Oude namen, nieuwe glans: Triumph
Tussen genie en waanzin: steeds weer proberen verwoede gelukszoekers, bevlogen enthousiasten of koel calculerende ondernemers grote namen uit de motorgeschiedenis nieuw leven in te blazen. Maar lang niet iedereen is even succesvol. In een nieuwe serie meten we de polsslag van een aantal van die merken. In dit deel: Triumph.
Triumph – dat is het verhaal van een ooit groot Brits merk, dat in de touwen hing, uitgeteld, de fabriekshallen gesloopt. En het is het verhaal van een man, die de puinhopen bijeen schraapte, het merk met het juiste businessmodel weer op het oude niveau bracht en daarvoor de ‘Order of the British Empire’ ontving. Een verhaal, dat haast te mooi is om waar te zijn.
In de jaren zeventig was Triumph helemaal weggekwijnd. Het waren de Japanse fabrikanten die met hun viercilinder superbikes de lakens uitdeelden. Ook een samenwerkingsverband met andere Britse fabrikanten in het ‘Norton-Villiers-Triumph’-conglomeraat kon de neergang niet stoppen. Toen de fabriek in Meriden, ten westen van Birmingham, in 1973 de poorten moest sluiten, werden de fabriekshallen door werknemers bezet. Ze wisten te bewerkstelligen dat ze in de vorm van een coöperatie motoren mochten blijven fabriceren. Maar in 1983 ging ook dat project ter ziele en was Triumph in feite dood en begraven.
Toen verscheen echter John Bloor op het toneel, een man die naam had gemaakt in de bouw en in het onroerend goed. Van motoren had hij eigenlijk geen kaas gegeten. Maar hij had geld, en een visie. Hij liet in Hinckley, slechts 20 mijl van Meriden verwijderd, een compleet nieuwe fabriek bouwen en in alle rust een nieuwe productielijn ontwikkelen. Zeven jaar later, in 1990, presenteert hij op de IFMA in het Duitse Keulen de eerste nieuwe modellen. Bloor zet in op drie- en viercilinders, maar komt al snel tot de ontdekking dat de Japanners betere viercilinders maken. Daarna kiest Bloor uitsluitend nog voor driecilinders en de klassieke paralleltwin.
Dat concept slaat aan en de verkoopcijfers klimmen gestaag. Als Tom Cruise in 2000 in de film ‘Mission Impossible II’ met een Triumph Speed Triple halsbrekende toeren uithaalt, stijgt de afzet het jaar er op naar 31.000 motorfietsen. Triumph schrijft weer zwarte cijfers, voor het eerst in decennia. Bloor heeft tot dat moment meer dan 100 miljoen Pond geïnvesteerd. Zelfs een enorme brand, die in 2002 de fabriek in Hinckley verwoest, kan hem niet afstoppen. Een paar maanden later staat er alweer een nieuwe fabriek.
Tegenwoordig gaan de verkoopcijfers ruim over de 50.000 stuks en produceert Triumph naast Engeland ook in Thailand en Brazilië. En John Bloor, die met zijn bouwonderneming ‘Bloor Homes’ en met Triumph zelfs twee succesvolle bedrijven heeft, wordt in de ‘Rich List’ van de Sunday Times als miljardair opgevoerd. Maar de tegenwoordig 73-jarige zakenman houdt er een bescheiden levensstijl op na, interviews geeft hij zelden. De leiding over Triumph heeft hij grotendeels aan zijn zoon Nick overgedragen, die sinds 2010 als directeur fungeert,
Triumph is dus weer helemaal terug en is weer wat het ooit was: de grootste motorfabrikant van Engeland.