Reizen Elzas en Vogezen
Een tocht door de Elzas en de Vogezen is het perfecte begin van het motorseizoen. Prachtige oude steden langs de Weinstraße, spannende kleine wegen die kronkelen door de Vogezen en een goed gedoseerde portie Franse levenswijze.
Medio april/mei, de bergpassen in de Alpen sluimeren nog in een winterslaap, in het noorden is het te koud en de Provence lijkt ons te ver weg voor een weekje vakantie. Welke kant zouden we wel op kunnen gaan voor onze eerste reis van het jaar? Op zoek naar het perfecte reisdoel snuffelen Birgit en ik door een flinke stapel landkaarten. Wanneer we de kaart van de Vogezen tegenkomen, stoppen we direct met zoeken. Lieve help, wat zijn daar een boel waanzinnig kronkelende wegen. Bijna allemaal aangegeven met een groen streepje. We krijgen er direct erg veel zin in. Dan ook nog eens de historische steden langs de Weinstraße, bijna allemaal opgesmukt met een rijtje Michelin-sterren. Bingo! Dit wordt ons reisdoel, temeer omdat de reis vanaf ons thuisfront, zeker niet meer dan een dag in beslag neemt. Vliegensvlug zijn de fietsen bepakt. We gaan met de Kawasaki W650 en de Guzzi V7 op reis. Gemakkelijk hanteerbare tweecilinders, tevens sterk van karakter en beide machines waar we heel veel plezier op zullen gaan beleven op de kleine weggetjes in de Vogezen.
In Saverne, een leuke plaats in de noordelijke Vogezen, gaan we voor anker. Gedurende de nacht wordt de vochtige hitte van de vorige dag verdreven door een regengebied. Warmte, vaarwel! Vanaf nu blijft de thermometer bij nog geen 15 graden hangen. De fotograaf is er wel blij mee. De weersomslag zorgt voor frisse en glasheldere lucht, een heldere blauwe hemel en een bijna eindeloos uitzicht. Maar de weerprofeten voorspellen sneeuwbuien voor de bergtoppen van de Vogezen. Dan blijven we maar liever nog een aantal dagen beneden en reizen ontspannen via kleine weggetjes in zuidelijke richting. Vanaf Lutzelbourg volgen we de D45 tot aan la Roche de Dabo. De weg gaat met een lange bocht van 450 graden naar boven. Wat een prachtig wijd uitzicht over Straatsburg tot aan het Zwarte Woud en over de voorjaarsgroene heuvels van de noordelijke Vogezen, versiert met gele vlekken van de bloeiende heide.
Wat een prettige start van onze tocht. Maar onmiddellijk verandert het ontspannen gebrabbel van onze tweecilinders als we het bochtenensemble van de D218 tot aan Niederhaslach bereiken. We moeten een tandje bijschekelen. Geweldige bochten, die ervoor zorgen dat ook de angstnippels aan de flanken van de nog redelijk nieuwe banden maar al te graag willen deelnemen aan het gebeuren. Nog mogen ze dat, maar het zal niet lang meer duren totdat ze ‘uitgenippeld’ zijn, een prooi zijn geworden van deze fameuze bochten. Ons medelijden is beperkt, er zijn er al miljoenen van hen weggegumd in de Vogezen. Deze gedachte geeft een gevoel van welbehagen en zorgt voor een brede grijns over het hele gezicht onder de integraalhelm.
Niederhaslach, Rothau, en al gauw baant zich de D130 spiraalsgewijze een weg door het Forêt d’Obernai omhoog naar Le Hohwald, naar de Col du Kreuzweg, le Champ du Fue en weer naar beneden tot aan Barr. Lieve hemel! Dit zijn geweldige wegen!
Oef! Nu even pas op de plaats maken. Even rustig op adem komen in Barr. Een van de vele steden langs de Elsässer Weinstraße, die bijna allemaal zo mooi zijn dat we het aanvankelijk niet kunnen geloven. Geen mooi uitgedoste openluchtmusea, maar levendige oude steden met een doolhof van steegjes, grote pleinen en mooi gerestaureerde vakwerkhuizen, vaak uit de 16e of 17e eeuw, in felle gele, blauwe of rode kleuren, met dikke houten balken die weer zijn versiert met artistieke houtsnijwerken. En het wordt nog veel beter. Obernai en Barr zijn pas een smakelijk voorproefje van al die andere, meer zuidelijk gelegen plaatsen.
Die zijn snel te bereiken via de kaarsrechte N83, maar dat is niet zo ons ding. Liever slaan we af richting het westen en meanderen over stoffige weggetjes tussen de eindeloze wijnbergen en vinden de volgende weg van onze dromen, die de heuvel op kronkelt de Vogezen in. Omhoog naar Le Hohwald, naar de Col du Kreuzberg, naar beneden naar Fouchy en dan via de uiterst smalle D48 over de 603 meter hoge Col de Fouchy, een van de spannendste bergpassen van de Elzas. Onoverzichtelijk, langzaam, met krappe en scherpe bochten door het dennenbos, doordeweeks bijna vrij van verkeer. Een weg voor de echte liefhebber, die volle concentratie verreist. Zeker op het moment dat ons twee blauwe Renault Alpines brullend als een soort elite arrestatieteam tegemoetkomen. Schijnbaar aan het oefenen voor de volgende historische Rally van Monte Carlo of zo, hebben we nog maar een ruimte over zo breed als een washandje om ongedeerd te passeren. Poeh!
