Reizen Himalaya
Afgelopen jaar hebben we weer over de allerhoogste bergpassen van de wereld gereden, dwars door de hoge Himalaya. Anders dan anders echter, reden we dit maal een rondje met als grote voordeel dat we geleidelijker stegen naar 5.602 meter hoogte. Vanwege spanningen op de grens tussen India en Pakistan was dit tot dusver niet mogelijk, maar inmiddels is het al bijna tien jaar rustig in dit gebied en zijn buitenlanders weer van harte welkom. En die kans grepen we met beide handen aan!
New Delhi, onze eerste dag en we vergapen ons aan de drukte en hectiek van deze Indiase metropool. Zeker in het oude stuk van Delhi (Old Delhi) zie je meer paard-en-wagens dan auto’s en wordt zelfs het kleinste gaatje op de weg nog gevuld door Riksja’s en scooters. We pakken een gemotoriseerde Riksja (fietstaxi), die ons naar het Rode Fort brengt. Een prachtig paleis, dat terecht een plekje heeft gevonden op de werelderfgoedlijst van UNESCO, waar elk jaar op 15 augustus de onafhankelijkheid van Groot-Brittannië wordt gevierd. Voor ons evenwel vooral een mooie plek om even rustig rond te kijken en bij te komen van de jetlag.
De volgende ochtend wandelen we in alle vroegte naar het station, waar onze treinreis naar het voorgebergte van de Himalaya begint. We hebben gelukkig vaste zitplaatsen gereserveerd en genieten van de prachtige landschappen onderweg. Tegelijkertijd krijgen we al een leuke indruk van het Indiase verkeer. Bij spoorwegovergangen blokkeren auto’s de volledige breedte van de weg en zodra de slagbomen open gaan zit het verkeer direct muur vast. Dit alles gebeurt met een brede glimlach en het consequent wiebelen van het hoofd. Na een dagje in de trein komen we uiteindelijk aan in het plaatsje Pathankot, waar we kennis maken met onze motoren voor de komende weken. De Royal Enfield Bullets stammen uit 2012, zijn dus nog redelijk nieuw en zien er ook prachtig uit. Ook omdat ze door onze twee vaste monteurs nog eens extra zijn gepoetst. De monteurs zullen gedurende de hele reis in een busje achter ons aan rijden en hebben genoeg onderdelen bij om een complete Enfield te vervangen. Bijkomend voordeel is dat ze ook onze bagage meenemen en dat het busje als bezemwagen altijd kan zorgen voor backup, mocht dat nodig is. Ook transporteren ze voor ons jerrycans vol met benzine, tijdens het hoogste deel van de tocht waar geen benzine meer te koop is.
Na een goede nacht slaap beginnen we met onze eerste rit op de motor. Gelukkig gewoon links schakelen en zelfs de elektrische starter ontbreekt tegenwoordig niet meer. De Enfields moeten het niet hebben van de topsnelheid, maar zijn oersterk, zowel constructie technisch als wat betreft trekkracht. Wegrijden in de derde versnelling is geen probleem, en terugschakelen in deze redelijke vlakke omgeving is eigenlijk nooit nodig. De ideale motor voor deze reis. We rijden deze eerste dag over rustige binnenwegen door de welbekende provincie Kashmir. Bij ons vooral bekend van de Kashmir wol en natuurlijk het nummer Kashmir van Led Zeppelin uit 1975. ‘s Avonds eindigen we in het wonderschone bergdorpje Patnitop op 2.024 meter. Omdat ons lichaam tijd nodig heeft om aan de hoogte te wennen, zullen we de komende twee dagen ongeveer op deze zelfde hoogte blijven. We rijden via groene valleien door ‘het Zwitserland van India’ naar de zomerhoofdstad van de India, het plaatsje Srinagar. De titel zomerhoofdstad dankt het aan de vele toeristen die hier in de zomer het Dal Lake bezoeken. Dit is een verzameling van kleine meren en prachtige drijvende tuinen uit de tijd van de Britse koloniale overheersing. Overal liggen prachtige, met houtsnijwerk versierde woonboten, waarop de Britten destijds met een verkoelend briesje de zomers doorbrachten.
Om optimaal te wennen aan de hoogte, zouden we hier een paar weken moeten blijven, toch beginnen we na twee dagen aan onze eerste wat serieuze beklimming. De Zoji-La bergpas is met 3.528 meter een perfecte opwarming. Bijgestaan door een heerlijk zonnetje rijden we over de bergpas en zijn onder de indruk van de enorme sneeuwmuren langs de weg. Deze piste is een belangrijke militaire levensader naar Ladakh en wordt daarom zolang mogelijk begaanbaar gehouden. Wanneer de sneeuwval echter te hevig wordt, is Ladakh alleen nog maar door de lucht te bereiken. De bevolking is dan maandenlang afgesloten van de rest van India en de wereld. In de middag dalen we weer af naar 2.676 meter en overnachten in het plaatsje Kargil. Vooral het slapen op lagere hoogte is erg goed om het lichaam te laten wennen aan de hoogtes die nog moeten komen.
