+ Plus

Reizen Kasjoebië, Polen

Wel eens van Kasjoebië gehoord? Vast niet, ik daarentegen wel. Komt door mijn vader, die werkte in de bouw en bezigde vaak de uitdrukking ‘oude kasjoeb’, wanneer één van de collega’s weer eens een geintje uithaalde. Tot mei van het vorige jaar dacht ik daarom nog altijd dat Kasjoeb een soort scheldwoord was. Dat bleek echter helemaal niet het geval!

We schrijven 25 mei2013. Vandaag heet de schuldige Dominik. Ik kan hem wel wurgen, eerlijk. Een week hiervoor heette de dader overigens nog Christoffer en hoe de onverlaat voor hem heette, dat ben ik inmiddels weer vergeten. Sinds het begin van het motorseizoen zijn in totaal 56 boosdoeners de revue gepasseerd die het plezier van motorrijden danig hebben weten te verpesten. Deze 56 lagedrukgebieden rijgen zich namelijk bijna als een parelketting aan elkaar en geven de zon niet het minste greintje kans om de aarde met zijn warme stralen te verblijden. En ook vandaag weer is het niet anders. Gatver!
Ik zit met mijn beste maatje Andreas voor de kaart van Europa, we hebben vijf dagen vakantie. “Veel succes”,  mort hij, “dit gaat niet goed komen, Dominik is overal. Alleen hierboven zou de zon een beetje moeten gaan schijnen.” Zijn vinger landt zacht op de Poolse stad Gdańsk. Ik bekijk de kaart van wat dichterbij. “Dit ga je niet menen?”, roep ik verheugd. “Ken je de uitdrukking ‘Oude Kasjoeb’? Ik meende altijd dat het iets als deugniet betekende, maar hier kijk, dáár komt de uitdrukking vandaan!” Mijn vinger blijft op de landkaart liggen. Op ongeveer een luciferlengte van Gdańsk ligt de regio Kasjoebië, die qua grootte ongeveer gelijk is aan het Saarland. “Nou dan”, grinnikt Andreas, “daarmee vangen we dan twee vliegen in één klap: we rijden richting de zon en kunnen eindelijk achterhalen waar die uitspraak vandaan komt.” Meer heb ik niet nodig om me te laten overhalen!

Na ongeveer zeven miljoen water over ons heen te hebben gekregen tijdens de heenreis, staan we ’s morgens 27 mei aan de Duits-Poolse grensovergang in Hohenwutzen, in de buurt van Eberswalde. En nog wel onder een zonovergoten, blauwe hemel. Welkom op de enige zonnige plek in Europa, Polen ontvangt ons blijkbaar met open armen. En met schilderachtige borden als ‘Erotische accessoires’ en ‘We kopen ook úw auto’. Goed om te weten, dat van die auto’s dan…
Direct na de grensovergang worden we door de meer dan schappelijke benzineprijs naar een tankstation gelokt. Eentje met op het eerste gezicht wel zo’n honderd pompen. Slechts € 1,32 vraagt men hier voor een litertje Euro 95. Kleine tip: landinwaarts wordt het nóg een paar cent goedkoper. Dus mocht de actieradius het toelaten…
“Zullen we hier bij de grens meteen maar even wat geld wisselen?”, vraagt Andreas. “Nee joh, onzin. Polen is toch lid van de EU, je kunt hier ongetwijfeld overal met de euro betalen”, zeg ik nog in al mijn onwetendheid, terwijl ik het Poolse Koszalin als bestemming invoer in de navigatie. Routeoptie: kortste weg. De eerste kilometers worden we nog door huizen omringd gesierd met bordjes als ‘Club’, ‘Bar’ en ‘Drink’ aan de muur. Tegelijkertijd blijkt het navigatiebevel ‘kortste weg’ ook een nadeel met zich mee te dragen: de route mag dan daadwerkelijk kort zijn, hij voert wel over wegen waar het aandeel gat het aandeel asfalt ver overstijgt. Vorstschade, waterschade, zandstukken, plas naar plas. Bovendien heeft de optie ‘kortste weg’ nog een nadeel: hij leidt je werkelijk dwars door iedere binnenstad die hij maar kan vinden. In Stettin zijn we bijna veertig minuten onderdeel van een gigantische verkeersslang die in slow motion door het hart van de stad kruipt. Bijna de helft van alle auto’s heeft schade, één derde is verlaagd en ze dragen unaniem bijna een gigantische radioantenne op het dak. Koffiepauze! “In mijn volgende leven word ik radioantenneverkoper in Polen”, moppert Andreas, “en ben waarschijnlijk op mijn 25e miljonair.”

