Reizen Bhutan
Het kleine koninkrijk Bhutan ligt middenin de krankzinnig indrukwekkende Himalaya. Een prachtig land verzadigd met authentieke gebruiken, gigantische bergtoppen en de bijna magische boeddhistische cultuur. Dat alles ervaren vanuit het zadel van een Royal Enfield is een garantie voor succes. Zonder twijfel!
Het is anders. Alles hier is anders. We zijn net op het brandschone vliegveld van Paro aangekomen en verbazen ons direct al over de douanecontrole. Een vriendelijke jongeman in een bruine badjas en geruite kniekousen stempelt de visa in onze paspoorten en wenst ons een inspirerende reis. Zoals de meeste mannen draagt hij het nationale kostuum Gho, dat veel sympathieker oogt dan de respect eisende gewone uniformen die we hier in Europa kennen. We leren snel hoe anders Bhutan is. Er ligt nergens vuilnis, de rivieren zijn kristalhelder, de nette huizen zijn versierd met uitvoerig houtsnijwerk, de weinige auto’s rijden langzaam, niemand toetert, alles lijkt goed georganiseerd en functioneert. Kortom, het complete tegendeel van de chaotische, vuile en lawaaierige buren Nepal en India. Een cultuurschok kan ook positief uitvallen klaarblijkelijk.
De volgende ochtend vroeg staan er vijf zwarte Royal Enfield Himalayans voor het hotel geparkeerd. Speciaal voor ons geprepareerd door Khandu, gids en organisatietalent van motorreisorganisator TUSK. Dat is een noodzakelijk kwaad trouwens, zonder een plaatselijk bureau is een reis door dit prachtige koninkrijk namelijk niet mogelijk. Eindelijk zijn we onderweg. De Enfields maken het ons gemakkelijk, ontspannen zitpositie, eenvoudige techniek en een machtige 24 pk. Horen we daar iemand lachen? Beste mensen, in Bhutan mag je maximaal 50 km/uur rijden, al wordt 60 km/uur ook nog getolereerd. Maar harder, nee. Dus wat heb je dan in hemelsnaam aan 136 pk, elektronische vering, multi-instelbare tractiecontrole en bluetooth-connectivity? Helemaal niets inderdaad. Hou het simpel is daarom nu het devies.
En zo rollen we uiterst gemotiveerd naar het eerste hoogtepunt van deze reis. Via ontelbare krappe bochten in een ondoorzichtig dennenbos zetten we koers naar de ijskoude Chele La, waar de GPS 3.810 hoogtemeters aangeeft. Het is meteen ook de hoogste pas van het land, versierd met zowel gekleurde als witte gebedsvlaggen. Ver naar het noorden doemt de machtige 7.314 meter hoge Jomolhari op, geflankeerd door andere gletsjerreuzen van de Himalaya. Een fantastisch panorama. Zo’n kraakhelder zicht krijg je hier enkel in de late herfst. De Jomolhari werd vijftig jaar geleden voor het laatst beklommen. Eén expeditie overleefde de uitdaging, de tweede bleef voor altijd achter op de flanken van de reus. Daarna verbood de koning elke verdere poging om een van de hoge bergen te bedwingen. Basta!
Aan onze verbazing lijkt geen eind te komen. Is het niet over de kalme en defensieve rijstijl van de Bhutanezen, dan is het wel over een immens gouden Boeddhabeeld van 50 meter hoog in de buurt van de hoofdstad Thimphu. Of over vier niet functionerende geldautomaten, waardoor we in plaats daarvan honderd dollar moeten wisselen in een kleine achtertuinwinkel, waar we 7.100 ngultrum voor krijgen. En hebben we het al over de nationale sport boogschieten gehad, of de anekdote verteld over de enige twee verkeerslichten in het land? Die werden al snel weer verwijderd nadat ze ‘te onpersoonlijk’ werden gevonden. Sindsdien wordt het verkeer weer geregeld door politieagenten.
