Oude Liefde: Honda CB350F
Als Honda in 1969 de stoere CB750 viercilinder introduceert, krijgt de fabriek al vrij snel de vraag of er ook een kleinere versie komt. Honda haakt daarop in met de CB500 in 1971 en twee jaar later komen ze zelfs met de CB350F een heuse 350 cc viercilinder.Voor René van Maanen waren de Honda viercilinders een genot en niet alleen om op te rijden. Hij kijkt er zo graag naar dat hij er zelfs eentje in zijn keuken heeft staan. De 48-jarige inwoner van Apeldoorn sluit de Honda DOHC-viercilinders (met een enkele bovenliggende nokkenas) dan ook in zijn hart. “Mijn neef reed al een viercilinder Honda toen ik zelf nog te jong was voor een rijbewijs. Maar ik mocht vaak achterop mee,” vertelt hij. “Dat waren altijd hele belevenissen. Het stond toen al voor mij vast dat ik ooit zelf ook zo’n machine zou bezitten.”Voor veel motorrijders zijn de brommerjaren de eerste kennismaking met het gemotoriseerde voertuig. “Maar brommerrijden zat er bij mij niet in,” zegt René. “Thuis bij mijn ouders was daar geen financiële ruimte voor en als student kon ik zelf ook het geld niet opbrengen. Ga maar op de fiets, zei mijn vader altijd, waarbij ik dan altijd weer de verhalen te horen kreeg over hoe mijn vader vanuit Apeldoorn naar Zwolle fietste om zijn toenmalige liefje te bezoeken. Ach ja, tijden veranderen hé. Maar een bromfietsverleden heb ik dus helemaal niet. Voor René bleef als enig optie over om zo snel mogelijk 18 jaar en financieel onafhankelijk te worden.En dat wachten duurde lang voor René. Zoals voor iedereen die nauwelijks kan wachten om zelf met een rijbewijs op zak op de motor te kunnen stappen. Gelukkig kon hij in die jaren wel hele regelmatig bij zijn neef achterop om er alvast aan te proeven. En mocht hij daarna zelfs – met het oefenrijbewijs op zak – op diens motor rijden. Zijn eerste rit kan hij zich nog zo voor de geest halen. “Ik was zo opgewonden en kokend motorbloed blijkt een slechte raadgever, want ik ging meteen onderuit. Een eenvoudige valpartij, maar ik scoorde er natuurlijk geen bonuspunten mee,” aldus René nu.Maar niet lang daarna werd het rijbewijs gehaald en kocht hij zijn eerste ‘eigen’ Honda. Bij Ton Borsboom in Nunspeet. En alsof het zo moest zijn resulteerde ook de eerste rit met die 350 in een hernieuwde kennismaking met het asfalt. “Ik had dan wel mijn rijbewijs, maar was eigenlijk nog helemaal niet in staat om echt een motor te besturen. Ik wist niet eens hoe je goed een bocht aan moest snijden en de motor platleggen. Ik dacht nog veel alsof ik in een auto zat. Tjonge, wat schaamde ik me toen…”Met de introductie van de Honda CB750 werd de motorwereld in 1969 op zijn kop gezet. Honda werd plots een trendsetter, want bij deze viercilinder-lijnmotor verbleekte alles wat er tot dusver op twee wielen te koop werd aangeboden op de markt. De roep om een lichtere versie van de 750 kwam dan ook al snel. In motorclubs en aan de stamtafels werd druk gespeculeerd over wat voor modellen Honda nog meer uit zou gaan brengen met een viercilindermotor. De CB500F leek een logisch gevolg, maar er gingen geruchten dat er ook nog een kleinere vierpitter zou volgen. Velen dachten dat het dus logischerwijs een 250 cc zou worden. Maar in 1972 was dat gespeculeer over, want toen presenteerde Honda haar kleinste viercilinder: de CB350F. ‘Een lichtgewicht viercilinder voor zware eisen’, dat was het motto van Honda Nederland in de folder van de nieuweling in 1972. En hij werd geleverd in drie kleuren met – zeker voor die tijd – exotische namen zoals Candy Baccus Olive (groen dus), Flake Matador Red (rood) en Glory Blue Black (grijs). Maar de meningen over de CB350F waren van meet af aan enigszins verdeeld, al waren alle liefhebbers het over één ding gloeiend eens: Honda had weer een technisch meesterwerk op de wielen gezet. De vier karakteristieke verchroomde uitlaten bepaalden het gezicht van deze viercilinder. En een schijfrem in het voorwiel van zo’n lichte motorfiets was ook al geen gebruiksgoed in die jaren. Verder werd door de motorpers vooral het gebruikersgemak vermeld in alle artikelen die er over de CB350F verschenen. Dat gebruikersgemak werd inderdaad één van de speerpunten van deze Honda. Het was echt een motorfiets van ‘opstappen en wegwezen’. Alles werkte boterzacht en gemakkelijk en dat waren de motorrijders begin jaren 70 niet gewend. Voor het eerst in de motorgeschiedenis viel zelfs de term ‘vrouwenmotor’. En misschien was het zelfs wel die kreet die het uiteindelijke succes van de CB350F in de weg stond, want ondanks alle positieve kanten wilde de CB350F niet echt een succesnummer worden. Vooral het gebrek aan vermogen werd als een minpunt ervaren. In vergelijking met zijn grotere broers was de CB350 met 34 pk en een drooggewicht van 170 kg natuurlijk geen stoplichtsprinter. De CB500 had op dat moment immers 50 pk en de 750 had er zelfs 67.En zo kon het dus gebeuren dat je zelfs in 1972 met een 350 cc viercilinder al geen indruk meer kon maken. Drie jaar later, in 