Reizen Cevennen, Frankrijk
In mei naar Zuid-Frankrijk? Dat klinkt als een definitief afscheid van de winter. Dat klinkt als zon, warmte en heerlijk ontspannen motor rijden. Kortom, als een uitstekend idee. Maar wees gewaarschuwd, in de bergen van de Franse Cevennen houdt de winter zich hardnekkig lang verscholen.
De allereerste reis van het jaar is altijd weer een bijzondere. Eindelijk weer eens de bagage op de motor pakken en gáán, de enigszins vastgeroeste reflexen weer even tot leven wekken. Heerlijk de zuidelijke warmte ondergaan en vooral even niet meer aan de winter hoeven denken. De Middellandse Zee misschien? “Ach nee,” werpt Brigitte tegen, “daar gaat iedereen al heen. Wat denk je van de Cevennen?” Ver genoeg naar het zuiden wat mij betreft. Bovendien is het gebied gezegend met prachtige wegen, in een conditie waarvan we in deze tijd van het jaar alleen kunnen dromen. Een uitstekende bestemming kortom, ook omdat het op een afstand ligt die kort genoeg is om binnen een dag te overbruggen en lang genoeg om de aanhoudende koudegolf thuis te ontlopen.
Al met al een uitstekend plan. Er is echter nog één horde te nemen: de grote anti-ééncilinder-zone, de autosnelweg dus. Toch willen we het liefst zo snel mogelijk naar Zuid-Frankrijk en dan zijn beurse achterwerken, ondanks verzachtende omstandigheden als een stukje schapenvacht en een wielrennersbroek onder het motorpak, helaas niet te vermijden. Er zit niets anders op dan met de tanden op elkaar bijten en de snelweg op te draaien. Twaalf uur Route du Soleil later rollen we dan eindelijk de Ardèche binnen. Meteen stuiten we op een ons tegemoetkomende karavaan van auto’s. Het lange weekend is voorbij en blijkbaar hebben tienduizenden Fransen de afgelopen dagen hier doorgebracht. De timing kon niet perfecter. Langzaam stromen de campings leeg en op maandagmorgen hebben we de prachtige Zuid-Franse wegen volledig voor onszelf.
We zetten de tent op in St. Martin. Het plaatsje zal als uitvalsbasis dienen om de wegen langs de Ardèche te verkennen op de motor. Heerlijk sturen langs het water. De weg, die alleen al een feest is om te rijden, is des te mooier omdat we ‘m zo goed als voor onszelf hebben. Toch vraagt de route, aangelegd in een door de rivier tot soms 400 meter diep in het kalkachtige gesteente uitgesleten canyon, onze onverdeelde aandacht. De enige manier om de route echt in de vingers te krijgen is een paar keer heen en weer rijden, daarbij beurtelings de aandacht leggen op de schitterende canyon en de ideale lijn. Fantastisch om na de koude winter weer eens in 23 graden onder een wolkenloze hemel te rijden. En dat met vóór ons een uitgestrekte aaneenschakeling van perfecte bochten in een lege weg. Beter dan dit wordt het gewoon niet! Van deze ultieme lichtheid van het bestaan zijn de meeste wegen in de Cevennen echter ver verwijderd. Vooral in de bergen, die we voor morgen op de planning hebben staan. Vaak zijn de wegen daar zo veeleisend en bochtig, dat sportief rijden en tegelijkertijd het landschap bewonderen niet zo’n goed idee is.
Van de Ardèche gaat het naar het nationale ark Cevennes. Opvallende hoe snel de overgang van mediterrane natuur naar ruwe hooglanden verloopt. De witte kalksteen, geurige maquis, wilde tijm, heldere papavervelden en pastelkleurige, vriendelijke dorpjes maken plaats voor sombere, grauwe dorpjes en bijna eindeloze naaldbossen. De kronkelende weg naar boven, die nogal wat vraagt van de schokbrekers, brengt ons bovenop Mont Aigoual. Deze 1.567 meter hoge berg, waar een negentiende eeuws observatorium staat, is in deze tijd van het jaar nog bezaaid met sneeuwvelden. De Mistral heeft de hemel schoon geblazen en dankzij de glasheldere lucht lijkt het wel of de Middellandse Zee en de Mount Ventoux, de witte reus van de Provence, voor het grijpen liggen. De thermometer geeft slechts een schamele 6 graden aan, dus we houden het, ondanks het schitterende uitzicht, bij een korte stop. We spoeden ons naar de warmte van het dal van de Tarn. De smalle rotsdoorgang langs de Tarn geldt als een van de hoogtepunten van de Cevennen. Waar die faam vandaan komt blijft in eerste instantie nog onduidelijk, maar zodra we Florac verlaten duiken we de kloof in en blijkt al snel waar die reputatie vandaan komt. Onder felgrijze overhangende rotsen stroomt de Tarn langs rustieke Middeleeuwse dorpjes en door lichte loofbossen. Hoe is het mogelijk dat zo’n kleine riviertje het voor elkaar heeft gekregen om een 500 meter diepe kloof in het landschap uit te slijten?
