+ Plus

Reizen Australi

We zitten in Tibooburra, ergens in de verlatenheid van de Australische Outback, volledig ingesloten door een dorre rode woestijn. De plaats bestaat letterlijk uit een hoofdstraat met wat huizen, een garagehouder die tevens de plaatselijke cafetaria runt en uiteraard twee pubs, waarvan een ook als hotel dient. We zitten hier al drie dagen, het is plotseling gaan regenen en dat betekent dat alle toegangswegen, allemaal onverhard, zijn afgesloten. Zodra er een weg wordt opengesteld gaan we weer op pad, welke richting maakt niet uit. Het toeval bepaalt onze route, de beste manier om te reizen…
Redelijk zenuwachtig gaan we op pad naar de loods van de vervoerder in Sydney, waar onze motoren zijn aangekomen. Een aantal weken geleden hebben we ze voor het laatst gezien toen de deuren van de container in Rotterdam zich sloten. De douane van Australië staat er om bekend enorm moeilijk te doen, wanneer er ook maar iets niet in orde blijkt. En dan kan variëren van verkeerde begeleidende papieren tot restjes aarde die onder een spatbord zijn meegelift. Dan kan het maar zo zijn dat men besluit de motoren vast te houden of te laten reinigen, dat laatste uiteraard tegen een aardig hoog prijsje. Tot onze grote opluchting staan de motoren echter uitgepakt en wel in het ochtendzonnetje te blinken en mogen we zo wegrijden. Een uitstekend begin van wat ongetwijfeld een groot avontuur gaat worden! We verlaten Sydney in de stromende regen met als doel de desolate Outback, waar we de komende weken zullen vertoeven. Zoek in het woordenboek Outback op en je krijgt de volgende verklaring: ‘rimboe of afgelegen gebied, regio’s die ver van de bewoonde wereld liggen’. Een treffende omschrijving zo lijkt het, want ook op de kaart ziet het eruit als een gebied van grote leegte, met slechts her en der een paar stipjes die dorpjes moeten voorstellen. Omdat grote gedeeltes van onze route over onverhard voeren, hebben we de motoren voorzien van Conti TKC 80 noppenbanden, en dat is in deze stromende regen erg wennen. Qua sturen, maar ook door het lawaai dat ze produceren. De buitenwijken van Sydney maken al snel plaats voor uitgestrekte eucalyptus bossen, die de lucht normaal gesproken een soort blauwe gloed geven, vandaar de naam Blue Mountains. Op dit moment is de lucht echter vooral grauw en besluiten we daarom maar snel door te rijden. Het uitzicht is toch nihil. Rond het middaguur breekt dan eindelijk de zon door en wordt het ook snel warm. We rijden langs uitgestrekte wijngaarden, over groene heuvels en onder een hemel met duizenden kleine wolken zo ver het oog reikt. Allemaal volledig bewegingsloos, alsof ze zich verwonderd afvragen waar die negen motorrijders toch naar toe gaan. De volgende ochtend in Bourke worden we al vroeg gewekt door een concert aan vogelgeluiden. Papagaaien, kaketoes, eksters, het is een waar staccato dat de nieuwe dag verwelkomt. Het is nog maar zeven uur en de temperatuurmeter op de motor geeft al een bijzonder aangename 27 graden aan. Dat belooft nog wat voor de rest van de dag. Even buiten de plaats stuiten we op een bord, ‘Welcome to Bourke, gateway to the real Outback’ meldt het. Al na vijf kilometer verandert het asfalt in gravel en schakelen we het ABS uit. Vanaf nu willen we zelf de volledige controle over de remmen hebben. De komende 304 kilometer zal de ondergrond continu veranderen, van gravel tot los zand tot stenen en rotsen. En dat in de meest bizarre kleuren rood die je je kunt voorstellen. In feite zie je niets anders dan een rode streep waar je overheen rijdt het landschap in tweeën splitsen, aan de zijkanten geflankeerd door groen spinifex gras en wat acacia bomen. En dat alles onder een staalblauwe hemel. Wat een kleurenspektakel! Waar we dan trouwens niet zoveel van kunnen genieten, omdat we drukker bezig zijn met op de weg letten dan om ons heen kijken. Je