnen. Dat vormde het begin van een sterke staalindustrie, die het groothertogdom geen windeieren heeft gelegd.
Het is niet de eerste keer dat we het kleine motorparadijs bezoeken, maar wel de eerste keer dat we enige tijd van betekenis doorbrengen in de Minett-regio. Verpauperde ijzerertsmijnen in het omgewoelde ‘Land van de Rode Aarde’ zijn blijkbaar niet bepaald een toeristenmagneet. Wat niet wil zeggen dat de natuur heeft stilgestaan nadat de intensieve ontginning tot een eind kwam in de tweede helft van de vorige eeuw. Wandelaars, en nu dus ook motorrijders, vinden er meer en meer een onontdekt stukje natuur, waarin het industriële erfgoed rechtmatig zijn plaats opeist!
Toeren in Luxemburg kortom. En in luxe ook, mede dankzij de volledig aangeklede Multistrada die ons begeleidt, onder meer naar het intieme Château de Clémency. Dat ligt op een kwartiertje rijden van het nostalgische Fond-de-Gras, dat als een openluchtmuseum het rijke mijnverleden levendig houdt. Het kleine kasteel ligt niet alleen uiterst strategisch voor een verkenningstocht door de rode rotsen van de Luxemburgse Far West, het vertelt ook het verhaal van zwartgeblakerde mannen die met treintjes de heuvelgangen inreden en karren vol ertsgesteente weer naar buiten brachten. Vertellen over zijn liefde voor Luxemburg en de schoonheid van het leven, doet ook de excentrieke eigenaar Pascal. Een kasteel en een man met een verhaal, wat wil je nog meer!
De mijn van Fond-de-Gras werd al in 1955 verlaten, de hoogovens van Belval in Esch-sur-Alzette spuwden daarentegen nog bijna een halve eeuw langer hun rookwolken de lucht in. Het in Luxemburg-Stad gevestigde ArcelorMittal heeft er nog altijd één van haar Luxemburgse productiefaciliteiten, pal naast de oude staalfabriek die in 1997 definitief werd gesloten. Ook in Belval is men zo verstandig geweest om het industriële verleden een hedendaagse rol toe te bedelen. Zo vormen de meer dan 80 meter hoge hoogovens een uniek koppel met de moderne universiteitsgebouwen, die van het oude mijncomplex een bruisende stadswijk hebben gemaakt. Een geslaagde mix van oud en nieuw, waarmee Esch-sur-Alzette de eer van Culturele Hoofdstad 2022 binnensleepte.
Grootse projecten kosten handenvol geld. Gelukkig hoef je in het Mekka der banken niet lang op zoek naar euro’s. Dat is trouwens wel het geval in Beckerich en omgeving. Hier zijn het geen euro’s, maar beki’s die over de toonbank gaan. Het kleurrijke papiergeld heeft veel weg van een moderne Monopoly-versie. Alleen kan je met deze bankbiljetten al meer dan tien jaar betalen in het kanton van Redange. Het idee achter het lokale geldsysteem is eenvoudig. Zowel particulieren als bedrijven laten de beki-biljetten meerdere keren door hun handen gaan, totdat ze het uiteindelijk weer inwisselen voor gewone euro’s. Dat kost ze uiteindelijk een beetje extra, maar het stimuleert de lokale economie en maakt deze minder afhankelijk van grote internationale banken. Een boud statement in een land waar Mister Euro op handen wordt gedragen!
De staalindustrie en het bankwezen hebben het groothertogdom groot gemaakt. Toch blijft het een klein maar fijn vakantieland, waar je geen uren in het zadel hoeft zitten om wat te zien. Verschillende middelgrote stadjes weten hun historische gezicht perfect te bewaren en vormen alleen al daarom een prima alibi voor een natje en een droogje onderweg. Het leukste is natuurlijk het asfalt dat zich almaar vlotter een weg baant door een steeds rustiger wordend natuurlandschap. Na de de weg hiernaartoe over de soms belabberde Belgische wegen en de enigszins voorspelbare drukte in Luxemburgs meest bedrijvige regio, is het stuurplezier hier weer van de bovenste plank.
