Reizen Lozère/Ardèche, Frankrijk
Voor alles een eerste keer, zo kan het dat ik na dertig jaar motorrijden voor het eerst op pad ga met een georganiseerde motorreis. Een gids die route en tempo bepaalt? Als iemand die graag de controle over het eigen reilen en zeilen heeft, heb ik dat tot noch toe altijd afgewimpeld. Dankzij Jochen Ehlers van Endurofun Tours heb ik echter met Zuid-Franse pareltjes kennisgemaakt, die anders absoluut verborgen waren gebleven!
Het is de avond voor de eerste rijdag, wanneer ik na een behoorlijk lange reis badend in het zweet met m’n XJR1300 aankom in het in het Franse departement Ardèche gelegen Soyons. Prachtig liggend aan de oever van de Rhône, die een natuurlijke grens vormt met het nabijgelegen departement Drôme, straalt het dorp in de zachte avondzon één en al warmte uit. De overige deelnemers van de groepsreis zitten al fris gedoucht achter een glas koud drinken op het terras van Hotels Le Cèdre de Soyons, waar we vannacht overnachten. Met uitzondering van tourguide Jochen Ehlers, die het grootste deel van het jaar in de Ardèche woont, is iedereen vandaag aangekomen. Een deel met de motor, een deel met auto en aanhanger. Na een kort kennismakingsrondje is het eerst tijd voor een verkwikkende douche, gevolgd door een ontspannen avond met goed eten en lekkere wijn. En aansluitend een uitstekende nacht, de reis en wijn hebben hun uitwerking klaarblijkelijk niet gemist…
De zon staat de volgende ochtend hoog aan de hemel wanneer we aan onze eerste dagtocht beginnen. Die brengt ons naar het buurdepartement Lozère, waar we allereerst kennismaken met het magnifieke Eyrieux-dal tussen Le Cheylard en La Voulte-sur-Rhône. Het staat bekend om zijn beschermde landschappen, kastanjebossen en typische, slaperige Franse dorpjes met terrasvormige landbouw. Op de 1.551 meter hoge vulkaantop Mont Gerbier-de-Jone, een van de hoogste plekken van het regionale natuurpark Monts d’Ardèche, nemen we even de tijd voor een korte pauze. Vervolgens gaat het verder langs het Lac-d’Issarlès, een nagenoeg perfect rond kratermeer, waarna het asfalt zich via ontelbare bochten een weg naar Langogne meandert, waarvan het centrum nog een onweerstaanbaar Middeleeuwse karakter heeft. Bijna 140 rijkilometer vermeldt de dagteller wanneer we aankomen bij ons onderkomen voor vannacht, golfhotel Domaine de Barres dat een eindje buiten Langogne ligt. Een prachtig authentiek etablissement dat sterk waarde hecht aan de lokale keuken, we worden gastronomisch dus weer op onze wenken bediend.
De volgende dag krijgen de motoren amper de kans om warm te worden. We zitten net een kwartiertje in het zadel wanneer het stuwmeer Lac de Naussac zich aandient, een populair recreatiegebied. Leuke bijvangst, het hoofddoel van het meer is namelijk om de waterstand van de Loire ter plekke op peil te houden, zodat een constante koeling van de nabijgelegen kernreactor gewaarborgd is. Tot m’n grote vreugde maken we hier een kort uitstapje met elektrische scooters, dat deels over zeer smalle paden voert, met aan de ene kant kleurrijke bramenstruiken en aan de andere een steile afgrond. Omdat we met de motor zijn en de gids er daarom van uitgaat dat we ons op twee wielen prima kunnen redden, schotelt hij ons een extra mooie en extra uitdagende toer voor, waarbij we op plekken komen waar we wandelend of met de motor nooit zouden komen. Een fantastische expeditie, maar we zijn hier natuurlijk vooral om te motorrijden.
En dus gaat het niet veel later op twee wielen langs Villefort en Le Bleymard over de Col de Finiels op de Mont Lozère. Met 1.541 meter is dit de hoogste pas van het vijftig jaar geleden opgerichte Parc National des Cévennes. In het zuiden eindigt de weg in het gemoedelijke plaatsje Le Pont-de-Montvert, dat zich trouwens niet ver van de bron van de Tarn bevindt. Na een tussenstop bij een kleine snackbar gaat het eerst bochtig verder naar Florac en vervolgens, in de buurt van de Mont Aigoual (met 1.567 meter de op één na hoogste berg van de Cévennen), pakken we nog een pas. Eentje van bescheiden kaliber, de Col de Perjuret meet krap 1.031 meter en brengt ons verder naar Gatuzières. Daar brengen we een bezoek aan de kleurrijke Brasserie de la Jonte, dat door twee bijzonder creatieve mensen wordt gerund, Thomas Cazenave en Jean Aine. Meer dan twintig biersoorten verkopen ze, net als een bijzondere bierazijn en drie soorten siroop (vele op biologische basis). En sinds afgelopen jaar hebben ze er zelfs een mix bestaande uit bier en een rode wijn. Klinkt afschuwelijk, maar blijkt in de praktijk bijzonder goed te drinken. En omdat iedereen zichzelf na het bezoek trakteert op een geschenkverpakking met de lekkerste producten uit het assortiment, kunnen we desgewenst de proeverij vanavond in het hotel vrolijk voortzetten.
