Praktijktest 5 betaalbare integraalhelmen
OMG – oftewel ‘Oh My God’, de kreet die in Amerikaanse YouTube-filmpjes zo vaak wordt geslaakt, dat er een afkorting voor nodig was. Iets soortgelijks zullen veel ervaren motorrijders misschien wel roepen wanneer ze voor het eerst worden geconfronteerd met helmen die rond de 100 euro kosten. Koopje of risico..? We hebben er vijf getest.
Laten we beginnen met het goede nieuws. De door ons geteste prijsbrekers van de helmwereld doen qua klapdemping c.q. schokabsorptie niet onder voor de dure modellen. Dat betreft dus de passieve veiligheid, die van belang is wanneer het kwaad al is geschied – dus als je al op je plaat bent gegaan. De redenen waarom een motorrijder zijn baan door een bocht plotseling – en meestal ongewild – verlaat, zijn legio. Kijk, tegen domheid en zelfoverschatting kan zelfs de duurste helm je niet helpen. Als de oorzaak van de valpartij echter zit in vermoeidheid en/of een gebrek aan concentratie, dan kan de helm een cruciale rol hebben gespeeld. En daarmee zijn we aangeland bij actieve veiligheid en het slechte nieuws. Beste koopjesjagers en extreme geldbespaarders, we zullen meteen terzake komen. De conclusie van deze test: het grote verschil tussen ‘heel goedkoop’ en ‘heel duur’ is bij helmen bijna altijd het verschil tussen ‘het voldoet en het past wel zo’n beetje’ en ‘het werkt super en het past vrijwel perfect’.
Of je na een of twee uur intensief rijden op snelweg en slingerwegen op je sportmotor zwetend, met tranende ogen en tuitende oren afstapt, is niet louter, maar wel mede een kwestie van de juiste helm. Het zal de forens die ‘s morgens en ‘s avonds met de scooter twintig minuten door het stadsverkeer boemelt waarschijnlijk niet zoveel interesseren, evenmin als de scholier die op zijn 15 pk leverende 125 nog niet boven de 110 is geweest, die nooit langer dan een kwartier onderweg is en bij wie het de keus was tussen de oude helm van zijn broer of een goedkope nieuwe.
Kortom: er is zeker wel een – niet eens zo kleine – markt voor hele goedkope helmen. Een behoorlijk passende helm van 80 euro is in elk geval een betere keuze dan de nog steeds fraai ogende, maar helaas te grote gebruikte helm uit het familiearchief die vele jaren geleden het tienvoudige heeft gekost. Maar wie veel rijdt, wie hard rijdt en wie veel waarde hecht aan draagcomfort, een laag gewicht of goedwerkende ventilatie, die ontkomt niet aan een duidelijk hogere prijsklasse.
Terug naar onze budgethelmen. Waarom kunnen die eigenlijk zo goedkoop zijn? Dat begint natuurlijk al met het land van herkomst. Geen enkele van deze prijsbrekers komt uit Italië, Duitsland, Japan of Korea. Bijna altijd komen dit soort helmen uit lagelonenland China. Daar staan in hele grote fabrieken heel veel spuitgietmachines die helmschalen maken. Deze helmschalen zijn gemaakt van zogeheten thermoplasten, zoals polycarbonaat of ABS (acrylonitrylcopolymeer-butadieenstyreen voor de liefhebbers), waarvan bijvoorbeeld ook allerlei kuipdelen en autobumpers worden gemaakt. Deze helmschalen zijn erg goedkoop te maken, omdat de productie grotendeels geautomatiseerd verloopt en de productietijd heel kort is, wat weer grote aantallen mogelijk maakt. Het in spuitgietmachines vloeibaar gemaakte granulaat is erg goedkoop en het enige dat bij de productie van thermoplasten echt veel geld kost is de gietmal. Dat is echter een eenmalige aanschaf die bij grote productieaantallen een steeds kleiner bestanddeel van de prijs wordt.
Verder zijn de distributielijnen van deze goedkoop gemaakte helmen meestal duidelijk korter dan die van de gevestigde merken. Meestal worden ze onder een huismerknaam van grote kleding- en accessoirebedrijven verkocht en komen ze rechtreeks vanuit de fabriek in de winkels of eventueel een centraal magazijn terecht. De tussenhandel ontbreekt, waarmee zo’n dertig procent opslag op de inkoopprijs al wegvalt.
Naast de goedkope productie en de rechtstreekse inkoop zijn het vooral de ontbrekende ontwikkelingskosten die de prijs laag houden. De grote accessoirebedrijven zoeken bij de helmfabrikant een bepaalde basisvorm uit die dan vervolgens alleen nog in details (ventilatieschuifjes, voering en dergelijke) wordt aangepast, zodat een ‘nieuwe’ helm ontstaat. Dit versimpelde modulaire systeem maakt de stuntprijzen mogelijk.
Het ontbrekende ontwikkelings- en detailwerk is er echter ook de oorzaak van dat bijvoorbeeld geen van de geteste helmen een echt functionerende en vooral regelbare ventilatie heeft. Waarom dat zo is, werd onder andere bij de waterdichtheidsproef (zie kader) duidelijk. Enerzijds dichtte bijna geen enkel vizier 100 procent af, anderzijds kwam er via geen enkele ventilatieopening ook maar een druppel water binnen. Simpele verklaring voor het feit dat je kruin prima wordt drooggehouden: bij geen enkele helm lijnden de boringen in de helmschaal met die in de schokabsorberende binnenschaal. En als de openingen niet met elkaar lijnen, komt er ook niks door. Ook geen frisse lucht.
Alles bij elkaar waren de testresultaten dit jaar echter duidelijk beter dan die van acht en negen jaar geleden, toen we voor het laatst een test aan deze onderste prijsklasse hebben gewijd.
Voor helmen in alle prijsklassen geldt dat uitproberen minstens zo belangrijk is als het bestuderen van een testverslag, maar dat geldt in het bijzonder voor de heel goedkope helmen. Als een helm je goed past, is er al veel gewonnen. De kans dat je er eentje vindt die zit als gegoten, is in deze prijsklasse aanzienlijk kleiner dan bij de topmodellen, maar je weet maar nooit.