Veertig kilometer verder. We staan in de Poolse wildernis, straten presenteren zich als een mix van zand en klinkers, geen trottoirs en alle zijstraten zijn zandwegen. Bij de ingang van het dorp staat een supermarkt: een betonnen bunker, rood geschilderd met vier kleine, witte ramen. De medewerkers blijken enkel Pools te spreken. Geen probleem, we zijn in Polen immers. Wel een probleem, ze accepteren ook alleen maar Pools geld. Niks geen euro’s. Een actie die helaas niet op zichzelf staat, gaandeweg de reis blijkt dat de Polen helemaal niet zo veel met de euro op hebben, ze prefereren duidelijk de eigen zloty. “Verdorie, we hadden dus toch gewoon aan de grens moeten wisselen”, zegt Andreas, die op zijn tong al een ijsje voelde smelten. De zon brandt er namelijk danig op los, de thermometer geeft zelfs een trotse 28 graden aan. Thuis vertrokken we nog met drie lagen fleece, maar die zijn nu net zo overbodig als een hoosemmertje bij een dambreuk. Tijd voor een flinke striptease, zo warm is het gewoon.
En de temperatuur loopt nog véél hoger op. Want ZIJ komt uit een zijstraatje gelopen. Benen als Doutzen Kroes. Appeltjes wangen. Blond haar als geschilderd door Rubens. Geen BH, slechts een dunne top. Ze loopt niet, nee, ze zweeft. Het beste is echter de legging die ze draagt, in de Stars & Stripes kleuren van de Amerikaanse vlag. Op het linkerbeen de sterren, op het rechterbeen de strepen, en dat dan in combinatie met een pasvorm zo strak als bodypainting. Vogels zwijgen. Eiken draaien zich tegen de wind in. En mijn hart? Dat slaat een paar slagen over. Niet dat ik met dit twintigjarige wonderwerk van de natuur 83 kinderen wil hebben. Echt niet, hoewel, maar mijn fotografische blik heeft een orgasme. Voor me zie ik namelijk de foto van het jaar: modderige straat, glanzende klinkers en dan deze vrouw, die in een nonchalante pose steunt op de helm van Andreas, die geheel toevallig van exact hetzelfde Stars & Stripes-motiefje is voorzien. Objectief met lange brandpuntsafstand, zij met de benen in spreidstand en honderd meter, vaag op de achtergrond de Triumph Street Triple die fel in de zon staat te twinkelen. Foto van de eeuw, kan niet anders. “Alles oké met je?”, wekt Andreas me uit m’n dagdroom. Met een paar woorden vertel ik hem het idee met de foto. En terwijl ik dat doe zie ik op de achtergrond de frêle freule nog net in een overmaats SUV stappen. Pats! Het geluid van een droom die uiteenspat.
Verder dan maar. Bij Belgard buigen we af van de druk bereden snelweg 6 richting Koszalin. Vrachtwagens komen op ons af, gevolgd door enorme stofwolken. Al weet je hier eerlijk gezegd nooit of het nou stof of roet is. Tot zover de Europese milieu richtlijnen. Het landschap is uitgestrekt en verandert nogal. Wilde bossen, heuvels en enorme boerderijen. Een behoorlijk achtergesteld gebied, waar de bevolking voornamelijk leef van de land- en bosbouw. Dat Pommeren vrij vertaald ‘aan de zee’ betekent, begrijpen we op weg door het  waterrijke achterland richting Darlowo. De kleine secundaire weg 203 waarover we ons begeven, slingert door een landschap dat de laatste driehonderd jaar waarschijnlijk maar nauwelijks veranderd is. Dorpen zonder trottoirs, open riolen, loslopende honden, geiten en kippen. Scheve elektriciteitsmasten en omgevallen hekken voor beschadigde vakwerkhuizen. Wij boeken een kamer in Darlowo.

