Reizen Georgië
Op zoek naar een bestemming voor een enerverende, licht avontuurlijke motorreis, is Georgië bepaald niet het eerste land dat bij je opkomt. Toch ontwikkelt deze voormalige Sovjet-republiek zich de laatste jaren meer en meer tot een indrukwekkende toeristische bestemming. Wij nemen daarom de handschoen op en trekken met twee Royal Enfield Himalayans de Kaukasus in. En worden iedere dagje een beetje meer verliefd op dit fascinerende land…
De eerste dag op een nieuwe plaats is altijd spannend. De onbekende geuren, opvallende culturele verschillen, eerste indrukken die anders zijn dan vooraf gedacht, het voelt een beetje als een ontdekkingsreis. Van Tbilisi, de enorme hoofdstad van Georgië, hadden we alleen het dubieuze imago uit de post-Sovjettijd voor ogen. Niets minder is waar, Tbilisi fascineert bijna vanaf de allereerste minuut. De unieke mix van architectonisch extravagante gebouwen, de bijna museumwaardige oude stad met zijn gezellige houten huizen, van de oosterse badhuizen tot de kosmopolitische flair van Rustaveli Boulevard; het geheel lijkt wel een symbiose van heden en verleden, een beetje Parijs, Berlijn en Moskou in één, maar dan met een heel eigen karakter en gezicht. We voelen ons direct thuis en veilig, zelfs bij nachtelijke wandelingen hoeft je je als toerist nergens zorgen om te maken. Op de afschuwelijke prefab gebouwen van de buitenwijken en het vervelende verkeer na, is er eigenlijk helemaal geen reden om deze opwindende stad te verlaten. Nou ja, eentje dan: bij Slavatour motorverhuur staan twee gloednieuwe Royal Enfield Himalayans trappelend van ongeduld op ons te wachten. Dé perfecte metgezellen om drie weken lang dit nu al fascinerende land in al zijn facetten te ontdekken en ervaren!
Op een heerlijk rustige zondagochtend verlaten we Tbilisi. Zonder enig oponthoud rijden we naar het oosten en buigen al snel af de uitgestrektheid van de frisgroene prairie in. We zijn op weg richting het drielandenpunt met Armenië en Azerbeidzjan. Aan de horizon, meer dan honderd kilometer verderop, torent het contour van de drieduizend meter hoge besneeuwde toppen van de Grote Kaukasus. Prachtig! Met nauwelijks 70 km/uur op de teller tokkelen de Enfields over kaarsrechte landwegen naar Udabno. Dit kleine dorp ligt helemaal te midden van het uitgestrekte niets. Bijna als door de tijd vergeten. De grijze huizen zijn weliswaar niet bijzonder mooi, maar vooral functioneel. Zoals het kleine ‘Guesthouse home in Udabno’. Een hartelijk en warm welkom is ons deel, maar niemand spreekt Engels. Gelukkig hebben we voor de reis een paar woorden Russisch geleerd, de rest wordt doeltreffend geregeld met het nodige handen- en voetenwerk, en de best wel handige vertaal-app.
De volgende dag zetten we onze reis voort naar het historische wijndorp Sighnaghi, hoog boven de brede vallei van de Alanzi-rivier, die we in westelijke richting volgen. Wijnranken tot aan de horizon, het klimaat aan de voet van de Kaukasus is blijkbaar perfect voor druiventeelt. Dan heeft de plaatselijke infrastructuur ineens een verrassing in petto, de eerst nog prima weg verliest zijn asfalt. De Enfields kan het niet schelen, ze pruttelen onverstoord verder bergop door de dichte bossen, zichzelf niet opwindend over hobbels en gebrek aan wegdek. Dan bereiken we de befaamde Georgische Militaire Weg, de enige verbinding met Rusland. Het verkeer neemt navenant toe, het is ineens bijna chaotisch druk. Honderden vrachtwagens rijgen zich aaneen voor de grens, ze komen bijna unaniem uit landen van de voormalige Sovjet-Unie. Meestal staan ze hier dagen stil voor de politie weer een handjevol vrachtwagens richting de douanepost stuurt. Trucker zijn is hier zeker geen droombaan.
Ontspannen rijden op de roemruchte weg is er trouwens niet bij, zeker niet voor ons. Georgiërs blijken fanatieke inhalers, waarbij motoren vaak niet worden opgemerkt of gewoon domweg genegeerd. We stellen onze zintuigen daarom in op maximale ontvangst, vooruitkijken en anticiperen is vanaf nu het devies.