Maar dat is allemaal voor later. Nu is het eerst tijd voor de beklimming naar de Causse Méjean, een zeer dunbevolkte kalksteen hoogvlakte. Het ligt op een hoogte tussen de 800 en 1.247 meter en behoort voor het grootste deel tot nationaalpark Cévennen. Ter afwisseling gaat het hier eens een keer vooral rechtuit, totdat we een afslag pakken die voert naar Fromagerie Hyelzas van Florence Pratlong. Een schapenkaasmakerij waar we alle soorten mogen proeven, aansluitend bezoeken we ook nog de aanpalende boerderij van de familie die uit de 18e eeuw stamt. Destijds al hielden de voorvaders van Florence er schapen, een familie met hart en ziel voor schapenkaas en dat proef je!
De boerderij en kaasmakerij zijn nauwelijks uit de spiegels verdwenen wanneer Moulin de la Borie zich in het blikveld wurmt. De heropgebouwde windmolen uit de 17e eeuw is niet alleen een prachtig bouwwerk, het vervult ook nog echt een praktische functie. Er worden diverse soorten meel gemalen, dat gretig aftrek vindt door bakkers en restaurants uit de omgeving. Bij de molen zelf worden de producten ook aan particulieren verkocht trouwens.
De dag loopt alweer op z’n einde, maar de hoogvlakte heeft gelukkig nog wat moois voor ons in petto. Het prachtige rotslandschap Chaos de Nîmes-le-Vieux bijvoorbeeld, een verzameling bizarre rotsformaties, -bogen en –naalden, inclusief talrijke kleine grotten. De druipsteengrotten Aven Armand bevinden zich hier ook in de buurt en wie van bijzondere fauna houdt, wordt ook op z’n wenken bediend. Heel vaak zie je namelijk vale gieren boven de hoogvlakte zweven. In 1940 verdween de vogel als gevolg van menselijk handelen uit dit gebied, maar dankzij een bijzonder project in de jaren 70 en 80 van de vorige eeuw kwam de gevleugelde gigant, met een spanwijdte tussen de 2.50 en 2.90 meter, terug naar de regio. Inmiddels zijn er gelukkig weer meer dan 500 broedparen, een meer dan respectabele populatie. Aan de rand van de Causse, gelegen aan het riviertje de Jonte, ligt Maison des Vautours. Wie meer over deze bijzondere vogels wil weten, doet er goed aan even hier langs te draaien. Op een prachtig panoramaterras kun je er kijken naar de gieren, die op de rotsen met overhang hun broedplaatsen hebben ingericht. Een absolute aanrader.
Het was een behoorlijk drukke dag, het schilderachtige, middeleeuwse dorp Sainte-Enimie, in de al even schilderachtige Gorges du Tarn, waar we vanavond zullen verblijven, is gelukkig de volgende bestemming. Voor we onder een welverdiende en verfrissende douche kunnen springen, staan echter eerst nog de waanzinnige haarspeldbochten van La Malène op het menu. Die rollen onder onze wielen door wanneer we vanaf Causse Méjean naar beneden richting de Tarn rijden, een zeer geliefde rivier voor actievelingen die er met kano’s en bootjes de prachtige omgeving ontdekken. Wij hebben genoeg actie gehad voor vandaag, tijd voor douchen en – vooral – eten!
Onze laatste rijdag begint vroeg. We gaan vandaag terug naar de Ardèche, naar de Vallon-Pont-d’Arc om precies te zijn. Niet alleen om de beroemde rotsboog zelf te bewonderen, maar ook om er een nabijgelegen wijndomein met een bezoek te vereren. Voor we daar heen gaan nemen we eerst nog even een korte koffiepauze in een kleine bistro. De uitbater zelf blijkt ondanks zijn naam Philip niet Frans, maar Duits. Elf jaar geleden ondernam de van beroep kok samen zijn vrouw Marion de stap naar het verwezenlijken van hun gezamenlijke droom, een toekomst opbouwen in het zonnige Zuid-Frankrijk. In Vallon-Pont-d’Arc bestieren ze nu Le Bistro d’a Coté en richten zich met name op lokale specialiteiten. En waanneer ze niet druk in de weer zijn met hun eigen zaak, mogen ze graag de omgeving verkennen op hun motoren. Altijd goed om te horen!
Het ‘Domaine du Colombier’ is al sinds het begin van de 19e eeuw in het bezit van de familie Waldbaum. Na het bekijken van de wijngaarden en wijnmakerij brengen we ook nog een bezoek aan het oude landhuis dat stamt uit de zeventiende eeuw. Het is omgebouwd tot hotel waarbij veel van de authentieke details, zoals vloeren, terra cotta tegels en haarden, bewaard zijn gebleven, wat het tot een exceptioneel statig geheel maakt. Hier zou ik probleemloos een paar nachtjes kunnen vertoeven, maar we hebben nog wat kilometers voor de boeg vandaag, dat moet dus wachten tot een volgende keer.
Tijd voor de terugweg, die ons langs de Ardèche voert richting onder meer Ruoms. Een stad die al in de derde eeuw werd gesticht en waarvan de historische stadskern omgeven is door een dikke muur met zes torens. Aansluitend wachten ons schilderachtige plaatsen als Balazuc, als sinds de steentijd bewoond, en Vogüé, dat samen met Balazuc en het gisteren bezochte Sainte-Enimie tot de mooiste dorpen van Frankrijk wordt gerekend. Vervolgens gaat het terug naar het beginpunt van onze trip in Soyons, waar ons nog een laatste gezamenlijke avond wacht. Soms gaat het leven gewoon té snel!