Via een gedeeltelijke gravel weg rijden we via de Namika La pas (3.760 meter) en de Fotu La pas (4.147 meter) het boeddhistische Ladakh binnen. De wegen zijn goed te berijden, maar zeker boven de vierduizend meter kan het aardig koud worden. Gelukkig is er volop tijd voor regelmatig een kopje Hot Black Tea. De eindbestemming vandaag is het Lamayuru klooster, waar de monnik Naropa eeuwen geleden aan de basis stond van zes belangrijke meditatietechnieken. Een van die technieken, Tummo genaamd, wordt door onze eigen Wim Hof, beter bekend als ‘The Iceman’, gebruikt om extreme kou te doorstaan. De basis is het beheersen van je lichaamstemperatuur door een combinatie van visualisatie en meditatie. Op het eerste gezicht ook wel een nuttige techniek voor doorrijders in de winter, al lijkt de combinatie mediteren en motor niet direct een heel gelukkige. Afijn, dit klooster wordt eveneens genoemd als verblijfplaats voor de laatste jaren van de Dalai Lama, met als belangrijkste reden de prachtige ligging in de Lamayuru vallei.
Dat er aan dat laatste geen woord gelogen is, ondervinden we de volgende ochtend zelf wanneer we over een oude kronkelende bergweg richting Leh rijden. De weg is écht onbeschrijfelijk mooi. Na elke bocht verandert de omgeving, rotsen kleuren van grijsblauw naar groen, van geel naar rood en uiteindelijk smelt wit kalksteen samen met een groene oase rondom het klooster. Van alle wegen die ik ooit heb gereden komt deze met stip bovenaan, zonder twijfel de mooiste bergweg van de wereld. Vroeg in de middag komen we aan in Leh, de hoofdstad van Ladakh en bewonderen het boeddhistische bergleven in deze stad gelegen op 3.500 meter hoogte.
We moeten het hier met 25 procent minder zuurstof doen, maar doordat ons lichaam inmiddels extra rode bloedlichaampjes heeft aangemaakt, zijn we minder snel buiten adem. Een ontspannen wandeling over de locale markt is dan ook geen enkel probleem. Met volle bepakking bergen beklimmen, zoals de vele aanwezige sherpa’s hier doen, is aan ons daarentegen nog niet besteed. In Leh hebben we sinds dagen ook weer de mogelijkheid om met het thuisfront contact op te nemen. Mobiele telefonie werkt in Kashmir en Ladakh helaas alleen voor de locals, maar als er geen stroomstoringen zijn, kunnen we wel via internet naar huis bellen of mailen.
We blijven twee dagen in Leh en benutten de tijd onder meer voor het bepalen van de beste dag om de Khardong La pas te beklimmen, alom bekend als de hoogste berijdbare pas ter wereld. Dankzij moderne GPS-apparatuur weten we inmiddels dat de vermelde 5.602 meter niet helemaal klopt en dat er in Pakistan en Tibet nog een paar hogere passen zijn. De Khardong La pas is echter de enige pas waar je als normale toerist kunt komen zonder te worden blootgesteld aan dreigend gevaar als geviolg van onder meer oorlog. De beklimming begint met mooi slingerend asfalt, maar verandert op hoogte al snel in een compleet kapot gereden offroadpiste. De weg is echter redelijk breed, waardoor we toch nog vrij gemakkelijk slalommend tussen gaten en rotsen naar boven rijden. Boven gaat iedereen trots op de foto met het naambordje waarop de hoogte staat. Naast het bordje staat ook een waarschuwing: ‘Staying for more than 20-25 mins can be harmful to your health’. De zuurstofopname door het bloed is hier namelijk minder dan 50 procent, dus na een half uurtje gaan we buiten adem, maar erg voldaan terug naar de vallei.
De dag na de hoogste bergpas ter wereld staat er al weer een volgend hoogtepunt op het menu: de Tanglang pas, met 5.360 meter de op één na hoogste berijdbare bergpas ter wereld. Het eerste deel bestaat uit mooi strak nieuw asfalt, de manier waarop dit echter wordt aangelegd is bijna mensonterend. In de volle zon zitten arme Indiërs veertien uur per dag op hun hurken, met de hand stenen kapot te slaan om de weg te egaliseren. Teer en asfalt wordt boven een houtvuurtje gesmolten, waar tegelijkertijd ook het eten op wordt gekookt. Slapen doen deze helden van de weg buiten onder een simpel zeiltje en sanitair is er al helemaal niet. Pas wanneer het ook overdag streng gaat vriezen, dalen ze weer af uit de bergen en zien ze vaak na maanden hun familie weer. Dit allemaal voor een salaris van maximaal één euro per week…
Even na de Tanglang pas overnachten we in een nomadenkamp direct aan het Tso-Kar meer, een zoutwater meer op 4.700 meter hoogte middenin de bergen. Door de diepte van techtig meter, het schone smeltwater en de extreme temperaturen (-40°tot +30°C), leven er in dit meer nog volstrekt onbekende diersoorten, een paradijs dusvoor biologen. Het meer is onderdeel van de More Plains hoogvlakte, die het beste te omschrijven is als een dorre en desolate woestijn. In deze woestijn bevindt zich een van de grootste zoutreserves ter wereld, waarbij het witte goud soms letterlijk voor het oprapen ligt. Het gebied is echter zo onherbergzaam, dat grote machines hier niet snel zullen komen en de natuur daarom hopelijk nog lang zo ongerept zal blijven.
