Reizen Côte d’Azur
Eenzame wegen tussen de witte kalkbergen met bochten zonder einde, mooier dan de Franse Zee-Alpen krijg je het als motorrijder niet snel. In combinatie met de Côte d’Azur krijg je ook nog eens schitterende kustwegen en een kraakhelder blauwe zee voorgeschoteld. Het motorgeluk ligt hier voor het oprapen!
“C’est le parking de la moto”, wijst madame Sophie Longo van Hotel Villa Saint Hubert. De parkeerplaats voor de motor dus. Het stuur van de bepaald niet grote G310GS kan maar net tussen de smeedijzeren toegangsdeur van de oude villa door. Een nis in de dikke muur, pal naast de bistrotafeltjes, biedt daadwerkelijk net voldoende plaats voor de kleine eenpitter. Een goede duizend kilometer, onder andere door Zwitserland en Noord-Italië, heeft de kleine BMW achter de kiezen. Niet de minste, via onder meer de uitlopers van de Zee-Alpen en de Col de Tende zijn we in een gelukzalige bochtenwals afgedaald naar de Middellandse Zee. En dan vervolgens kriskras door het mondaine Nice, dat zelfs diep in de nacht nog bruist van de energie. Dit is het zuiden, het perfecte antwoord op een natte en kille Nederlandse herfst.
De volgende ochtend wordt het ontbijt geserveerd in de tuin, aan een bistrotafeltje direct naast de motor. Een croissant en kop koffie op ooghoogte met het koppelingshendel, dat wakkert het rijverlangen wel aan. Mocht dat überhaupt nodig zijn geweest. Het ontbijtje wordt dan ook in recordtempo naar binnen gewerkt, het geluk roept! Madame Sophie raadt ‘les Corniches’ aan, op de vraag hoe we de typische Côte d’Azur het beste kunnen beleven. De levensstijl, strand, rotsen, heuvels en blauwe zee; alles wat de Côte d’Azur de Côte d’Azur maakt, krijg je volgens haar voorgeschoteld op deze waanzinnige kustwegen oostelijk van Nice. En dus gaat het naar beneden naar de Middellandse Zee en linksaf op het punt waar de weg wordt tegengehouden door palmbomen, skateborders, joggers, fietsers, strandgangers en ligbedjes. De Promenade des Anglais, de fascinerende, zeven kilometer lange boulevard langs de Middellandse Zee, is de levensader van de stad. Als je wilt, kun je hier urenlang rondkijken, je vergapen aan de bonte parade van mensen. De boulevard brengt me uiteindelijk bij de haven, omzoomd door schitterende gebouwen en gezegend met een indrukwekkende keuze aan luxueuze jachten. Maar indrukweekend of niet, mijn doel ligt achter de haven: de corniche richting Villefranche. Dus hoe de havenook is, ik ga verder.
Een keuze die ettelijke kilometers verder al ruimschoots wordt beloond met een schitterend panorama over de baai van Villefranche-sur-Mer. Deze is omgeven door grillige kalksteenheuvels met luxueuze villa’s, en wordt doorsneden door de bekende Cap Ferrat. Dit schiereiland strekt zich ver de Middellandse Zee in en pronkt met de hoogste grondprijs per vierkante meter aan de toch al niet bijster goedkope Côte d’Azur. Het moge duidelijk zijn, het natuurschoon heeft hier duidelijk een prijs. Dan toch liever gewoon gratis genieten vanaf de motor.
Drie corniches zijn er hier oostelijk van Nice. De onderste, de Corniche Inférieure, heeft me langs de Middellandse Zee geleid. Nu rij ik een etage hoger op de middelste, de Moyenne Corniche, die me dit wonderschone panorama op een presenteerblaadje aanbiedt. Ik kom ook door Èze Village, een prachtig plaatsje met schitterende kleine steegjes dat tegen de steile berghelling lijkt geplakt. Toch blijf ik er niet te lang plakken, want ik wil nog hogerop. En dus rij ik na het plaatsje richting de Grande Corniche, die zich over de rug van de heuvel achter de baai slingert. Het uitzicht over de zee is wijds en reikt van Monaco tot Cannes. Vanaf hier is er echter ook nog een ander uitzicht, en wel in noordelijke richting over hoge toppen van de Zee-Alpen, die ogenschijnlijk op een steenworpafstand liggen. Daar wil ik heen!
Op weg naar de bergen in het noorden slinger ik via plaatsjes als La Trinité en La Turbie het dal in van de Paillon de Contes. In principe biedt ieder alpenriviertje hier in de Côte de gepassioneerde motorrijder een fantastische route richting noorden. Ongeacht of het nu de Vésubie, Tinée, Loup of Paillon betreft, de dalen van deze rivieren bieden allemaal kleine, schilderachtige straatjes. Via ontelbare bochten gaat het steeds verder naar boven, met meer dan eens spectaculaire kloven die het gemoed nog eens extra prikkelen.
