Reizen langs de grens van Noordrijn-Westfalen
Wanneer je zoals ons verslaafd bent aan reizen, dan kom je bij tijd en wijle de nodige grenzen tegen. Voor deze grenstour langs de boorden van de Duitse deelstaat Noordrijn-Westfalen hoeven we echter helemaal niet ver, dat ligt immers praktisch naast de deur. Perfecte bestemming ook voor die laatste rit van het seizoen. Dus hoppa, van de Eifel naar Sauerland en van de Weser naar de Rijn!
Het is een beetje als met een verrekijker: je hebt even de tijd nodig om alles in het juiste perspectief te krijgen, maar dan heb je ook een ongelooflijk verzicht. Zaken die van grote afstand klein leken, worden levensgroot. Televisie kijken op analoge wijze. Maar hoe zit het met de dingen dichtbij? Close-up visie? Ik zal je eerlijk bekennen dat, wat motorrijden betreft, de Provence mij altijd meer heeft geïnteresseerd dan Papendrecht. En de Verenigde Staten meer dan de Veluwe, de Alpen meer dan de Achterhoek. Ook heb ik nooit reden gezien om Andalusië te verruilen voor Arnhem. Maar in mijn verdediging, er was ook nooit zoveel reden toe om het één boven het ander te verkiezen. Totdat van de één op de andere dag zo’n beetje de hele wereld veranderde en bochtenwerk in de Pyreneeën of de gravelwegen in Marokko ineens niet meer mochten. Of het vergde zo’n papieren poespas dat de lol er bij voorbaat al af was. Wat ga je dan doen? Dan zoek je het noodgedwongen wat dichter bij huis en kom je er eigenlijk achter dat dat misschien wel net zo leuk is. Mits je het maar een eerlijke kans geeft!
Snelwegafslag Aachen-Lichtenbusch. Het gebulder van de wind is gaan liggen en de dikke klappen van Diana’s XT660R eenpitter bereiken mijn helm weer. Bij de verkeerslichten wachten we tot het licht op groen springt. Rechts gaat het naar de Dom van Aken met daarin de tombe van Karel de Grote. De knipperlichten gaan echter uit naar links, naar de weg die richting de prachtige Eifel voert. En nee, we gaan niet op de klassieke Eifeltoer, waar overigens helemaal niets mis mee is, maar we hebben ons vizier gewoon wat verder staan. Het plan is om de deelstaatgrens van Noordrijn-Westfalen te volgens: ronde de 1.100 kilometer tegen de klok in. Wel een geluk dat je daarbij dan niet om de Eifel heen kunt. Maar eerst even een praktische vraag van huishoudelijke aard ophelderen: hoe dicht willen we überhaupt bij de grens blijven?
Héél dicht! Te dicht bijna. We zitten constant met één voetsteun in België. En het wordt nog merkwaardiger: de Duitse B258 buigt achter Roetgen af naar België, blijft een Duitse federale weg, maar doorkruist wel de provincie Luik en komt bij Konzen, zonder dat er een kruising is geweest, Duitsland weer binnen. En dan barst het feest pas echt los! Hellenthal, Manscheid, Dollendorf. Slingerwegen die zomaar in de Dikke Van Dale voor motorrijders zouden kunnen staan. Enkel de komst van de Rijn maakt voorlopig een einde aan al dit bochtengeluk.
Op de veerboot van Bonn-Bad Godesberg naar Niederdollendorf krijgen we een kleine adempauze. De ‘Konrad Adenauer’ dobbert sereen over de al even ontspannen stromende rivier. Helm af, de rivierbries lekker in het gezicht en mijn gedachten dwalen bijna automatisch af naar Bonn. Ooit de trotse hoofdstad van Duitsland, maar tegenwoordig hoor je er bijna niemand meer over. De vergankelijkheid van roem, waarover ook bijvoorbeeld Avignon kan meepraten. Daar resideerde ooit de Paus. Ooit ja, in een ver verleden!