Dan begint het te regenen, wordt het met de meter kouder tot in de Kaukasus en komt tot overmaat van ramp ook nog eens mist opzetten. Vervolgens is er goed en slecht nieuws: het goede nieuws is dat de regen is gestopt. Het slechte nieuws is dat het nu sneeuwt. We ploeteren verder bergopwaarts door het onbeschoft lelijke wintersportoord Gudauri, constant zoekend naar gaten in de vrachtwagenfile en de sneeuw van de vizieren vegend. We waren dan weliswaar op zoek naar avontuur, maar dan wel iets van een andere gading dan dit!
Eindelijk is daar de top van de Kruispas op 2.379 meter hoogte, en aansluitend wordt het langzaam maar zeker beter. We verlaten de wolken richting dal en weldra is zelfs de weg droog. Stepansminda begon zijn leven ooit als plichtmatig grensstadje, maar leeft tegenwoordig voornamelijk van de toeristen. Iedereen wil de Kasbek zien, de beeldschone vulkaan wiens top tot een ongekende hoogte van 5.048 meter reikt. Wij behoren ook tot die groep en zijn daarom gisteren op internet drie uur lang aan het zoeken geweest naar een hotel met een perfect uitzicht op de berg. Zoals het zich nu laat aanzien, laat zich echter niets aanzien. Maar onze gastheren verzekeren ons dat alles goed komt. Zoals altijd!
Half vijf, de wekker doet zijn werk. Vals alarm? Zeker niet, het blauwe uur begint met het eerste licht van de dag. Het mooiste licht ook van de dag. Eén oog gluurt voorzichtig naar buiten en van wat ik zie, krijg ik direct energie voor tien. Het is onbewolkt en de enorme Kasbek staat er inderdaad. En dat ook nog eens in combinatie met op de voorgrond de fabelachtig mooie, 700 jaar oude Gergeti Drievuldigheidskerk, dat prachtig gelegen is op een smalle bergrug. Veel fotogenieker dan dit wordt het niet snel. Ik kleed me snel aan, pak statief en camera en haast me het balkon op. En daar ligt ik plat op mijn snuit. De houten planken zijn spekglad geworden door de rijp, het heeft blijkbaar gevroren vannacht. Maakt niet uit, dit panorama is gewoon adembenemend mooi, vooral in dit magische licht.
Vier dagen blijven we hangen. We beklimmen de steile haarspeldbochten tot aan de Gergeti-kerk kerk en verkennen de supermooie valleien van Truso en Sno over ruwe paden. Daar maken zwaarbewapende soldaten ons duidelijk dat we niet verder kunnen, de Russische grens is binnen handbereik. Wat een prachtige wereld in het hooggebergte is dit. Zo spijtig dat de politieke spanningen tussen Rusland, Georgië en Zuid-Ossetië het leven van de mensen hier zo ingewikkeld maken.
We trekken verder naar het zuiden. Het is mooi weer als we de Kruispas andermaal oversteken. Via de Militaire Weg spoeden we ons naar het hete laagland, maar andermaal zit het tegen. We worstelen ons langs de enorme wegwerkzaamheden van de toekomstige snelweg voor we eindelijk in de smalle vallei van de Dziruta rivier aanbelanden. Chinese bedrijven baggeren en blazen de nieuwe weg, die bijna volledig uit tunnels en bruggen bestaat, door het gebergte. De weg die ooit een einde moet maken aan dit verkeerstechnische knelpunt tussen in het oost en west. Het navigatiesysteem leidt ons vervolgens vlotjes door de grote stad Kutaisi en we rijden verder naar Tskaltubo.
Dat presenteert zich in eerste instantie als een nogal merkwaardige stad. In het Stalin-tijdperk was dit het meest modieuze kuuroord in de Sovjet-Unie. Rondom een groot park werden twintig luxueuze kuurhotels gebouwd. Allemaal verschillend, maar ook allemaal zo pompeus dat de gasten zich waarschijnlijk ver van het proletariaat bevonden. Tegenwoordig is het gebied een paradijs voor liefhebbers van ‘urban exploring’. Sommige, min of meer verlaten en vervallen sanatoria zijn gewoon toegankelijk voor publiek, andere worden al twintig jaar bewoond door vluchtelingen uit Abchazië. Een verontrustende wereld van verbleekte, ooit overweldigende luxe en het bittere gebrek aan vooruitzichten voor de vluchtelingen die er wonen. Georgië is soms, wanneer de contrasten zo enorm zijn, maar moeilijk te begrijpen.
