Reizen Bolivia
Bolivia is een land van extremen, herbergt met het Titicacameer onder meer het hoogste grote bergmeer ter wereld. Een land liggend op grote hoogte, ongerept, met levensgevaarlijke wegen, waanzinnige routes door het Amazone woud en de Andes, een innemende bevolking en rijke geschiedenis. Op twee wielen doorkruisen we dit fascinerende stukje Zuid-Amerika!
Aan de overkant van de tafel zit een lange, dunne oudere heer van Duitse komaf met een wollen Indiana Jones-hoed van Boliviaanse makelij. Hij is een beetje gekleed als de Dr. Jones uit de jaren 50. Klaus nipt aan een lokaal gebrouwen biertje terwijl hij ons zijn avonturen vertelt over zijn rol als Boliviaanse ex-minister van Toerisme gedurende een paar zeer goede jaren. Zijn jonge Duitse herder vermaakt ons allemaal door op de open binnenplaats van het café luidruchtig te spelen met een lege plastic fles. Inmiddels is dit minimaal één keer per week onze ontmoetingsplaats. De coronamaatregelen hier in Bolivia zijn inmiddels een beetje versoepeld, en hoewel we nog steeds niet verder mogen reizen, kunnen we in ieder geval weer af en toe afspreken met enkele lokale vrienden die we in Sucre hebben gemaakt. We ontmoetten elkaar vaak hier in dit hippe, kleine koffietentje genaamd Typica. Het is eigendom van een plaatselijke filmster en legende, die ook nog eens de beste lokaal gebrouwen, ambachtelijke bieren serveert.
Met ons zessen, zijnde Klaus, Frank, een andere Duitse motorreiziger die momenteel semi-voltijds in Bolivia woont, de lokale optometrist Fernando, evenals Pato Hoffman, de eigenaar van koffieshop, Elsebie en ikzelf, verzoeken we nu urenlang de wereldproblemen op te lossen. Klaus’ tijd als minister van toerisme heeft in tal van onvoorstelbare, boeiende verhalen geresulteerd en we hangen allemaal aan zijn lippen. Vooral van zijn enorme kennis over het land en alle bezienswaardigheden kunnen we later natuurlijk de vruchten plukken. Klaus was minister lang voordat sociale media zijn intrede deed. Hij bezocht alle uithoeken van het land, doorgaans in aftandse bussen, oude Russische auto’s en Toyota 4×4’s die die in een museum niet zouden misstaan. De routes voerden vaak over een van de ontelbare ‘dodenwegen’ waar Bolivia om bekend staat. Wegen die na hevige regenval soms dagen of zelfs weken onbegaanbaar zijn.
Tot op de dag van vandaag zijn er nog altijd plaatsen die Klaus op de toeristische kaart heeft geprobeerd te zetten, maar die de doorsnee toerist simpelweg helemaal niet kent. Het is totaal niet duidelijk waarom de Boliviaanse regering de voordelen van het toerisme nooit echt heeft omarmd. Klaus heeft zijn uiterste best gedaan, maar veel baat hebben al zijn inspanningen niet gehad. Het Zuid-Amerikaanse land staat nog altijd als onherbergzaam en onontdekt te boek. De weinige toeristen die er zijn, komen uit Zuid-Amerika zelf. Buitenlanders bezoeken de paar bekende bezienswaardigheden en trekken dan doorgaans snel verder. Misschien is Bolivia ook niet het makkelijkste land om doorheen te reizen. Alleen al het verkrijgen van een visum is een uitdaging op zich. En vervolgens moet je je als reiziger eens in de dertig dagen melden bij een politiebureau voor god weet waarom. Omdat Bolivia bovendien half Amazonegebied en half berggebied is, kan een gewone dag motorrijden zomaar ontaarden in een tergend lange, uitputtende expeditie. En dat, beste mensen, is precies wat reizen op een motor zo enorm enerverend maakt! Omdat je bij toeval mensen of omstandigheden ontmoet die je plannen ten goede veranderen, op dat moment onbewust!
Op de meeste dagen kijken we daarom naar een oude kaart van Bolivia, waarop Klaus een route uittekent langs plaatsen die niet op de kaart zijn aangegeven. En elke keer weer dezelfde opmerking: “Daar moet je heen!” Het zijn er uiteindelijk zoveel, dat we jaren nodig zouden hebben om ze allemaal aan te doen. Wanneer we aangeven graag ook wat dieper het noordelijke Amazonegebied van Bolivia in te willen gaan, omcirkelt hij een kleine plaatsnaam op de kaart. Apolo is de naam van het gehucht, waar zelfs Wikipedia het bestaan niet vanaf weet.