À propos geloof. Niet dat ik en Diana heel streng in de leer zijn, maar we hebben nu wel een hemels vooruitzicht. Vanaf hier gaat het namelijk dwars door de beste motorgebieden die Noordrijn-Westfalen te bieden heeft: Bergisches Land, Sauerland, Weserbergland. Ergens, het moet tussen Reichshof en Kreuztal zijn, begin ik me af te vragen hoe lang we eigenlijk nodig zullen hebben voor dit nu al enerverende rondje. Niet omdat ik me verveel. Integendeel, ik kom in de buurt van een rijdynamiek die ik al lang niet meer heb meegemaakt, en wel in die mate dat de versnellingen van mijn Ténéré het er bijna warm van krijgen. Dan ineens zie ik Diana achter me met haar grootlicht knipperen. “Hoe zit het met een pauze?”, vraagt ze wanneer ik ben gestopt. “Uh, jazeker. Heb je ergens iets gezien? De laatste grotere plaats die we zijn gepasseerd is alweer even geleden.” Ze grijnst, zoals altijd is ze me alweer een paar stappen voor. “Ik heb proviand meegenomen.”
Een afgelegen bospad, een in de zon badende boomstronk. De wind ruist door de bladeren en heerlijk geurende koffie stroomt dampend uit de thermosfles. Vers brood met kaas, augurken en zongedroogde tomaten. Opeens verandert het gevoel van op reis gaan in dat van op reis zijn. Meer onafhankelijk. Niet per se moeten stoppen bij een restaurant omdat de honger knaag, maar daar pauzeren waar het de moeite waard is. En dat kan enkel wanneer je zoals Diana, in tegenstelling tot mij, vooraf iets plant en wat te peuzelen en drinken inslaat.
Met de suiker- en cafeïnespiegel weer prima op peil vervolgen we onze weg door Noordrijn-Westfalen. De deelstaat presenteert zich als een treffende mix van zijn beide namen. Een verstandshuwelijk dat noodgedwongen na de Tweede Wereldoorlog werd gesloten, maar eigenlijk verbazingwekkend goed werkt. En dat terwijl de paardenliefhebbers uit het Münsterland met lede ogen moesten toezien hoe de Rijnlanders hun lievelingsdier tot ‘sauerbraten’ transformeerden. Het is gelukkig allemaal goed gekomen en dus laat ik de koppeling maar weer eens opkomen. Erndtebrück, Bad Berleburg, Medebach, kastelen en vakwerkhuizen. Zeker voor een stedeling als ik, is het hier extreem rustig. Het leven is meer ontspannen. We schakelen daarom een versnelling terug en komen weer in diezelfde flow die me voor de pauze ook al ten deel viel. Geweldig! Waarom kom ik hier niet vaker, maar verkies ik altijd het verre boven het nabije?
Nou, op dit moment kan ik wel antwoord geven op die vraag. Het landschap is vooral vlak en we stevenen af op een valse vulkaan. Na het glooiende Sauerland rijden we nu namelijk over de Warburger Börde. Het bescheiden topje dat boven mijn ruitje verschijnt, wilde ooit een echte vulkaan worden, maar tot een volwaardige uitbarsting vol vurige dramatiek kwam het nooit. Het bleef bij wat bescheiden pruttelen en wat rest is ‘schoorsteentje’ waaromheen alles is weg geërodeerd. Een beetje als het rubber op de wangen van mijn twin na ruim zeshonderd kilometer bochten dansen. Maar dat is nu helaas even anders, nu moet vooral het centrale loopvlak van de band het ontgelden.