Gemoedelijk zwieren we tot aan Le Rozier, waar de rivier de Jonte en de Tarn elkaar treffen. De omgeving hier is niet bijzonder spectaculair, maar het voor ons gespreide bedje in de vorm van de D996, op de bodem van de kloof, is echt een knaller. Na deze schitterende weg besluiten we dat we genoeg mooi landschap hebben gehad voor vandaag en spoeden naar het volgende programmapunt. Met de zon in de rug gewoon rijden! De ééncilinders doen hun werk met verve en het slingerende asfalt voor ons strekt zich uit tot de horizon. Tot aan Florac. Daar sluiten we onze toer af met een rit door de ravijnen rondom de Causse Méjean. Dit kalkstenen plateau is een van die mysterieuze witte vlekken op de Michelin kaart. Is de cartograaf hier gewoon vergeten de straten in te tekenen? We zullen het zien…
De smalle weg die van Florac langs de 500 meter hoge wand omhoog kruipt, trekt ons alleen al vanwege de waarschuwing op de kaart: ‘moeilijke en gevaarlijke weg’. Duizend en één spannende bochten, met slechts een dun muurtje dat de weg scheidt van een diepe afgrond. Verderop een aanzienlijke helling, die heel wat vraagt van de motoren, maar onze Ténéré en Husky Terra weren zich dapper. Voor menig camperbestuurder is deze weg echter de ultieme nachtmerrie!
Eenmaal boven wacht een totaal andere wereld. Zacht glooiende, groengrijze heuvels rollen zich uit tot aan de horizon, begroeiing bestaat uit niets meer dan lage struiken en kale velden. Het doet eigenlijk meer denken aan de steppen van Mongolië of subarctische streken, dan aan een typisch Zuid-Frans landschap. De sombere wolken boven onze hoofden worden door de wind naar het oosten gejaagd. Het lijkt hier opeens een hard en vijandig land, het warme zuiden lijkt lichtjaren verwijderd. Hier wonen op 350 vierkante kilometer amper 500 mensen! Zelfs in IJsland is de bevolkingsdichtheid twee keer zo hoog. Het meest spannende aan een hoogvlakte is altijd de rand, waar de wegen opeens het dal in duiken. Daar krijgen de wegen opeens trekjes van een heuse Alpenpas, al is het asfalt er allesbehalve lakenstrak en niet zelden behoorlijk smal. Meestal kan een auto er net rijden. De bochten zijn echter fantastisch en worden aaneengesmeed tot een lang lint door de natuur. Een omgeving waar de ééncilinders zich helemaal thuis voelen. Hier telt namelijk niet de kracht van het blok, maar veel meer de handelbaarheid van de machine en de rijvaardigheid van zijn bestuurder. We laten de zuigers lekker stampen en de lange veerwegen samen met het lage gewicht verhogen de pret op deze smalle wegen.
De dikke Yamaha Ténéré is bijna een beetje te zelfingenomen, maar ook voor de Husqvarna Terra kan het echter niet lastig genoeg. Opvallend hoe de Italiaanse ingenieurs het zo kalme karakter van het oorspronkelijke BMW-blok hebben opgepept: 59 pk, 180 kilo en een korte overbrengingsverhouding gecombineerd met uiterst wendbaar weggedrag. Een gekruid geheel verpakt in een robuust offroad jasje zonder franje. Hier in de Cevennen voelt deze Terra zich helemaal thuis!
Het bevalt ons hier zo goed, dat we besluiten wat langer te blijven, in plaats van door te rijden naar de Middellandse Zee. Waarom zouden we? Het is daar beneden ongetwijfeld in dit vroege voorjaar prima rijden in een lekker warme omgeving, maar bovenal is het er ook nu al intens druk. Veel liever vergeten we de tijd, rijden kriskras door de bergen en ontdekken mooie wegen waarvan we het bestaan niet wisten en die niet onder doen voor passen in de Alpen. We zien dorpjes waar het lijkt alsof de tijd sinds de Middeleeuwen heeft stilgestaan.
We hobbelen voort over talloze kleine en verkeersvrije straten, niet zelden in een staat die een flinke renovatie vereist. Toch vormen ze de kers op de taart van een bezoek aan de Cevennen. Het is onvoorstelbaar dat blijkbaar alleen Franse motorrijders de Cevennen met een bezoek vereren. Het is overduidelijk dat alle anderen toch weer gezwicht zijn voor een snel bezoek aan de Middellandse Zee, zij blazen maar verder over de Route de Soleil richting het zuiden. Missen deze daardoor deze prachtige motorstreek op een haar na. Ze moesten eens weten!