Reizen Alaska-Vuurland (1)
Het is eind augustus, de zon schijnt uitbundig over het ruige landschap van Alaska dat op veel plekken al in herfstkleuren gedompeld is. Eén van de laatste mooie dagen van het jaar, zo wordt ons verteld wanneer we na een lange voorbereiding in Anchorage voet op Amerikaanse bodem zetten. Deze grootste stad van de staat Alaska vormt het vertrekpunt van onze MotorKaravaan: een lange reis over het Amerikaanse continent, die ons uiteindelijk naar het meest zuidelijke punt van Zuid-Amerika moet brengen: Vuurland. Het wordt een enerverende trip!
Samen met achttien reisgenoten staan we in de startblokken, iedereen is uitzinnig dat de dag eindelijk daar is. Het is nog vroeg in de ochtend, terwijl mistflarden langzaam voor de eerste zonnestralen wijken, gaan we op weg richting Dawson City, over de befaamde ‘Top of the World Highway’. Zo magisch als de naam klinkt, is hij ook. Ruim 12 uur zitten we in het zadel, maar het is het elke minuut waard. Dawson City is tegenwoordig een historisch goudzoekers stadje, maar in de hoogtijdagen was het hier een drukte van jewelste. Ook Whitehorse is een plaats met diezelfde Wild West-sfeer, houten gebouwen, saloons en motels met namen als ‘the golden nugget’. Omgewoelde aarde her en der langs de weg zijn eveneens stille getuigen van de goudkoorts die hier de omgeving ooit in haar beknellende greep hield.
‘Time flies when you are having fun’, we hebben al heel wat kilometers gehad wanneer we in Canada vanuit Jasper over de Icefields Parkway zuidwaarts rijden. De hele weg, gedeeltelijk de oude 93A, zou zo als schilderij kunnen dienen. Bijna een eer om er doorheen te mogen rijden, waarbij we met enige regelmaat worden gewaarschuwd voor overstekende kariboes, elanden of beren. We stoppen bij de Athabasca waterval. Hij is écht bijzonder indrukwekkend, Lake Louise, zo wordt ons verteld, schijnt echter nog mooier te zijn. En dus slaan we even ten zuiden van Banff af richting dit meer. We laten ons gedwee meevoeren door de eindeloze stroom pick-up trucks, SUV’s en campers en krijgen al snel spijt van de beslissing om juist deze route te pakken. Gelukkig worden we beloond met een schitterend uitzicht over het bergmeer dat in het heldere licht sprankelend blauw kleurt.
Op de grens naar Amerika wordt je door zeven camera’s gefilmd. Gelukkig is de ambtenaar in functie niet alleen correct maar ook vriendelijk en zelfs in voor een motorpraatje. “Wat moet die motor kosten?”, vraagt hij. “Geen idee, ik ben niet van plan om hem hier te verkopen.” “Da’s nou jammer, want de 660 Ténéré is hier namelijk niet verkrijgbaar en ik zou er best een willen hebben.” Helaas zit er voor hem vandaag geen deal in, onze reis is nog maar net begonnen immers, met nog een hoop hoogtepunten voor de boeg. Zoals het Yellowstone National Park met zijn geisers en hier en daar zelfs wilde bizons. Aansluitend rijden we verder zuidwaarts richting de Grand Canyon. We trekken door prachtige gebieden met klinkende namen als Green River Canyon in Wyoming, de Flaming Gorge in Utah en de Sweetwater Canyon in Colorado. De herfst is tot nu toe vooral prachtig en de temperatuur aangenaam, nu bereiken ons helaas berichten die dagenlang veel water en wind voorspellen.
“Kijk, Denver is overstroomd”, merkt iemand op aan het ontbijt. We rijden richting een enorm waterfront en hopen maar dat de Canyons – Grand Canyon, Bryce Canyon en Antelope Canyon – bereikbaar zullen zijn. We hebben geluk, op de Baxter Pas regent het nog hard, maar daarna wordt het stilaan droger. We besluiten bij Grand Junction een stukje snelweg te pakken en verlaten die weer om via het Dome Plateau naar Moab te rijden. Een prachtige weg! De zon begint weer te schijnen, het grijs verdwijnt! Helaas moeten we het plan om de Shafer Trail te gaan rijden laten varen. De rode lemen grond is doordrenkt met water, de hele weg is in één grote modderpoel veranderd. Zelfs zonder bagage zou het een hele toer zijn om er doorheen te komen, en zeker niet zonder gevaar met de steile afgronden en paden tegen de bergwanden aan gekleefd.