Wanneer ik de volgende ochtend ontwaak, dreunt het in mijn schedel. Mijn verlangen naar een wodka jus d’orange van de vorige avond, moet ik nu bekopen. De Poolse volksdrank, in de bar hebben ze 21 verschillende soorten, wordt hier alleen maar puur gedronken. Om deze reden weet ik ook niet zeker of ik daadwerkelijk zie wat ik nu denk te zien: op de luifel van een vier verdiepingen tellend gebouw wervelt een man in korte broek met in verre staat van ontbinding verkerende lederen sandalen aan zijn voeten, die hem herhaaldelijk af glijden. Geen harnas, geen touw, geen zekering, geen helm. Onder hem loeren de scherpe, verroeste ijzeren pinnen van een vervallen hek, waarnaast waarschijnlijk ooit een tuin huisde. “Nee je droomt niet”, weet Andres me gerust te stellen, “ik zie hetzelfde.” De Arbodienst heeft hier duidelijk nog een flinke inhaalslag te maken, want ook op diverse andere bouwplaatsen waar we langs rijden gaat het er nogal gemakzuchtig aan toe wat betreft persoonlijke veiligheid. Werknemers jassen er een haakse slijper ter grootte van een flinke kettingzaag dwars door wapeningsstaal, maar niemand die gehoorbescherming, handschoenen of beschermende brillen draagt. Nu zijn we zelf ook niet Roomser dan de Paus, maar dit gaat soms toch wel erg fijn.
Afijn, we zijn hier niet om Hephaistos (Griekse God van smeedwerk, vuur en ambachten) uit te hangen. Ons doel vandaag is het Slowinski National Park, ook wel bekend als de Poolse Sahara. We rijden langs de zeekust van Pommeren. Hier heeft de tijd weliswaar niet stil gestaan, maar de huidige is ook nog niet helemaal gearriveerd. We ontmoeten mensen in fladderende trainingspakken, die midden op straat lopen en fietsen. Velen van hen slepen met overvolle plastictassen of campinggasflessen. Mannen staan met een bijl bij een gigantische stapel brandhout en vrouwen met hoofddoeken bij een gootsteen om de natte grond van hun groentes af te spoelen. Landbouw voorziet hier in het levensonderhoud. En waar men zich in Nederland zorgen maakt over de kleur van de nieuwe muur of de nieuwe driedubbele beglazing, is men hier boven aan de Poolse kust al lang blij wanneer het huis een voordeur heeft.
In de namiddag bereiken we het dorp Leba. Voor een bezoekje aan de Poolse Sahara is het echter al te laat wordt ons verteld. Het park, dat overigens niet met een auto bezocht mag worden, is ’s nachts gesloten. Wel merkwaardig dat voertuigverbod, je kunt hier immers niks kapot rijden, het enige dat er ligt is zand.

Bijzonder is het wel, zo blijkt de volgende dag, Een oppervlakte van 550 hectare presenteert zich met duinen tot meer dan veertig meter hoog. Wie in zijn of haar leven nog nooit de Sahara met eigen ogen heeft mogen aanschouwen, krijgt hier een akelig nauwkeurig beeld van hoe dat eruit ziet. Met volledige uitrusting aan beklimmen we de duinen. Een idee dat op papier al even slecht blijkt als in de praktijk, mijn God was is het warm!
“Zijn we eigenlijk al in Kasjoebië?”, vraagt Andreas. “Nee, als ik het me goed herinner  is Kasjoebië een vijftig kilometer brede en honderd kilometer lange strook tussen Gdańsk en Lebork, dus meer richting het binnenland.” Pas aan het eind van de middag rollen onze motoren over de gehavende straten van Kasjoebië. Het is stormachtig. De wind blaast de zwarte rook uit schoorstenen als een brutale dief weg. De wilde weidsheid overheerst hier, met immense bomen die de tijd bewaken. We rijden over smalle wegen en belanden uiteindelijk in Kartuzy, de hoofdstad van Kasjoebië. De plaats ligt in het Kasjoebische Zwitserland, een heuvellandschap met toppen die tot 331 hoogtemeters reiken. Het is net voor zonsondergang wanneer we neerstrijken in een kleine herberg. “Nu we toch hier zijn, maak ik meteen maar van de gelegenheid gebruik om eens met een echte Kasjoebische specialiteit kennis te makken”, meent Andreas. Dat lukt, hij krijgt een hete bietensoep geserveerd. Überhaupt de soepen hier: notensoep, tomatensoep met noodles, aardappelsoep, rode bietensoep. Maar alles smaakt voortreffelijk en is bovendien vers gemaakt. En traditioneel gemaakt, vertelt de gastheer, die verder nog weet te melden dat de Kasjoebische keuken bovenal een heel eerlijke keuken is. Alles wat de aarde hier geeft, wordt gebruikt. De ingrediënten, waaronder vis, vlees, eieren, melk, groenten en fruit, worden vervolgens bereid met weinig franje. Traditioneel moet het zijn, net zoals de Kasjoeben zelf.
De gastheer spreekt moeizaam Duits, maar toch vertel ik hem het verhaal over mijn vader die het woord Kasjoeb gebruikte. Onze gastheer kijkt naar de keukenvloer en zegt: “Kasjoeb is ook een wijdverbreide uitdrukking voor agrariër. En die wordt vaak geassocieerd met onwetendheid. Wij Kasjoeben hechten aan onze tradities en hebben ons door de eeuwen heen door alle oorlogen weten te slaan, enkel omdat we nooit meer wilden dan een stuk vruchtbaar land en vrede. Zijn we daarom onwetend?” Enigszins beschaamd schudden we het hoofd, nee zeker niet. Eerder bewonderenswaardig. Waarom immers streven naar meer dan warmte en een volle buik? Nou ja, en een wodka misschien…
Laat in de avond, net voor het naar bed gaan, vraagt Andreas: “Zeg, heeft je vader nog andere uitdrukkingen die hij veel gebruikt?” “Eh ja, dat hij leeft als een God in Frankrijk!” “Prima, weten we ook waar we volgend jaar heen gaan!”

Lees meer over

Triumph

Gerelateerde artikelen