Ten oosten van Thimphu dunt het toch al schaarse verkeer nog verder uit. De pas is vers geasfalteerd en de weg kronkelt in perfecte bochten omhoog naar Dochu La, op 3.150 meter hoogte. De top van de pas is versierd met 108 witte en rode stupa’s, een tempel en een café. Van hieruit heb je een waanzinnig uitzicht op de verre besneeuwde bergen op de grens met Tibet. Kortom alles wat een pas nodig heeft, inclusief een grandioze afdaling. Bijna tweeduizend meter naar beneden richting de warmte van de Punakha-vallei. Daar, waar de Vader- en Moederrivier samensmelten, parkeren we de Enfields voor een machtige dzong. Dzongs zijn een combinatie van kasteel en klooster. Ze waren eeuwenlang onneembaar en vormden zo het centrum van de spirituele en wereldlijke macht.
De 350 jaar oude dzong van Punakha verbaast ons alleen al met zijn enorm imposante verschijning. Hoe machtig zijn de muren, hoe hoog de torens. Het bouwwerk oogt nog indrukwekkender gezien vanaf de grote binnenplaats. De spirituele sfeer geeft je bijna kippenvel. Monniken scharrelen door schemerige gangen en vreemde geluiden van pauken en hoorns, samen met gezang van monniken die hun mantra’s prevelen, klinken uit de rijk met houtsnijwerk versierde tempel. Het is zo magisch dat we de tijd vergeten. Wanneer het al schemert dringt het tot ons door dat Khandu, die bij de motoren is gebleven, waarschijnlijk al in slaap is gesukkeld.
Op weg naar het oosten wordt het nóg eenzamer op de weg. Misschien dat we een auto of vijf per uur tegenkomen, meer zeker niet. Af en toe een Toyota bus, die met moeite de volgende heuvel beklimt. Een gemakkelijke prooi voor de Enfields, die de 24 pk’s uiterst doeltreffend weten te mobiliseren. De volgende pas is nooit ver weg in Bhutan en het exemplaar waar we het vizier nu op hebben gericht, draagt de prachtige naam Pele La. De technische gegevens: 3.420 meter hoog en dik tweeduizend meter hoogteverschil over 55 kilometer. De emotionele gegevens: wat een geweldige route! Rijplezier in zijn meest pure vorm. Op naar het hoogste punt, waar de kristalheldere decemberlucht ons opnieuw een verbazingwekkend uitzicht verschaft op de ijsreuzen van de Himalaya. De Enfields vinden deze hoogte helemaal niet erg. Waarom zouden ze ook, ze dragen niet voor de niets de naam Himalayan toch? Nou dan!
In een enigszins semi-bevroren toestand bereiken we het hotel in Jakar. Hier op 2.600 meter hoogte zijn de nachten ijzig koud. ‘s Avonds scharen wij ons daarom dicht rond de tafel, waaronder een mobiel elektrisch kacheltje een vleugje warmte uitstraalt. En Khandu vertelt weer prachtige verhalen over lokale en nationale gebruiken annex bijzonderheden. Televisie is bijvoorbeeld pas twintig jaar beschikbaar in het land. Roken in het openbaar is verboden, evenals de handel in tabak. Het bruto nationaal geluk is voor de Bhutanezen belangrijker dan het bruto nationaal product. De koning voerde in 2006 de democratie in, tegen de wil van het volk in notabene. Hoe dan ook, het volk adoreert de koning veel meer dan de regering. En waarom zijn sommige huizen versierd met een enorme fallus? Nou, het zou vruchtbaarheid symboliseren en beschermen tegen boze geesten. Ach ja, baat het niet, dan schaadt het niet!
Een nieuwe dag. De koninklijke etappe naar Mongar en een dikke laag rijp op de Enfields liggen voor ons. Er staan ons weer koude handen en voeten in het vooruitzicht, er staan namelijk twee zeer hoge passen op het programma. Vanaf de eerste, de Shertang La, kunnen we ons vergapen aan de immense zuidwand van de Kanghar Punsum, met 7.570 meter de hoogste nog nooit beklommen top ter wereld. Plots wordt de weg slecht, oud, zeer verweerd asfalt dat is aangetast door het gure klimaat en het weinige verkeer. Harde randen en diepe gaten tekenen de evolutie terug naar het oude karrenspoor. De erbarmelijke staat van het wegdek leidt ons in ieder geval af van de kou. Voor zolang het duurt althans. Wanneer we omhoog klimmen naar Trumshing La, verbazen we ons eerst over de witte, bevroren dennen, en vervolgens over de al even witte piste. Uiterst voorzichtig balanceren we naar de top van de pas, op 3.750 meter hoog en bedekt met verse sneeuw. Niets is hier idyllisch, helemaal niets. We spoeden ons dus naar de langste en spectaculairste afdaling van het land: 95 kilometer en 3.190 meter hoogteverschil later bevinden we ons in een totaal andere wereld. Een wereld waar het kwik een aangename 22 graden Celsius aantikt, compleet met een dichte subtropische vegetatie, groene terrasvormige velden, bloeiende kerststerren en apen die in machtige bomen klimmen. De Enfield laat zich hier ook van een merkbaar sterkere kant zien. Zuurstof brengt kracht, zo blijkt maar weer!