En het slechte weer blijft ons achtervolgen. ‘Bryce Canyon was open, maar het weer was bar en boos’, meldt de SMS van één van onze reisgenoten. Een paar anderen laten weten dat ze elders overnachten, de weg is afgesloten vanwege de overstromingen. Ook Antelope Canyon is onbereikbaar geworden, maar we laten ons door de regen niet kisten en rijden de volgende dag gewoon een prachtige rit via de North Rim van de Grand Canyon, genieten van het uitzicht over de Vermillion Cliffs en Marble Canyon. Vervolgens rijden we vanuit Flagstaff het prachtige woestijnlandschap van Arizona. Het is onze laatste dag in de Verenigde Staten, we brengen deze door in het westerstadje Tombstone, bekend van de ‘gunfight at the OK Coral’.
Het passeren van de Mexicaanse grens levert geen noemenswaardige problemen op, de dienstdoende beambten zijn relaxed en vriendelijk. Aan Amerikaanse zijde mogen we zelfs foto’s maken. Het dorpje Agua Prieta ziet er heel vriendelijk, bijna feestelijk uit. De cultuuromslag is enorm, het zangerige Spaans en de geuren en kleuren (we rijden langs velden vol rode pepers) vormen een enorm contrast met Amerika. Het is heerlijk om in Mexico te zijn en we kijken uit naar de weg van Creel naar Parral. Deze behoort tot de door motorrijders verkozen tien mooiste wegen ter wereld. Helaas blijft het weer wisselvallig. De weg naar Batopilas in de Copper Canyon is zo’n baggerput geworden dat we niet meer verder of terug kunnen. Zelfs op vier wielen gaat het niet makkelijk, zo blijkt de volgende ochtend wanneer we met een pick-up truck de drie gestrande motoren weer terug naar de canyon willen brengen. De chauffeur moet terug naar de lage gearing, maar zelfs dan gaat het allesbehalve makkelijk. We staan en zitten achter in de laadbak van de truck, wat ons de kans geeft om in ieder geval nog iets te kunnen genieten van de weergaloos mooie omgeving hier, wat een uitzichten! Dan zijn we bij de motoren, die ergens tussen wat bouwmachines staan. Eén ervan staat op wegbanden, die gaat dus mee achterin de bak. De andere twee moeten rijden terug, wat zonder bagage gelukkig prima gaat. Ondanks de regen en de modder wordt het dus gewoon een mooi avontuur.
Die regen wordt veroorzaakt door twee grote stormfronten: een orkaan in de Golf van Mexico en een cycloon voor de Mexicaanse westkust. Toch is het niet een aaneengesloten regengebied. We vergapen ons nu dagelijks aan de meest prachtige wolkenpartijen die zich duidelijk hergroeperen. De storm op de oceaan heeft de kust zodanig geteisterd dat complete bruggen weggeslagen zijn en hele dorpen zitten zonder elektriciteit en water. Het is zo’n chaos dat de Mexicaanse regering de noodtoestand over het gebied heeft uitgeroepen. Dat betekent ook dat we niet langs de kust kunnen rijden. Gelukkig zijn er alternatieven, een nieuw plan is zo gemaakt. Even lijkt het erop dat we zonder noemenswaardige tegenslag aan het noodweer ontsnappen, tot we onderweg naar de Guatemalteekse grens in een regenbui terecht komen en de weg in een mum van tijd volledig is overstroomd. Het laatste wat ik zie is een enorme modderstroom die van de heuvels om ons heen naar beneden komt. Daarna is het zicht zo slecht, dat ik mijn vizier open moet zetten, uiteindelijk kunnen we gewoon niet verder. De weg is veranderd in een bruine kolkende massa. Wanneer de regen minder intensief wordt en het zicht beter, besluiten we toch te proberen om de grens te bereiken. Een plan dat niet gaat lukken, er is nog veel te veel water op de weg, dat bovendien nog van alles met zich meesleurt. Gaten zijn niet zichtbaar. Bij toeval zien we een uithangbord van een hotel, dan maar een dag later de grens naar Guatamala over.