1975, kwam Honda dan ook al met een opvolger: de beduidend modernere CB400F. Die had weliswaar slechts drie pk meer op top, maar wel meer middengebied en hij oogde in zijn geheel ook veel meer volwassen. Daarmee verdween de 350 geruisloos naar de achtergrond en wie er in de jaren zeventig eentje had, was niet te benijden, want de ‘trage’ motorfiets lag erg slecht in de handel.Maar die periode ligt inmiddels dik achter ons, want de vraag naar de CB350F is momenteel stijgende en prijzen zijn inmiddels de 2.000 euro-grens doorbroken. Daarmee is hij dan trouwens weer duurder als in 1973 nieuw, want toen kostte hij 1.950 euro (4.299 gulden). De stijgende populariteit van de CB350F heeft waarschijnlijk veel met ‘oude liefde’ te maken: veel oudere motorrijders willen de machine uit hun jeugd weer opnieuw bezitten. Maar ook onder beginnende lijkt de belangstelling stijgend: je kunt er ook meteen op je achttiende mee wegrijden, aangezien hij precies binnen de 25 kW-grens valt.Wanneer René zijn Honda CB350F naar buiten rijdt, valt meteen op hoe klein de machine is. René torent er een heel stuk bovenuit. Wanneer hij de vierpitter start, komt er behoorlijk wat blauwe rook uit de uitlaat tevoorschijn. Bij een tweetakt hoort dat en zouden daarmee de reukorganen gestreeld worden, maar bij een viertakt? “Ze heeft nu erg lang stilgestaan,” zegt René “En ik heb wat kleine probleempjes gehad met de carburatie.” Wanneer hij Apeldoorn uitrijdt, is de rook allang verdwenen. Het blokje loopt zijdezacht, draait prachtig rond en reageert mooi op het gas. Dit voelt als motorrijden pur sang. De motor geeft gelijk een heel vertrouwd gevoel. Het achteraanzicht wordt voornamelijk bepaald door de vier prachtige uitlaten, die deze motor ‘smoel’ geven. En het geluid dat eruit komt is zeer beschaafd. “Die uitlaten zijn een verhaal apart,” zegt René, “Destijds werden bijna alle 350’s voorzien van een 4-in-1-uitlaat. Liefst helemaal open, want als je niet snel was moest je in ieder geval snel klinken. Nu is iedereen die een CB350F heeft gekocht juist weer op zoek naar die originele uitlaten. Ze moeten er zijn, maar waar? Ik vermoedt dat er best wel een paar bij de Hoogovens terecht zijn gekomen. Vroeger wilde je er immers niet mee gezien worden en nu moet je std en land afzoeken naar een setje gave uitlaten.”Naast het beschaafde geluid is ook de schijfrem in het voorwiel bescheiden. Qua remkracht dus. Het zag er weliswaar goed uit, maar veel vertraging zat er niet in. “En in tegenstelling tot zijn grotere broers was er geen betere rem voor de 350 te krijgen. Die 500 en 750 kon je uitrusten met een complete ombouwkit voor een dubbele schijfrem in het voorwiel, maar dat zat er bij de 350 helaas niet in.” vult René aan. Ook verder waren er niet zoveel spullen voor de CB350 te krijgen (afgezien van die uitlaat dus). Waar de 500 en 750 volop werden verbouwd en met accessoires volgehangen, ging dat helemaal aan de 350F voorbij. Dat was veel meer een probleemloze gebruiksfiets voor woon-werk-verkeer en daar hoorde al die poespas niet bij.Het vermogen van 34 pk bij 9.500 tpm zorgde niet voor een adembenemende acceleratie en de moeizaam gehaalde topsnelheid van 160 km/uur was ook niet top-of-the-bill. Maar daar was toch nog best mee te leven. Het grootste struikelblok van de CB350F bleek echter de wegligging. “Hij zwabbert al op de folder” was een veelgehoorde kreet in die jaren. En een toonbeeld van stabiliteit is het inderdaad ook in 2009 nog steeds niet. Maar ach, bij een ‘oude liefde’ zie je dat graag door de vingers, nietwaar?Maar waarom viel René dan juist voor deze CB350F? “De passie voor de viercilinder SOHC-modellen van Honda, en dan speciaal de 350 zit erg diep bij mij. Natuurlijk omdat het destijds mijn eerste eigen machine was, maar ik vind het ook nog steeds een machine met hele bijzondere lijnen. En bijzondere techniek. Feitelijk zijn dit toch de motoren die aan de basis hebben gestaan van de huidige supersportmotoren. Ook de 500 en de 750 zijn me lief, maar de 350 is het meest bijzonder. Ik vind het geweldig om aan te werken, te poetsen en om ze rijdend te houden.” Gelukkig is de groep mensen met een bijzondere liefde voor de eerste generatie Honda viercilinders groeiende, waardoor we dus ook in de toekomst kunnen blijven genieten van deze trendsetters uit de jaren 70.[[kasten auf seite 71]]OUDE LIEFDEBijna elke motorrijder heeft wel één bepaalde motor in zijn hart gesloten. Omdat het ooit je eerste motor was. Omdat je vader ooit zo’n machine had. Of omdat je achterop die motor ooit voor de allereerste keer naar de TT in Assen bent geweest…Kortom, zo’n motor waar je eigenlijk nog steeds met weemoed aan terug denkt. En misschien ondertussen zelfs wel hebt teruggekocht, nadat je hem bij toeval weer bij een motorzaak of op Marktplaats zag staan. Juist over die motoren gaat ‘Oude Liefde’ in MotoPlus. Heb jij dus nog zo’n ‘Oude Liefde’ in de schuur staan en wil je daar het verhaal bij vertellen, meld je dan aan via redactie@motoplus.nl.