En nu ligt Svanetië voor ons. Deze mysterieuze provincie lijkt volledig afgesloten van de wereld door de bergen van de Hoge Kaukasus. Zelfs de Mongolen, die werkelijk alles en iedereen binnen- en overvielen, durfden hier niet te komen. Tegenwoordig is de weg naar Mestia, de hoofdstad van de provincie, verhard. In eerste instantie nog prima, maar de kwaliteit wordt zienderogen minder. Ook hier is het landschap weer inspirerend. Voorbij de 275 meter hoge damwand van het Enguri reservoir klimmen de Enfields omhoog door dicht naaldbos en volgen de chocoladebruine, onmogelijk wilde Enguri rivier naar het oosten, diep het hooggebergte in. Rechts de vierduizend meter hoge bergen van het Svanetië-gebergte, links de bergreuzen van de Kaukasus, zoals de 4.737 meter hoge Ushba. 120 jaar geleden, toen hij voor het eerst werd beklommen, werd deze reus met twee pieken beschouwd als de moeilijkste berg ter wereld en het laat zich wel raden waarom.
Uren van verbazing volgen en bijna als in een trance rijden we naar Mestia. De 42 middeleeuwse vestingtorens vormen een unieke skyline, afgewisseld met architectonisch gedurfde nieuwe gebouwen zoals het hoofdbureau van politie. Helaas ook lelijke betonnen skeletten. Mestia’s zusterstad is San Gimignano in Toscane, hoe toepasselijk. Maar zelfs deze beroemde Italiaanse regio kan niet tippen aan het overweldigende landschap alhier. De 43 kilometer naar Ushguli bijvoorbeeld, zijn gewoonweg geweldig. Voorbij de witte piramide van Tetnuldi, hoger dan de Mt. Blanc, volgen we de Enguri. De vallei wordt steeds smaller, grof gravel met diepe sporen vervangt het asfalt. Nog een paar smalle en steile bochten, tweede versnelling en vol gas. De Enfields graven zich een weg omhoog, ze heten tenslotte Himalaya en die belofte maakt schuld.
Een schuld die wordt ingelost door de hoge vallei van Ushguli op 2.200 meter hoogte, met in het zuiden de monumentale witte, steile wand van de Shchara, 5.203 meter hoog. Adembenemend! Daarboven, op de bergkam, begint Rusland. Hier beneden duiken de vier kleine dorpen van Ushguli op. Het ensemble van 46 verdedigingstores, tot duizend jaar oud, en de vaak ruïneuze stenen huizen te midden van deze bergreuzen, doet aan als een oude, betoverde wereld. En het moderne leven? Wel, er is internet, af en toe, evenals elektriciteit, een paar eenvoudige B&B’s en de verschoten weg. Die laatste is echter alleen in de zomer begaanbaar, wanneer vallende rotsen tenminste niet voor een tijdelijke afsluiting zorgen. In één van de spaarzame cafés genieten we urenlang in de warme zon van het panorama, waar we maar geen genoeg van kunnen krijgen.
Er komt een verbazingwekkend aantal grote allroads voorbij, vaak uit Tsjechië en Polen. Hun berijders willen de Zagaro-pas pakken. Wij ook, maar de pas is gesloten, een grote lawine heeft hem onbegaanbaar gemaakt. Zelfs een Himalayan kent zijn grenzen…
Onze enige optie is om via de Enguri vallei terug te keren naar de saaie vlakte rond Kutaisi. Vervolgens gaat het door de Kleine Kaukasus verder over de 2.182 meter hoge Zekari-pas. Een smal bospad klimt omhoog, eerste en tweede versnelling, er is hier geen snellere weg. Pas in de schemering bereiken we Hotel Julia in Akhaltsikhe. De warme ontvangst doet ons opnieuw versteld staan.
De volgende dag, net voorbij de fascinerende grottenstad Vardsia, ligt het laatste hoogtepunt van de reis voor ons, de hoogvlakte van Javakhetia. Een andere wereld, alweer. De boomloze grassteppe, meer dan tweeduizend meter hoog, wordt gekroond door vulkanen van 3.300 meter, gegarneerd met grote meren en kleine dorpjes die uit een andere eeuw lijken te komen. De kachels worden gestookt met gedroogde koeienmest, paardenkarren en oude Lada’s domineren het straatbeeld. Het is een hard leven en de winter duurt hier makkelijk acht maanden. En toch verwarmt het fantastische landschap weer de ziel, verveelt nooit. Tbilisi lijkt lichtjaren verwijderd van deze wereld. En toch verheugen we ons ook weer op het weerzien met de levendige metropool in een van de mooiste landen op aarde!