Dat blijkt overigens makkelijker gezegd dan gedaan “Dit systeem is echt slecht”, klaagt een medewerker tegenover de chef, die steeds weer langs moet komen met een stempel voor onze papieren. Mijn gegevens staan er dan al in, ik kom net van de bank terug met een bewijs dat ik heb betaald. Daarmee zijn we er nog niet, de rest van de procedure moet nog worden afgewerkt: kopieën maken, formulier invullen t.b.v. immigratie, douane helpen alles in de computer te zetten, framenummer checken, geld wisselen, betalen bij de bank, terug naar de douane, verzekering kopen en ga nog maar even door. “Waarom moet ik twee keer betalen?”, vraag ik aan een beambte. “Een keer voor jou en een keer voor je motor”, is het antwoord. “Maar mijn motor is geen toerist, dus kan ik daarvoor ook geen toeristenbelasting betalen”, is mijn in theorie waterdichte verweer. Waar de beambte uiteraard geen boodschap aan heeft en voor die ene dollar ga ik de discussie ook maar niet verder aan. Dan gaat het hele computersysteem op zwart. Negentien toeristen in één keer, daar is de automatisering van dit grenspostje blijkbaar niet op ingericht. Uiteindelijk mogen we gelukkig door, we zijn onderweg door Centraal-Amerika. De dagen vliegen voorbij, de landen ook. Bij de grensposten proberen we er maar het beste van te maken. Het gaat er allemaal ook best relaxed aan toe, duurt alleen altijd zo lang. Wel genieten we ook van de vele plaatsen die we bezoeken, zoals Antigua in Guatemala met de prachtige Plaza de Armas, het centrale plein, waar het ’s avonds vol leven is. Straatartiesten brengen sfeer, vrienden en familie komen samen. Copan in Honduras is ook al zo’n weergaloos mooie plaats. Het is natuurlijk vooral bekend van de gelijknamige Maya ruïnes, maar in de plaats zelf kun je je ook uitstekend vermaken.
Eigenlijk hadden we meer tijd moeten hebben in Centraal-Amerika, is de heersende gedachte wanneer we in Panama zijn aangekomen. Er zit best wat rek in de planning, maar dat hebben we al tot het uiterste gebruikt. Over twee dagen moeten we met de motoren aan boord van zeilboot Stahlratte, die ons van Panama naar Cartagena in Colombia zal brengen. Een tocht nodig om de beruchte Darien Gap te omzeilen. Dit junglegebied tussen Panama en Colombia is alleen te voet begaanbaar en dient bovendien als uitvalsbasis voor de afscheidingsbeweging FARC. We pakken nog wel een klein stukje jungle mee en dat is een enerverende, mooie ervaring met onder andere prachtige varens en wilde bananenbomen. De weg beklimt de ene na de andere heuvel, van waar we een blik kunnen werpen over het dichte bladerdak. We zien de zee daardoor steeds dichter komen.
Nog voor de Stahlratte aan de betonnen pier aanmeert, rijden we er met de motoren op. Kapitein Ludwig telt en inspecteert. Het is nogal wat, 18 motoren aan dek van een schip van slechts 25 meter lang. Alle koffers moeten eraf, waarna de motoren middels twee stroppen en een lier aan boord worden gehesen. Met hulp van een aantal lokalen en een deel van de groep, dat wel.
Dan varen we door het gebied van de Kuna, een bevolkingsgroep die op kleine eilandjes verspreid langs de kust wonen. Aan boord ontmoet ik Rosalinda, die door de boot naar huis zal worden gebracht, een eilandje waarop slechts acht mensen wonen. Op het achterdek aan tafel wacht ons een heerlijke lunch. Naar dit moment hebben we lang uitgekeken, het geluk is helemaal compleet wanneer er een paar dolfijnen voor de boeg mee zwemmen. Colombia is het land dat ons tijdens de reis het meest verrast, in positieve zin. Cartagena is echt een ontzettend leuke stad, de wegen, onder meer naar Caucasia, zijn verbazingwekkend goed. We rijden door een moerassig gebied met veel water, riet, gras en watervogels, af en toe met dorpen en markten langs de straat. Later gaan we de heuvels in, alles is ongelooflijk groen. Ook zien we talloze prachtige haciënda’s en finca’s, boerderijen die als hobby gehouden worden.