merkt ook dat je de weg moet leren ‘lezen’, zodra de kleur rood iets verandert, weet je dat ook de ondergrond wisselt. Grind gaat dan bijvoorbeeld over in zand, waar je vervolgens met een snelheid van tachtig tot honderd kilometer per uur induikt. De eerste keer best schrikken, aangezien de motor alle kanten op zwaait, maar na een paar keer weet je dat het simpelweg een kwestie is van het gewicht iets naar achteren verplaatsen zodat het voorwiel wat makkelijker z’n weg kan zoeken. En vooral gas blijven geven! Wat volgt is een stofwolk van jewelste, en als ik voor de zoveelste keer geen hand meer voor ogen zie omdat ik te dicht op mijn voorganger zit, laat ik me wijselijk wat afzakken. Al vrij snel rij ik alleen op het pad en zie de eerste kangoeroes wegspringen. Het Australië gevoel is nu helemaal compleet. Tot nog toe beperkte het aanbod kangoeroes zich enkel tot ontelbare kadavers op en langs de weg, voor de verandering dus best leuk om ze nu eens een keer springlevend te zien. De beesten hebben de neiging om vooral in de avond midden op het nog warme asfalt lekker bij te kletsen en worden door de koplampen van aanstormende trucks, auto’s en motoren verblind. Skippy schijnt dan te denken ‘als ik stil blijf zitten, zien ze me vast niet’, iets dat het grote aantal kadavers verklaart. Na 180 kilometer komen we aan in Wanaaring. Het is 11.00 uur en de temperatuur is inmiddels gestegen tot ferme 38° wanneer we aan de enige pomp in de dorp benzine halen. De pompbediende vertelt dat veel motorrijders hier stranden omdat ze het te zwaar vinden. Of ze moeten door de Flying Doctors worden opgepikt, die binnen veertig minuten ter plekke kunnen zijn. Fijn vooruitzicht wel. Uitgehongerd bekijken we de menukaart, die er weinig twijfel over laat bestaan wat de lokale specialiteit is. We kunnen kiezen uit: warme pastei, koude pastei, pastei met ketchup of pastei zonder ketchup. Ach, je kunt ook niet te kieskeurig zijn hier. De waterzakken zijn weer volledig gevuld, als we op pad gaan voor de resterende 124 kilometer. Het kwik is inmiddels nog verder gestegen en stagneert bij een trotse 43,5°. Het is een prachtig spel tussen mens en motor, maar bovenal is het keihard werken. En bij deze temperaturen drink je zo drie liter water weg. Elk jaar sterven eist de Outback weer de levens van diverse toeristen die volledig onvoorbereid op pad gaan. Het gebied kent geen genade, moet je bij pech dagen wachten op hulp, zonder water bij je te hebben, dan is het over. We kennen de verhalen en zijn dan ook extra goed voorbereid op pad gegaan, met veel water, extra benzine en een satelliet telefoon. Wanneer we aan het einde van de dag Tibooburra binnenrijden is de hemel felrood gekleurd door de ondergaande zon en worden onze motoren begeleid door lange schaduwen aan de zijkant. Een gevoel van triomf overheerst en dat moet natuurlijk gevierd worden met het eerste koude biertje van de dag. Die nemen we na intrek in het Tibooburra hotel, gebouwd in 1882 tijdens de goudkoorts die hier even heerste. We konden toen nog niet weten dat we hier drie dagen vast zouden zitten… Ergens midden in de nacht schrik ik wakker van een geluid dat onweer doet vermoeden. Maar dat kan toch niet? We zitten midden in een van de droogste gebieden op aarde. Als ik naar buiten kijk zie ik dat de regen met bakken uit de inktzwarte hemel valt. Het noodweer zal uiteindelijk, met tussenpozen, drie dagen aanhouden, en omdat alle toegangswegen onverhard en dus onbegaanbaar zijn, worden ze afgesloten. Er valt niet over te rijden en wie het toch probeert riskeert hoge boetes, te betalen per wiel. Keerzijde is natuurlijk dat ongeplande voorvallen als deze doorgaans de mooiste herinneringen opleveren, in dit geval in de vorm van een paar dagen lekker relaxen en onderhoudende gesprekken met de lokale inwoners, evenals bizarre ontmoetingen. In dit geval met ene Mark