Google kan je nog min of meer naar Apolo leiden, maar meer informatie is er niet beschikbaar. En let op: de reistijd die Google aangeeft, is niet helemaal praktijkconform. Wat de route extra intrigerend maakt, is het feit dat je in een deel van het Amazonegebied komt waar slechts weinig reizigers komen. Op de kaart ziet de weg eruit als een lang gerekt spaghettilint, zowel heen als terug. De weg stijgt tot een hoogte van om de nabij de 4.500 meter en gaat dan het Amazonebekken in op 1.500 meter hoogte. Wanneer je dit even op je laat inwerken, dan weet je dat dit resulteert in waanzinnige landschappen, uitzichten en bergpassen in overvloed.
Het belangrijkste deel van deze expeditie naar Apolo, is echter het Madidi nationaal park. Madidi is nog een van de weinige grote parken, dat nog volledig ongerept is. Het is er moeilijk om binnen te komen vanwege de uitbundige vegetatie, je hebt er zelfs een gids voor nodig. Madidi werd opgericht in 1995 en heeft een oppervlakte van 18.958 km², bijna de helft van Nederland. Samen met de nabijgelegen beschermde gebieden Manuripi-Heath, Apolobamba en het Manu Biosphere Reserve, maakt Madidi deel uit van een van de grootste beschermde natuurgebieden ter wereld. Dat belooft dus veel goeds!
Weken later! Eindelijk zijn alle binnenlandse reisbeperkingen opgeheven en kunnen we vanuit Sucre aan het avontuur naar Apolo beginnen De pandemie dooft langzaam uit en wij zijn de eerste reizigers die er weer op uit trekken. De accommodaties en toeristische trekpleisters ontvangen ons met open armen. Bovendien is ook de lokale bevolking blij om eindelijk weer eens mensen van buiten te ontmoeten.
We rijden terug naar La Paz op 3.600 meter hoogte en trekken dan verder noordwaarts naar het Titicacameer. Het Titicacameer ligt in de Andes Altiplano en is het hoogste grote meer ter wereld. Meer dan 193 kilometer lang en tachtig kilometer breed, het was het centrum van de Inca’s en tegenwoordig ligt het op de grens tussen Peru en Bolivia. De complete lus vanaf het zand ten noorden van het Titicacameer naar Apolo en terug naar Coroico is ongeveer zeshonderd kilometer. Dat klinkt als een gemiddelde dag rijden onder normale omstandigheden, maar dit is Bolivia waar abnormaal qua infrastructuur de norm is, je kunt voor dit soort expedities beter een paar dagen plannen. Onderweg komen we een groep motorrijders uit La Paz tegen, die alleen maar hun hoofd schudden en vragen waarom we daarheen willen. Het is immers langzaam rijden, over vuile wegen en buiten de Amazone is er niets te zien. Nou, laat dat nu precies de bedoeling zijn, we rijden namelijk graag over spannende wegen. Ze kunnen ons helaas geen informatie geven over de toestand van de weg, zelfs niet nadat ze een paar vrienden hebben gebeld. Mara goed, het zal allemaal wel loslopen.
Wat we vooraf niet weten is dat de zeshonderd kilometer lange lus uiteindelijk een van de langste onverharde bergpassen zouworden, die we ooit gereden hebben. Ik waag een gokje en durf zelfs te beweren dat het waarschijnlijk in de top tien van langste onverharde bergpassen ter wereld staat. Het is zelfs mogelijk de route uit te breiden tot duizend kilometer door meer naar het zuiden te rijden. Ook daar is alles namelijk onverhard, alleen hield de zware regenval dat helaas tegen. Rivieren oversteken bleek onmogelijk toen we eenmaal in Coroico waren.
De zandwegen waren voornamelijk fesh-fesh, stof of juist absolute modder wanneer het regende. De eerste rijdag is zoals verwacht al een beproeving, duurt onnoemelijk lang. Een groot deel van de rit voert over smalle stukken langs de rand van de berg, met haakse bochten die elkaar opvolgen en uitzichten tot in het oneindige. Rijden over de top van de wereld, zo kun je deze rijbeleving het beste omschrijven. Helemaal met het uitzicht over de hoogste delen van de Altiplano op 4.500 meter hoogte. De Altiplano, ook wel collao of Andesplateau genoemd, is de meest uitgestrekte hoogvlakte op aarde buiten Tibet. Het verblijf hier tijdens de pandemie blijkt uiteindelijk een klein voordeel, omdat we zo kunnen wennen aan de hoogte. Maar toch, afstappen en inspanningen verrichten doen de longen nog steeds piepen om verlichting.
Vlak voor zonsondergang, met stof bedekte gezichten en doodvermoeid, zien we ver beneden ons in de verte het kleine dorpje Charazani liggen. Strak ingeklemd tussen de bergen. Het lijkt een hink-stap-sprong, maar toch duurt het meer dan een uur om via steile afdalingen vol bochten naar het enige hotel in Charazani te komen. Het blijkt een charmant dorpje met een plein, één hotel, piepkleine winkeltjes die de meest noodzakelijke levensmiddelen verkopen en brandstof uit vuil bevlekte containers. Precies alles wat we nodig hebben!