Het extra vermogen komt trouwens goed van pas, want de bijna nieuwe weg naar Mongar, doorspekt met uitdagende haarspelbochten, is een perfect klimparcours. Uiterst prettig dat de Himalayans over ruim voldoende hellingshoek beschikken, dat hebben we hier wel nodig. Pure vreugde dit. Zelfs Khandu grijnst wanneer we het hotel in Mongar bereiken, hij heeft zelfs nog wat complimenten voor Andrea paraat, de enige vrouw in het gezelschap. “Je rijdt als een man!” Motorrijdende vrouwen, zeker van Andrea’s kaliber, zijn duidelijk nieuw voor hem. Laat hem ook eens verbaasd zijn.
We zijn inmiddels in het oosten van het land aangekomen. Het landschap is zachter en veel groener, het klimaat warmer. Zelfs nu in december is het nog meer dan 20 graden. Uitstekende omstandigheden kortom voor onze laatste etappe naar Trashigang. Een prachtige authentieke plaats met traditionele huizen. Eigenlijk willen we de volgende ochtend alleen maar het dorp bekijken, maar zien dan veel mensen in mooiste feestkostuums allemaal in dezelfde richting lopen, naar de dzong. Wat is daar aan de hand?
Nieuwsgierig als we zijn volgen we de mensen de dzong in. Het jaarlijkse festival tsechu genaamd, is in volle gang. Honderden mensen zitten dicht opeengepakt rond de versierde binnenplaats van de 350 jaar oude dzong. Verklede mannen, met hun gezichten verborgen achter artistiek gesneden maskers, spelen en dansen pantomimeverhalen en worden daarbij begeleid door luide inheemse muziek. We begrijpen er niets van, maar het publiek kijkt uiterst geboeid toe. Wat een intense en vreemde sfeer. We voelen ons wel vereerd. Het is immers een enorm geluk – of goed karma – om deze traditionele tsechu te mogen bijwonen. Als de enige toeristen ook nog. Is dit het hoogtepunt van de reis? Zou zomaar kunnen.
Op de terugweg naar Paro zit de winter ons dicht op de hielen. De zon laat zich maar af en toe zien en op de hoge passen is er permafrost. Beekjes zijn veranderd in een ijsbaan en de in de knoestige dennen bevroren nevelwolken maken de omgeving tot een soort van winter wonderland. We bibberen ons een weg naar onze eindbestemming. Zeshonderd kilometer later parkeren we de Enfields bij het hotel in Paro. Ze hebben het meer dan goed gedaan, hebben alle ontberingen probleemloos overwonnen. Die nacht valt de eerste sneeuw, de timing had niet beter kunnen zijn. Eén belangrijke bestemming moet echter nog komen, het meest beroemdste klooster van het land: Taktsang, ook wel Tijgernest genoemd. Dat ligt echter op 3.150 meter boven de zeespiegel, hoog in de wolken. We geloven in een goed karma en beginnen vol overgave aan de uitdagende wandeling. In de ijzel hijgen we ons weg omhoog over een modderige pad, dat twee uur lang steil de hoogte in loopt, 550 meter omhoog om precies te zijn. En we worden beloond, want voor een paar minuten breken de wolken open en ontdekken we het witte klooster, dat zich brutaal vastklampt aan de verticale rotswand, bepoederd met verse sneeuw en omgeven door mist. We zijn weer sprakeloos van verbazing. Is hier tovenarij in het spel? Misschien wel, het koninkrijk van geluk is altijd bijzonder, vaak zelfs magisch!