Naar beneden het dal in naar Rombach en direct weer omhoog naar de geweldige 900 jaar oude burcht Haute Koenigsbourg, een van de grootste toeristische trekpleisters. Vijfhonderdduizend bezoekers per jaar, enorme parkeerplaatsen, iedereen wil deze waarschijnlijk meest indrukwekkende burcht van de Elzas zien. Wij niet, wat een drukte. Liever drijven we onze tweecilinders door de bossen, luisteren naar hun mooie bassige sound, voelen het pulserende leven uit de machinekamers en rollen uiteindelijk naar Ribeauvillé. Al weer zo een middeleeuwse prentenboekstad.
Ribeauvillé heeft zich volledig gewijd aan het toerisme en heeft iets te veel make-up op. Ook hier schuiven in het weekeinde massa’s toeristen door de stegen van de oude stad, maar doordeweeks rond half acht in de ochtend is hier geen kip te bekennen. Bestelwagens denderen over de grove straatstenen, kleine winkels stallen hun waren uit en de schoolbus haalt alle kinderen op. Niemand stoort zich aan het feit dat wij met onze motoren tussen de bonte vakwerkhuizen rijden. Riquewihr wordt van alle historische Elzas-steden onze favoriet, hoewel de concurrentie met Bergheim, Kaysersberg of Obernai aanzienlijk is.
Op de camping van Kaysersberg zetten we onze tent op die voor de komende dagen zal dienen als uitvalsbasis. Vanaf hier zijn de hoogtepunten van de regio makkelijk te bereiken. À propos hoogtepunten. Het wordt zo stilaan tijd de hoogste toppen van de Vogezen ietwat nader te komen. Vanaf de wijnbergen, die zich kilometers ver uitstrekken over de heuvels en rond de oude steden, zien de zachte en ronde toppen van de Vogezen er ongevaarlijk uit hoewel ze twaalfhonderd meter boven het Rijndal uitsteken. Pas tijdens de eerste tocht naar boven de bergen in worden de verhoudingen duidelijk. Er komt gewoon geen einde aan de hellingen. We waaieren door de heerlijkste bochten naar de Col de Fréland, de Col des Bagnelles en dan verder naar de Col du Bonhomme, meer dan 30 kilometer door dichte bossen zonder uitzicht en zonder ander verkeer. Naarmate we hoger komen, wordt de temperatuur lager. Boven, net iets boven de duizend meter, is het nog maar net zeven graden. Best koud, maar de zon geeft warmte. Daarboven wordt het bos eindelijk iets minder dicht, geeft de ruimte aan karige grijs-gele weiden en drassige gronden, versierd met sneeuwresten en een enkele knoestige den.
We bevinden ons op de Route des Crêtes, de befaamde zestig kilometer lange panoramaweg, die tijdens de Eerste Wereldoorlog door de Fransen werd aangelegd aan de westelijke zijde van de hoofdkam van de Vogezen. Een goede weg met snelle bochten. Op warme dagen komen hier duizenden motorrijders langs. De uitzichten zijn echt ongelofelijk. Richting het westen kijken we over blauwe meren en de heuvels van Lotharingen. Naar het oosten is het Rijndal te zien tot aan het Zwarte Woud. Le Hohneck en Col de la Schlucht, de ontmoetingsplaatsen voor motorrijders, zijn op deze woensdagochtend in mei bijna uitgestorven.
Voor onze 48 PK-motoren is de Route de Crêtes wat de rijvaardigheid betreft geen openbaring, de snelle bochten zijn eerder het jachtterrein voor Multistrada’s en Fireblades, maar er zijn nog vele bergwegen naar beneden het laagland in met krappe bochten, op hun beurt weer gevolgd door de volgende wegen die weer omhoog klimmen. Die zijn voor ons een ware openbaring. Col du Silberloch, Col de Brechpunkt, Le Sudelkopf, Rocher de Nutzkopf, Col du Platzerwasel – een grappige mix van Duits-Franse namen.
Bij de Hartmannswilerkopf is het snel gedaan met ons goede humeur. De gedenkplaats en het soldatenkerkhof herinneren aan het verschrikkelijke bloedbad van de Eerste Wereldoorlog, waar honderdduizenden soldaten werden gedwongen te strijden en te sterven tijdens de eindeloze gevechten in de loopgraven. Dit is zeker het meest duistere hoofdstuk uit de geschiedenis van de Elzas en het bewijs dat de menselijke zwakzinnigheid zich helaas maar al te vaak een weg baant. Telkens weer. Wereldwijd. Zwijgend sluipen we door het museum, zien 100 jaar oude foto’s, loopgraven en grafkruizen. Beklemmend en onvoorstelbaar. Door deze indrukken is het gedaan met de goede stemming. We rollen verdoofd weer naar beneden naar Kaysersberg. Pas ’s avonds tijdens het eten van de beste en grootste Flammkuchen die wijd en zijd verkrijgbaar is, wordt ons humeur weer beter.
En morgen vroeg in de ochtend rijden we weer hoog de bergen in, er zijn nog zo vele wonderbaarlijke bochten te vinden rechts en links van de Route des Crêtes. Ons plan, onze eerste reis van het jaar precies hier te laten plaatsvinden, is een schot in de roos gebleken. Waarom een lange reis naar de Alpen maken, als er zo veel valt te ontdekken in de Elzas en de Vogezen? Prachtige oude steden en een enorm aantal fantastische routes en bergpassen. Hier valt zo veel plezierigs te beleven dat je helemaal niet meer weg wilt!