Wosley, erkend zonderling, die letterlijk op de laatste restanten van de velgen van zijn auto kwam binnenrijden. Twee lekke banden (nadat het reservewiel al was gebruikt) lieten hem geen andere keus dan door te rijden. Niet dat zijn portie ongeluk daarmee ten einde was, want er volgden ook nog aanrijdingen met respectievelijk een wilde hond en een Emu (struisvogel). Aan het eind van de middag, na gedane arbeid, komt iedereen naar ons hotel, dat ook als pub fungeert. Ranchers, schaapscheerders, jackaroos (Australische cowboys) en andere mensen van diverse pluimage verzamelen zich rond de bar en op de veranda. Waar zouden de Aussies toch zijn zonder hun zo geliefde pub? Als een appeltaart zonder appel … Allen zijn behoorlijk verbaasd, we oogsten wat dat betreft behoorlijk wat respect, wanneer ze horen dat we hier als buitenlanders op de motor zijn gekomen, in een gebied waar 98% van de Australiërs zelf nog nooit is geweest. Als de weg weer is opengesteld, nemen we als vrienden afscheid van het dorp. Het pad is gedeeltelijk opgedroogd en niet overal spekglad meer, maar in de lagere gedeeltes moeten we soms nog door diepe plassen banen. De combinatie van smerig water met los rood zand levert een aardig schouwspel op, voor zowel mens als motor. Bij die laatste kunnen we na een tijdje enkel nog met de grootste moeite een klein stukje van de originele witte kleur ontwaren, en zelf zijn we er al niet veel beter aan toe. We weten ineens waar de term ‘roodhuiden’ vandaan komt. Na 300 kilometer rijden is de eerste slaapgelegenheid een roadhouse genaamd Nocundra, dat echt in the middle of nowhere zit. We hadden onze aankomt al telefonisch doorgegeven, het is de enige slaapplek in de wijde omgeving, maar de eigenaren hadden niet gedacht dat we ook daadwerkelijk zouden komen. Wat mij altijd zal bijblijven is de ondergaande zon aan de ene kant en de opkomende volle maan aan de andere. De ultieme vrijheid, zo voelt het in ieder geval. Waar je in heel Australië voor moet oppassen zijn de tegemoetkomende reusachtige roadtrains. Deze vrachtwagens, met soms tot wel vier opleggers, zijn in hun meest extreme verschijning tot wel 55 meter lang en hebben een remweg van anderhalf tot twee kilometer. De ongeschreven regel is dat deze monsters altijd voorrang hebben, dus zodra er een road train aankomt, duik ik direct het asfalt af de berm in. De vrachtwagen mogen en kunnen ook de dorpen niet in, daarom worden ze gelost op speciale parkeerplaatsen waar de wagens ook weer kunnen keren. Op een dergelijke parkeerplaats praat ik met Cooper die net zijn wagen controleert. De aanhangers zitten vol koeien die hij naar het zuiden moet brengen. Op mijn vraag of hij zijn werk leuk vindt, antwoordt hij: “Sure mate, it’s a way of life”. Typerend voor de bevolking, die bijna altijd positieve, bovenal vriendelijke instelling. Altijd joviaal, behulpzaam en bereid tot een praatje. Als we de ‘dingo fence’ passeren weten we dat we van Queensland weer naar New South Wales rijden. De dingo fence is een 5.320 kilometer lang hekwerk, gebouwd tussen 1880 en 1885 om de schapen in het zuidelijke deel van Australië te beschermen tegen dingo’s. We merken gelijk dat we in een gebied zijn aanbeland waar de grote boerderijen heer en meester zijn. Deze ‘stations’ zijn soms wel 100.000 hectare groot en al het vee loopt los over glooiende velden. Slechts eens per jaar worden de wilde kuddes samengedreven door jackaroos, waarbij niet alleen paarden, maar ook motoren en helikopters worden ingezet. Dat de waarschuwingsborden hier niet voor niets staan, merk ik al snel als ik vol in de remmen moet voor een kudde overstekende koeien, die wordt aangevoerd door een enorme Brahmaanse stier. Een botsing met een kangoeroe zou ik nog wel aankunnen, maar dit…. De temperaturen zijn gelukkig niet meer moordend heet, iedere dag kamperen we daarom in de prachtige nationale