De D5 in het dal van de Paillon de Contes voert me via het gelijknamige plaatsje Contes en later Coaraze steeds verder de Zee-Alpen in. Het landschap verandert. De berghellingen werden tot noch toe vooral gesierd door droge Mediterrane vegetatie en olijfbomen, maar hoe hoger ik kom, des te groener het wordt. Het eerst noch wat schuchtere bos wordt dikker en dikker. Ik passeer Peïra-Cava, een wintersportdorp met een bijna Beierse ambiance. Niet veel later verandert de straat in een soort van panoramatoneel met zicht op de schitterende bergen. Ik kom in de buurt van de drieduizenders van het Mercantour nationaalpark, met de meest markante toppen van de Zee-Alpen. Na het overwinnen van de 1.607 meter hoge Col de Turini eindigt mijn tocht in noordelijke richting. Het vizier gaat richting het westen, waarna de afdaling richting La Bollène-Vesubie wordt ingezet. Na een wederom bochtige, maar ook snelle passage het dal in kom ik uiteindelijk uit in Saint-Martin-Vésubie. Veel tijd om een beetje tot rust te komen is er niet, want al snel dient zich weer een fikse portie bergwegen aan, die me naar de 1.500 meter hoge Col Saint-Martin leiden. De mooiste weg van de dag volgt echter een kleine twintig kilometer later, en wel in de vorm van de kleine, maar o zo mooie D30 van Saint Sauveur-sur-Tinée omhoog naar Roubion. Dan weer door een tunnel, dan weer langs een metershoge rotswand, dan weer onder een spectaculaire overhang door. En dan diep onder me het waanzinnige mooie ravijn. En dan Roubion. Wie bouwt in godsnaam een dorp in een zo’n bijna ontoegankelijk gebied? Het moeten haast wel motorrijders zijn, die dan dagelijks deze droompiste kunnen afrijden om een paar boodschappen te doen.
Na de Col de la Couillole gaat het weer eens naar beneden. En hoe! De Gorges du Cians staat bekend als één van de meest indrukwekkende Alpenkloven, en terecht. Rood als de Grand Canyon, maar nog veel bochtiger. Bovenal echter gezegend met een werkelijk geniale weg die zich door de kloof worstelt. Het was al een dag vol contrasten, maar dit voegt nog eens een extra dimensie aan alles toe. In een paar honderd kilometer ben ik getrakteerd op palmen, zee, droge vegetatie, groene bossen, Beierse ambiance, Alpenpanorama’s, waanzinnige bochten en nu dit. Een rijdag kan eigenlijk niet beter. Maar we gaan wel een poging wagen morgen!
De eerste kilometers van de dag voeren langs de Var door het gelijknamige dal richting Entrevaux. Drie eeuwen lang lijkt de tijd hier stil te hebben gestaan, het plaatsje oogt nog altijd als een bergdorp uit de Middeleeuwen. Na Entrevaux gaat het over de slingerende D911 en D221 naar het zuidelijker gelegen Saint-Auban. Het is bijna niet te bevatten hoe desolaat en verlaten deze regio is. Vlak voor de plaats dient zich met de Clue de Saint-Auban wederom een schitterende kloof met overhangen, tunnels en indrukwekkende rotspartijen aan. Na het bedwingen van de 1.430 meter hoge Col de Bleine bereik ik uiteindelijk het dal van de Loup. Maar niet voordat ik de meest bekende kloof van de regio, de Gorges du Verdon, heb mogen ervaren. Ondanks dat de route me ver van de kust de Haute Provence in voert, maak ik deze ‘omweg’ met plezier. De met 700 meter diepste kloof van Europa is namelijk niets meer of minder dan een droomroute. Bij Castellane stuur ik de befaamde route (de D952) op en volg eerst de gelijknamige rivier. Dan gaat de weg de hoogte in en biedt een blik op dat waar het hier eigenlijk om draait: de Grand Canyon du Verdon. Een waanzinnige hoogvlakte plateau met ver in de diepte de rivier die zich als een klein, azuurblauw lint tussen de rotsen door wurmt. Zo prachtig, dat je er bijna stil van wordt. Maar de GS wil verder, heeft nog steeds niet genoeg van het enerverende omgooien. Het baasje ook niet, maar die is wel toe aan een pauze inmiddels. Ik sta op de Pont de Galetas en tuur naar de talloze bootjes onder me. Het is heerlijk warm en ik begin een beetje naar water te verlangen.
De volgende dag besluit ik daarom om weer koers richting kust te zetten. Voor het zover is breng ik nog wel een bezoekje aan Grasse, de wereldhoofdstad van de parfumindustrie. En aansluitend volgt een kleine omleiding die me door de George du Loup voert. Slingerend asfalt dat gevoelsmatig door de buik van moeder aarde voert, gelardeerd met fantastische rotssculpturen, verveelt immers nooit. Plaatsjes als Gourdon en Pont-du-Loup maken de beleving vervolgens helemaal compleet.
En dan dient Cannes zich aan. Bekend van het filmfestival, populair onder sterren en de rijken der aarde. Aan mondaine villa’s, hotels en onbetaalbare jachten dus geen gebrek. Ik merk dat ik de zee en zeelucht heb gemist, het ritje langs de boorden van de Middellandse Zee langs Juan-les-Pins en de Cap d’Antibes wordt dan ook met de grootste liefde omarmt. In de haven van Antibes gooi ik even het anker uit. Jachten in alle soorten en maten deinen zachtjes op en neer in het blauwe water. Hoeveel miljoenen liggen alleen al hier in het water? Ontelbaar waarschijnlijk. Mijn kleine eenpitter valt er bij in het niet. Ook prijstechnisch trouwens, voor de goed zeven mille die deze Duitser kost, komt de gemiddelde jachteigenaar nog geen minuut eerder z’n nest uit. En dat terwijl ik met de 34 pk drie werkelijk fantastische stuurdagen heb beleefd. En dat zonder me te hoeven ergeren aan torenhoge liggelden!