Zo volgen we in Septfontaines de CR105. De weg loopt parallel loopt met de Eisch, een schilderachtig stroompje dat zich in Mersch bij de Alzette voegt. Het lieflijke dal slingert zich door een landschap van weilanden en bossen in het hart van Luxemburg. Niet minder dan zeven kastelen staan er, wat gezien de naam ‘Vallei van de Zeven Kastelen’ dan ook weer niet zó verwonderlijk is. Van de bijna tachtig kastelen die de tand des tijds hebben overleefd, telt de regio Guttland er trouwens veruit de meeste.
Net buiten Mersch, in het boerendorp Beringen, stallen we moe maar voldaan de Duc naast een uit de kluiten gewassen tractor. We verblijven we niet op de boerderij, maar in het naastgelegen hotel Martha. Beide worden echter gerund door dezelfde familie, dat ook nog een restaurant aan de overkant van de straat bestiert. Die laatste is best prijzig, maar het tongstrelende hoofdgerecht verklaart die prijs dan weer wel grotendeels.
De volgende dag zijn we in Larochette toe aan onze eerste koffiestop van de dag. Het gezellig drukke stadje wordt gedomineerd door een fotogeniek kasteel hoog op een rots. We zakken al snel centimeters diep weg in één van de vele caféstoelen rond het centrale plein. Zo te zien is Place Bleech de plek waar iedereen wil zijn. Mede dankzij het heerlijke weer met de zon in een hoofdrol. Larochette kende in vroegere tijden een florerend textielcentrum. Een klein museum in een bijgebouw van het oude station probeert de herinnering aan die vervlogen dagen levend te houden. Dat doet ook de verwijzing in de naam van het stadsplein, waar men destijds de kostbare weefsels liet bleken door de zon.
Lunchen doen we in de hoofdstad van het Mullerthal, dat vooral bekend is van zijn zandstenen reuzenrotsen, klaterende beekjes en frisgroene bossen. Het oudste stadje van het groothertogdom ademt een en al gezelligheid, vooral op en rond de Place du Marché. Het middeleeuwse marktplein wordt omzoomd door een aantal kleurrijke herenhuizen, waarboven de naburige basiliek trots zijn nek uitsteekt. Naar het schijnt bevindt zich in de crypte het lichaam van de heilige Willibrordus, die de abdij stichtte op zijn Kersteningsronde door de Lage Landen. Tijdens de wereldberoemde springprocessie in Echternach bewijzen duizenden bedevaartgangers jaarlijks nog altijd hun eer aan de stichter van de abdij.
Springen is niet aan de orde vandaag. Of het moet van ongeduld op de motor zijn. Rond deze tijd van het jaar is de natuur op haar mooist. Dat is zeker het geval in het bekendste deel van Luxemburg, dat zich graag Klein-Zwitserland laat noemen. De CR364 kronkelt naar hartenlust naar enkele van Luxemburgs meest in het oog springende natuurfenomenen. Zandstenen rotsformaties met namen als de Perekop of de Preekstoel laten niets aan de verbeelding over. In combinatie met een wulps krullende weg is het dubbelop genieten!
Druk, drukker, drukst. Het is een lang weekend dat iedereen klaarblijkelijk aangrijpt om zich hier tegoed te doen aan de overvloedige zon. Klein-Zwitserland lijkt opeens veel te klein. Wandelaars, fietsers, automobilisten, allemaal willen ze op hetzelfde plekje zijn. We besluiten ergens heen te gaan waar we wat vrijer kunnen ademen. In Beaufort en zeker in Useldange komen we beetje bij beetje op adem. Beide dorpen moeten het vooral hebben van hun prachtige kasteelruïnes. In Beaufort zijn er zelfs twee, want naast de versterkte schoonheid uit de middeleeuwen (‘beau fort’) werd er enkele eeuwen later ook nog een renaissanceslot gebouwd.
De allermooiste kasteelruïne vinden we toch die van Bourscheid, de grootste burcht van Luxemburg ook. De middeleeuwse fortificatie, met de indrukwekkende resten van de vestingmuren en torens, kijkt vanaf een 150 mter hoge rots indrukwekkend uit boven de Sûre. Een blik waar we niet genoeg van kunnen krijgen, zowel van boven als van beneden. Imposant wordt zelfs uitgesproken feeëriek, wanneer we ’s avonds onder een wolkeloze sterrenhemel in alle stilte nog een wandeling maken langs de boorden van de rivier met een weergaloos uitzicht op de verlichte burcht. Slapen doen we als een roos die avond!