Tijdens de nacht op grote hoogte heb je merkbaar te kampen met zuurstoftekort, bij elke wandeling of kleine inspanning is het al snel naar adem happen. Doordat de luchtdruk op 4.700 meter bijna is gehalveerd (500 hPa), krijg je bij elke inademing ook slechts de helft aan zuurstof binnen. En dat merk je! Gelukkig hoeven we ons niet in te spannen en weten we dat het slechts voor één nachtje is. Onder een kraakheldere sterrenhemel en volledig gevrijwaard van ook maar enig kunstlicht, eten we een bordje nasi en kruipen met een temperatuur die tot vijf graden onder het vriespunt is gedaald lekker diep onder de dikke dekens. Wanneer het buiten weer licht wordt, wachten we eerst nog tot de zon over de bergtoppen is geklommen. De eerste directe zonnestralen brengen weer wat warmte in het lichaam.
Op de 5.065 meter hoge Lachalung pas krijgt mijn Royal Enfield voor de eerste keer serieus zuurstoftekort en parkeer ik de motorfiets langs een immens diep ravijn. Vijf minuten later arriveert de monteur in de volgauto. Hij verwijdert het lucht filter en stelt de carburateur wat bij, waarna de motor weer heerlijk verder pruttelt. Op de top geen worst met zuurkool zoals in Europa, maar duizenden fel gekleurde gebedsvlaggetjes en ontelbare kleine stupas. De wind neemt de gebeden mee van de vlaggetjes en met de stupas probeert men op de bergtop nog hoger in de hemel te laten reiken. De beleving is ook anders, pashoogte voelt hier in de hoge Himalaya echt heel anders aan dan in Europa, bijna religieus. De noordzijde van de Lachalang pas daalt af naar de prachtige, smalle Kangla vallei, waar je strak tussen steile rotswanden rijdt. Het lijkt wel een beetje op de Grand Canyon in Amerika, alleen rij je hier gewoon ín de canyon in plaats van erboven. Prachtig!
De Baralahcha pas is onze laatste grote uitdaging van de reis. De pas is ‘slechts’ 4.892 meter hoog, toch al 82 meter hoger dan de hoogste top van Europa, de Mont Blanc, maar is vooral uitdagend door de waterbakken van smeltende sneeuw. Met rust en beleid is het prima te doen, maar aan natte laarzen is op deze pas niet te ontkomen. Een volbepakte Indiër neemt in een van de waterbakken het verkeerde spoor en verliest zijn evenwicht. Hij gaat even volledig kopje onder in het koude smeltwater en komt proestend weer boven. Gezamenlijk helpen we hem eruit en zijn extra dankbaar dat onze bagage in de volgauto ligt. Zonder bagage voelt de Royal Enfield lekker licht aan en dat maakt het manoeuvreren een stuk eenvoudiger.
De laatste bergrit brengt ons over een beruchte bergpas, de Rohtang pas. Letterlijk vertaald betekent dit in het Nederlands: ‘Pas van gestapelde lijken’. Dat geeft al wel aan dat het niet bepaald een doorsnee landweggetje is, integendeel zelfs. De pas kreeg wereldwijde bekendheid door de BBC serie ‘Most dangerous roads’ en was later ook het decor voor de serie ‘Deathliest Roads’. Echt moeilijk is de beklimming aan de zuidzijde overigens niet, maar de steile ravijnen langs de kapot gereden wegen aan de noordzijde, laten niets aan de verbeelding over. Voor ons motorrijders prima te doen, maar vrachtwagens en bussen balanceren op deze pas meer dan eens letterlijk op het randje van de afgrond.
Op het einde van onze reis arriveren we in Manali, een klein bergdorpje aan de voet van de Himalaya. Hier kijken we nog een keer terug naar de besneeuwde bergtoppen achter de gebedsvlaggetjes en leveren met pijn in ons hart de motoren weer in. We genieten nog even van de drukte in het dorpje en nemen ’s nachts de slaapbus naar New Delhi, waar ons nog een dagtocht wacht naar de Taj Mahal. Volgens velen de mooiste bezienswaardigheid van India, maar voor mij kan het niet tippen aan de pracht van de hoge Himalaya, de échte droombestemming!