Daar komt gelukkig snel verandering, met één been zitten we namelijk al in het gebied van de Weser. Sinds Beverungen weerspiegelt zich rechts van ons de vloeiende grens met Nedersaksen. Rustig rijdend langs de rivier gaat het naar Höxter. Toch wel één van de culturele pareltjes van de regio, dat er een tijdje geleden nog een grotere bij kreeg trouwens. En wel in de hoedanigheid van het naburige Schloß Corvey dat een plaatsje op Unesco’s werelderfgoedlijst kreeg. Daar kun je niet zomaar aan voorbij rijden, toch? Inderdaad, dus wordt het eerst even wat cultuur snuiven, gevolgd door lokaal motorisch erfgoed op de Köterberg!
Eigenlijk zou je de route naar de berg met veel bravoure kunnen en willen nemen, maar dat hebben anderen klaarblijkelijk al eerder gedaan. Met iets teveel bravoure, wat voor de lokale politie reden is om met enige regelmaat op snelheid te controleren. We zijn daarom extra braaf vandaag, en als dank rolt de meest oostelijke Bikertreff van de deelstaat het panoramabehang voor ons uit. Wat een uitzicht. En waar is die verrekijker wanneer je ‘m nodig hebt! Leuk feitje, we zitten hier in de derde landstreek van de deelstaat. ‘Waaruit bestaat deze dan naast de naamgevers Noordrijn en Westfalen?’, vraag je je misschien af. Nou, uit Lipperland om precies te zijn, dat verloor in 1947 na 800 jaar zijn onafhankelijkheid en moest na de laatste oorlog kiezen tussen Nedersaksen en Noordrijn-Westfalen. Het werd de laatste.
Geen enkel probleem dat je nog nooit van Liperland gehoord hebt. Datzelfde geldt namelijk waarschijnlijk ook voor het Hermanns-monument in het Teutoburgerwald. En deze zouden we met een beetje geluk vanuit de verte al moeten kunnen zien.
Maar niets van dat alles. Geen Hermann. In plaats daarvan kronkelen we diep door het Extertal, dat zich onder meer kenmerkt door talrijke curieuze stenen. Het is niet voor het eerst dat ik ze zie. In groep 7 was ik hier al eens voor een excursie. Of was het groep 8? Hoe dan ook, ik heb een beetje het gevoel dat ik door mijn oud-leraar op strafmissie ben gestuurd, omdat ik destijds niet goed heb opgelet. Had ik dat wel gedaan, dat had ik waarschijnlijk ook meer geweten over het hoe en wat achter Porta Westfalica. Oké, dat het letterlijk vertaald ‘poort naar Westfalen’ betekent, had ik zelf wel kunnen bedenken. Dat het die naam dankt aan de ligging aan de rand van een heuvelrug, die daar wordt doorbroken door de Wezer waardoor het rivierdal een soort poort vormt, dan weer niet…
Oeps! Door die hele flashback naar mijn lagere school tijd, vergeet ik gewoon op te letten. En zo staan we daarom plotseling in Rinteln, Nedersaksen. Nou goed, dat verkeerde uitstapje hoeven we niemand te vertellen. Wat ook geldt voor de kleine omweg over Nederlands grondgebied naar het dorpje Aalten. Niet zo’n heel verhelderend plaatsje, maar wel de woonplaats van Angus Young, gitarist van wereldband AC/DC. Als we dan toch in de buurt zijn, kunnen we daar ook wel even op de koffie. Angus blijkt alleen niet thuis, trakteert waarschijnlijk ergens ter wereld een enthousiast publiek op messcherpe rifs van zijn gitaar.
Dan gaan we toch gewoon weer verder, verder langs de grens. Deze keer hebben we de Maas constant in het vizier. De middengebergtes liggen al weer enige tijd achter ons. En ruim elfhonderd kilometer inmiddels. Aken is alweer heel dichtbij en zo laten we de laatste kilometers rustig onder de bandjes door rollen. “Nooit kunnen vermoeden dat er zoveel onbekends en moois bijna voor onze deur ligt”, zeg ik ietwat verontschuldigend bij thuiskomst. Diana legt vervolgens de vinger duidelijk op de zere plaats: “Misschien wat vaker een microscoop gebruiken in plaats van een verrekijker!”