De noordelijke Oesling, waar we al een tijdje doorrijden, is merkbaar ruiger en rustiger dan het Guttland in het zuiden van het land. Deze Luxemburgse Ardennen sluiten perfect aan bij hun Belgische naamgenoot in het noorden, al liggen de wegen er hier stukken strakker bij. Een geliefd motorparadijs dat we vandaag bijna helemaal voor onszelf hebben vandaag. Het navigatiesysteem rijgt vandaag enkele van ’s lands mooiste kastelen en stadjes aan elkaar. Zoals Diekirch, waar we maar moeilijk nee kunnen zeggen tegen een blond biertje. In elk café van het populaire toeristenstadje tapt men hun nationale trots, en dat al meer dan 150 jaar. Geschiedenis kan goed smaken, zo lijkt het.
Dorstig naar nog meer geschiedenis rijden we verder naar Vianden. Helaas barst het voormalige vestingstadje uit zijn voegen vandaag. Een ellenlange rij van auto’s bumpert zich een uitweg door
de enige hoofdstraat. Oranje heeft het hier volmondig voor het zeggen, dat merken we meteen aan de Nederlandse nummerplaten.
Daarentegen is het wel gezelligheid troef trouwens in het middeleeuwse stadje, dat ooit het centrum van het machtige graafschap Vianden was. We spoeden ons naar boven, waar we een heerlijk zicht hebben op het stadje en zijn kasteel. Dubbel zo hoog gelegen als zijn evenknie van Bourscheid staat de parel onder de Luxemburgse kastelen ongenaakbaar op zijn rots. CNN Travel zette het recent op de twaalfde plek van ’s werelds mooiste kastelen. Zeer terecht.
Veel tijd hebben we niet, want er moeten nog de nodige kilometers gereden worden vandaag. In enkele bochten klimt de CR322 naar het stuwmeer van Vianden. In Kautenbach neemt de CR331 het gekronkel over, en hoe! Naast een Klein-Zwitserland blijkt de benjamin van de Benelux zowaar een mini-Stelvio te hebben. Vanuit Kautenbach gaat het in een reeks klassieke haarspeldbochten richting Alscheid. We tellen er geen 48 naar de top, maar pittig is het lokale bochtenspel wel. Werkelijk de ene na de andere knie-tegen-de-grond-rijder komt ons in een vloeiende lijn voorbij. Met volle belading en passagier gaat het in een ontspannen tempo naar boven. Naar beneden en zonder duo gaat het een stuk sneller. Dat verzetje ben ik deze sportieve Italiaan en mezelf wel verschuldigd!
Na dit op-en-af-pleziertje gaat het in gestrekte draf naar Clervaux, het meest noordelijke stadje van de Oesling. Zoals het zich in de vallei van de Clerve nestelt tussen het heuvelgroen, oogt het even mooi als Vianden. Al van ver zien we de witgekalkte muren van het kasteel, net als de dubbeltorens van de kerk en de achthoekige klokkentoren van de abdij. Een idylle die abrupt werd verstoord tijdens de dramatische decemberdagen van 1944. Toen kwam het stadje in de vuurlinie van het winteroffensief te liggen, waarbij de Duitsers de geallieerde linies wilden doorbreken om zo naar de Antwerpse haven door te stoten. Een wanhoopsoffensief dat ook mislukte, echter wel ten koste van tienduizend levens. Bovendien lag Clervaux en een groot deel van de Ardennen in puin.
De Slag om de Ardennen was het laatste grote offensief van de nazi’s op het westelijke front. Het onberispelijk gerestaureerde kasteel van Clervaux vertelt je binnen zijn wit gestucte muren alles over de Battle of the Bulge, zoals de Amerikanen de veldslag noemen. Vernoemd naar de door de Duitsers geforceerde uitstulping van de geallieerde linie in de Ardennen. Het kasteel herbergt ook een klein maquettemuseum met een twintigtal Luxemburgse burchten en kastelen. Toch komen de meeste bezoekers voor The Family of Man, één van de grootste fototentoonstellingen aller tijden qua beelden en fotografen. Een bron van inspiratie voor wie van portretfotografie houdt, maar meer dan vijfhonderd foto’s bekijken!? We houden het vandaag bij een vluchtig bezoek, met dit terrasjesweer zijn we liever buiten dan binnen eerlijk gezegd. Bijvoorbeeld op de Place du Marché, dat vandaag zelfs een uitgesproken mediterrane sfeer uitstraalt en smeekt om een bezoekje. En aan die smeekbede geven we graag gehoor…