“Ik hoor net dat we niet weg kunnen”, is het eerste dat ik de volgende morgen te horen krijg. De hotelmanager weet te melden dat de weg naar Medellin is afgesloten, omdat er een vrachtwagen vol explosieven is onderschept. Voor het hotel staan diverse vrachtwagens langs de doorgaande weg geparkeerd. Chauffeurs liggen in hangmatten die ze onder hun vrachtwagens geknoopt hebben, slenteren wat rond of staan zich met een spiegeltje in de hand onhandig te scheren. Dan maar de kaart erbij pakken. “De wegversperring is op zo’n 2,5 uur rijden van hier, ook met de motor kom je er niet langs”, vertelt een lokale inwoner. Vervolgens wijst de man op de kaart de weg van Caucasia via Monteria, Arboletas, Turbo en Apartado naar Medellin aan. “Voor Medellin kan je dan rechtsaf naar het zuiden, het is wel ruim 700 kilometer.” Dat begint het wikken en wegen. Zouden we direct vertrekken en morgen Armenia halen, dan liggen we weer op schema. De afgesloten weg is echter ook één van de belangrijkste verkeersaders van het land, waardoor de verwachting is dat deze niet langer dan strikt noodzakelijk zal zijn afgesloten. Maar hoe lang is dat? Een paar uur, of een paar dagen? Uiteindelijk zijn we hier om Colombia te zien en dat gaat je niet lukken vanuit een hotelkamer. Dus linksom of rechtsom, we rijden gewoon verder.
De weg naar Monteria blijkt meer dan goed en we vorderen gestaag. Als dit zo blijft, zijn we vanmiddag zeker in de buurt van Medellin. Bij de verschillende militaire roadblocks krijgen we steevast een ‘thumbs-up’ teken dat alles veilig is. Tussen de wegblokkades rijden bovendien gewapende militairen op motoren heen en weer om de boel in de gaten te houden. Wel is de file vrachtwagens enorm. Na Arboletes draaien we een goede onverharde weg op, de uitzichten tussen de palmbomen door over de oceaan zijn prachtig. Weer een stukje verder rijden we door bananenplantages, prachtig. Bij Apartado duiken we de bergen in en zakt het tempo duidelijk. Hier en daar is een stukje onverhard, waar een modderstroom uit de bergen de weg heeft overspoeld. In Mutatu tanken we. Ik check mijn telefoon, een deel van de groep heeft besloten te wachten tot de weg weer wordt vrijgegeven en is bij het hotel achtergebleven. De oorspronkelijke blokkade blijkt inmiddels opgeheven, inmiddels staan ze voor een nieuwe. De FARC heeft een bom boven de weg in de bergen tot ontploffing gebracht, de weg moet eerst vrijgemaakt worden. Het is inmiddels bijna vijf uur, gaan we nog verder? In het volgende dorp schijnen hotels te zijn, even doorbijten dus nog.
Tien kilometer verderop begint het te regenen. We hoeven nog maar een kleine veertig kilometer te rijden, maar dat gaan we niet voor het donker halen. Door het natte en beslagen vizier zie ik steeds minder. We glibberen over de weg, hobbelen door volgelopen potholes, dat alles staand op de stepjes voor meer zicht. Eindelijk rijden we Dabeiba in. Aan weerszijden van de drukke weg zijn winkels, barretjes, restaurantjes, veel mensen en ook hotels. Maar welke heeft ook plek voor motoren? Dan zien we ineens een aantal bekende gezichten, ze wijzen ons de weg. Fijn, zulke reisgenoten!
De volgende dag rijden we verder door een magisch landschap waarin de wolken als sierlijke wattendekens langs de berghellingen gedrapeerd lijken. Het schemert als we op zoek gaan naar de afslag die ons naar de finca zal leiden waar we zullen overnachten. Bij een blokkade vraag ik de politie om hulp, waarna prompt twee man op een motorfietsje plaatsnemen en voor ons uit rijden over het onverharde pad tussen de bananenbomen door, precies op het moment dat de zon ondergaat.
Ook de rest van de route door Colombia is memorabel mooi. Wat een prachtig land en wat een vriendelijke mensen. We voelen ons hier overal welkom en nemen met weemoed afscheid wanneer we bij Pasto de grens met Ecuador oversteken. Nog diezelfde dag passeren we de evenaar. Aangekomen in Quito ontmoeten we de acht nieuwe reizigers, die het Zuid-Amerikaanse deel van deze reis zullen meerijden. Zoveel gezien al, en zoveel gaat er nog komen!
In MotoPlus 2-2015 lees je het tweede en laatste deel van de MotorKaravaan, een indrukwekkende reis van Alaska naar Vuurland.