parken. Uitgerust met enkel een ecotoilet slapen we midden in de natuur, wassen we ons in de rivier en maken het eten klaar op de gloeiende kolen van het kampvuur. De natuur geeft ons ook les, want wie na een nacht slapen argeloos in zijn motorlaarzen stapt, die buiten de tent hebben gestaan, wacht een glibberige ervaring. Grote felgroene kikkers schijnen dit een prima slaapplaats te vinden. De dagen die volgen vormen een combinatie van offroad pistes afgewisseld met stukken over prachtig asfalt. Glooiende groene heuvels gaan over in uitgestrekte eucalyptus wouden, haarspeldbochten in de bergen wisselen zich af met smalle paden in een drooggevallen regenwoud. En we komen vrijwel geen mens tegen. Na drie weken rijden we Sydney onder dezelfde omstandigheden binnen als toen we vertrokken, in de stromende regen. Drie weken die voorbij zijn gevlogen, maar die ons als mens wel hebben veranderd door de avonturen en ervaringen die ons ten deel zijn gevallen. Als we over de beroemde Harbour Bridge rijden hoor ik dan ook gejuich om me opstijgen en volgen er high five’s vanaf de motor. Aan de linkerkant ligt het Opera House verregend doch statig aan de waterkant, als een baken voor ons zwervende zielen. Eén ding is duidelijk geworden op deze trip, om motorrijden enkel een hobby te noemen, daarmee doe je het tekort. Zoals trucker Cooper al zei, “It’s a way of life”. En zo is het maar net. ________________________________________ [INFOKASTEN] INFO AUSTRALIË Ligging: ten zuidoosten van Azië Afstand vanaf Utrecht: 16.500 km Buurlanden: Indische Oceaan (westen en zuiden), Tasmaanse Zee (zuiden), Koraalzee en Stille Oceaan (noorden en oost) Oppervlakte: 7.741.220 km² (185 keer groter dan Nederland) Inwoners: 16,1 miljoen (merendeel langs de kust) Hoogste punt: Mount Kosciuszko (2.228 meter) Toeristische trekpleister: Ayers Rock, Great Barrier Reef, Willandra Lakes, Nationaal Park Kakadu, Sidney en Melbourne Taal: Engels Schrift: Latijn Munteenheid: Australische Dollar (AUD, 1 Australische Dollar is € 0,75) Tijdsverschil: afhankelijk van de plaats 8 tot 10 uur vroeger Vliegen: diverse maatschappijen vliegen op Australië, houd rekening met minimaal een dag vliegen Klimaat: door zijn uitgestrektheid kent Australië ook diverse klimaten. Bovendien ligt het op het zuidelijk halfrond, dus verlopen de verschillende jaargetijden precies tegenovergesteld aan die van ons. Wetenswaardigheden: behalve diep in de outback kun je op vrijwel alle plaatsen mobiel bellen en internetten. Iets om rekening mee te houden is dat Australië een ander elektriciteitsnet kent dan, de spanning is 220-240 V en de stekkers hebben twee of drie poten. Je hebt dus een adapter nodig, onder meer vrijgbaar op Schiphol (€ 11,-) Vervoer motor: wil je Australië een keer met je eigen motor ontdekken, dan kun je deze per containerschip laten verschepen, de reis naar Sidney duurt ongeveer 4,5 weken. Om je motor, die showroomschoon moet zijn voor verscheping, in te mogen voeren moet je wel over een carnet de passage beschikken. Georganiseerd reizen: de hier beschreven trip behelst een reis van Travel2Explore. Zij reden grotendeels offroad, maar de diversiteit aan landschappen en wegen in Australië is enorm en je kunt er ook op asfalt bijna ongelimiteerd uit de voeten. Zelf een keer Australië ontdekken op de eigen motor, individueel of in een groep, neem dan contact op met Travel 2 Explore, tel. 0346-769 003 / 075-614 9059 of kijk op www.travel2explore.com.

Gerelateerde artikelen

Eerste Test Honda Forza 750

Eerste Test Honda Forza 750

28 november, 2024

De Forza 750 profiteert van dezelfde vernieuwingen die de X-ADV (zie eerste test pagina 34) ook kreeg. Vooral tegen ...
Eerste test: Honda NT1100

Eerste test: Honda NT1100

28 november, 2024

NT is een acroniem voor New Tourer en drie jaar geleden werd de Honda NT1100 gelanceerd om het gapende gat in ...