De volgende dag staan we enige tijd buiten een winkel te wachten op brandstof. Uiteindelijk kunnen we pas om negen uur weg, veel later dan gepland. We weten inmiddels uit ervaring dat het weer een lange dag gaat worden. Naar onbekende plaatsen over onbekende wegen, betekent vroeg op pad. Het onverwachte ligt namelijk altijd op de loer: lekke banden, aardverschuivingen, afsluitingen, regen die wegen in rivieren verandert en rivieren die oceanen worden.
Vandaag blijkt geen uitzondering, het wordt een opwindende, lange rit. Bij de afdaling naar het Amazonegebied transformeert de vegetatie tot weelderig groene bossen. Boomtakken hangen over de weg, in de verte watervallen ter hoogte van wolkenkrabbers. Het stof verstikt ons nog steeds, de hitte en vochtigheid dwingen ons bovendien vaak tot stoppen om rust te nemen en de dorst te lessen. En zo gaat het van bitter koud op de Altiplano naar bloedverziekende hitte. Er komt geen einde aan de passen, de ene bocht na de andere voert ons berg op en berg af. Het voelt bijna als een geestverruimende ervaring, zonder dat we er spul voor in hoeven te nemen…
Uiteindelijk komen we bezweet en onder het stof aan in Apolo, waar een vriend een kamer voor ons heeft geregeld in een klein hotel aan de rand van de plaats. We zijn net op tijd, de moeder van alle regenbuien is op komst en vier dagen lang regent het onophoudelijk. We moeten de bui hier uitzitten, maar het is allesbehalve een straf om tijd door te brengen met de plaatselijke bevolking. Toch moeten we wel weg, ook omdat er geen geldautomaten zijn in dat deel van de wereld en we inmiddels bijna door onze contanten heen zijn. Al stelt onze hotelgastheer voor dat we hem terugbetalen wanneer we terug zijn in LaPaz. Heerlijk dat vertrouwen!
Het geplande bezoek aan Madidi National Park gaat helaas de mist in. Er is simpelweg geen enkele mogelijkheid om er te komen. De nekelbaanswegen die erheen voeren zijn door de regen nauwelijks begaanbaar, zelfs niet met een 4×4. Normaal mag je met motor maar een kleine afstand afleggen, en alles wat je vervolgens te voet wilt doen, moet dan onder begeleiding. .
De lokale inwoners zijn zo blij weer eens iemand van een ander continent te zien, dat ze ons als troostprijs meenemen op een motorrit naar het ‘brein van de Inca’. Het klinkt exotisch, maar is gewoon een enorme rots die op een menselijk brein lijkt. Het uitzicht over het bekken en de Amazone daarentegen is een lust voor het oog en maakt de dag toch nog goed.
De weg terug schijnt net zo bochtig en langzaam te zijn als de heenweg. Met als bonus een mijnstadje ergens halverwege. Bij vertrekt waarschuwt onze gastheer het rustig aan te doen, want de weg is slecht. Vol modder, kruist meerdere rivieren en er vinden vaak aardverschuivingen plaats. Hij blijkt geen ongelijk, het kost ons twee dagen om ongeveer driehonderd kilometer af te leggen. Een eenbaansweg met nauwelijks ruimte om tegenliggers te passeren, zelfs niet op de motor. Een paar keer staan we met open mond te wachten tot een bulldozer met een dieplader zich een weg omhoog of omlaag baant over een modderige helling, die de wetten van de fysica tart. Gelukkig is er met een motor altijd een paar centimeter ruimte om te passeren, anders zouden we hier gewoon vast zitten. Het gevaar waaraan deze mannen blootstaan voor loon en werk, is domweg niet te bevatten.
We doorwaden met de nodige moeite verschillende rivieren, tot we bij een echte rivieroversteekplaats komen. Lompe, magere lange houten boten zijn aan elkaar gebonden tot één geïmproviseerde schuit. Om op het gammele ding te komen, moeten we onze fietsen over een dunne plank laveren. Met weinig ruimte liet Elsebie haar motor gedeeltelijk van de schuit vallen en het duurt even voor we met hulp van de motor weer omhoog krijgen.
Er wordt veel gezegd en gesproken over ‘dodenwegen’ in de wereld. In Bolivia kun je de term letterlijk nemen, toch maken ze er hier veel gebruik van, omdat ze simpelweg niet anders kunnen. Ze riskeren hun leven om ergens te komen. Er is bijna niets in de kleine dorpen. Een arts, tandartsen of andere elementaire levensbehoefte is vaak niet zomaar een snelwegritje verwijderd. Het kan dagenlang reizen zijn in een kleine, benauwde en doorgaans aftandse taxi of bus, waarbij je je leven letterlijk in handen legt van de chauffeur.
Soms krijg je niet alles wat je wenst. Wij kregen het Madidi-park niet te zien, maar zijn desondanks getrakteerd op een hartveroverende, bedwelmende roadtrip van zeshonderd kilometer, die zonder meer in onze eigen reis top tien terecht komt. Eén lange bergpas door een prachtig, onevenaarbaar landschap, daar past maar één woord bij: episch!