Onder de loep – Triumph
Sinds 1990 rollen er weer motoren onder de naam Triumph van de band. In het spanningsveld tussen absolute nieuwkomer en herboren traditioneel merk, is het Triumph gelukt om met haar Twins en Triples een heel eigen gezicht te ontwikkelen. Hoe gaat Triumph dit verder uitbouwen?
Het in 1902 opgerichte Triumph mag dan te boek staan als het op één na oudste producerende motormerk ter wereld, tussen 1983 en 1990 werd er niets onder die naam geproduceerd. Dat betekent overigens niet dat het merk stilstond. Tijdens dit hiaat vond op de achtergrond namelijk een verbazingwekkende ontwikkeling plaats. Vastgoedmagnaat John Bloor stelde zich als doel het iconische merk nieuw leven in te blazen. En dat is hem gelukt: Triumph maakte een herstart die tot op heden de meest succesvolle ooit in de motorbranche genoemd mag worden. Dit is overigens deels te danken aan Kawasaki, die de Triumph-delegatie destijds een inkijkje gaf in de moderne motorproductie. Een ander feit dat enorm heeft bijgedragen aan het succes van Triumph, is dat Bloor het niet als een kans zag om snel wat winst te maken. Zodoende draaide Triumph bijna twee decennia op overheidssteun, zonder zou het bedrijf al lang ten onder gegaan zijn. Maar het paste bij Bloors visie. “De mensen zijn onze belangrijkste bouwstenen, geld is slechts een grondstof”, aldus de toen 67-jarige ondernemer. En hij voegde de daad bij het woord, want sindsdien heeft Triumph talloze motorfans een nieuwe oude identiteit teruggegeven.
Triumphs paralleltwins waren in de jaren 50 en 60 een begrip als het ging om sportieve motorfietsen voor straatgebruik. Perfect voor krappe bochtige wegen tussen de stijlvolle Britse hagen. Een imago dat trouwe fans niet vergeten zijn en dat ook Triumph bij de herstart in het hart heeft gesloten. Iets dat prachtig werd weergegeven door één van de eerste slogans uit het Hinckley-tijdperk: ‘Go your own way’. Zelfs toen de viercilindermotoren uit de beginjaren meer een omweg bleken te zijn.
De driecilinder mag dan niet door Triumph uitgevonden zijn, het merk heeft hem wel op het juiste moment herontdekt. Zodoende maakt de triple nu onlosmakelijk onderdeel uit van de merkidentiteit. Uiteraard samen met de optische lekker gestileerde twin’s. Zo heeft Triumph naam gemaakt als premiummerk. Dat wordt onder meer onderstreept met de ambitieuze prijsstellingen van Triumph, waarmee het merk zich kan meten met andere relatief dure producenten als BMW, KTM en Ducati. In tegenstelling tot die drie merken, behoort Triumph in de ogen van de consumenten echter niet per se tot de voorlopers op technisch gebied. Nee, Triumph profileert zich meer als een merk met een levende ‘corporate identity’, een stijlvolle kledinglijn, veel fabrieksaccessoires en de cult-meetings genaamd ‘Tridays’. Zoals als de motoren: echt cool. Net als het gebrul, geroffel, gesis en gemopper van de driecilinders, is het een echte turn-on. Waarmee het merk vele fans weet te bereiken.
HET MODELPALET
Tussen alle exclusieve, vloeistofgekoelde twins en triples is er ook ruimte voor nieuwe Triumph-types.
Bij de hertstart in 1990 bestond het gamma van Triumph uit drie- en viercilinders variërend van 750 tot 1.200 cc. Waarbij de viercilinders vooral belangrijk waren voor het vergaren van kennis. Commercieel gezien was het namelijk een uitzichtloze klasse voor Triumph, omdat de Japanse merken er simpelweg te dominant in aanwezig waren. Bovendien pasten de viercilinders eigenlijk niet bij de historische achtergrond van het merk. Ondertussen heeft Triumph zich opnieuw hervonden, en ligt de focus op twee- en driecilinders met een longinhoud van 660 tot 2.458 cc. Deze zijn bij het merk in vier modellijnen verdeeld: Modern Classics, Adventure, Roadster en de Rocket 3. Daarnaast is Triumph ook de exclusieve motorleverancier voor alle teams in het Moto2-wereldkampioenschap.
Dat sportblok is overigens ook voor consumenten beschikbaar in de vorm van de Daytona Moto2 765. Helaas gaat het hierbij wel om een gelimiteerde oplage, want Triumph is vooralsnog niet van plan de motor in grote getalen te gaan produceren. Wie sportief wil rijden, komt bij Triumph dan ook uit bij de Street Triple en Speed Triple die afhankelijk van de gekozen uitvoering worden aangedreven door een 660, 765 of 1.050 cc driecilinder. Is bruut vermogen meer je ding, dan is de Rocket 3 Triumphs motor bij uitstek en bij meer toergerichte allroads, zijn het de Tigers die de dienst uitmaken namens het Britse merk. Het segment dat echter het meest hangt aan de historie van Triumph zijn de Modern Classics. Zoals de naam al zegt: moderne motoren met een klassiek design. Deze motoren, die beschikbaar zijn met een 900 of 1.200 cc twin, vormen de grootste verscheidenheid aan modellen bij Triumph.
DE MENSEN EN DE HISTORIE
Een motormerk komt niet zomaar uit de lucht vallen. Het is haast zonder uitzondering het werk van gedreven makers die zichzelf steeds als doel stelden nieuwe modellen te creëren en nieuwe markten aan te boren. Dat geldt zeker voor de petrolheads achter Triumph.
Leuk feitje: de Triumph-fietsfabriek in het Britse Coventry werd in 1887 opgericht door de Duitser Siegfried Bettmann. Vanaf 1902 werd besloten de productie uit te breiden met de eerste gemotoriseerde tweewielers, die werden ontworpen door de eveneens uit Duitsland afkomstige Moritz Schulte. Voor de aandrijving vertrouwde Triumph daarbij in eerste instantie op ingekochte blokken. Deze werden vanaf 1905 vervangen door een eigen 3 pk-sterke eencilinder. Tijdens de Eerste Wereldoorlog werden liefst 30.000 exemplaren van Triumphs 499 cc eencilinder Type-H (beter bekend als ‘Trusty’) door de geallieerden ingezet. In de jaren 20 groeide Triumph uit tot een van ’s werelds grootste motorfietsproducenten.
Helaas werd het bedrijf flink getroffen door de Grote Depressie van de jaren dertig. Eén van de gevolgen was dat Triumph zich genoodzaakt zag de Duitse tak, die al sinds 1903 onderdeel uitmaakte van het concern, te verkopen. In 1932 werd vervolgens de fietsen-tak verkocht aan Raleigh en in 1936 werd ook de motorfietsenproductie verkocht. De koper die zich daarvoor meldde, was Jack Sangster die op dat moment ook eigenaar was van het merk Ariel. Hij bracht, als nieuwe directeur, ook de getalenteerde constructeur Edward Turner mee, die bij Ariel de viercilinder Square Four ontwikkeld had, en benoemde hem tot algemeen directeur. De eerste Triumph die Turner bij zijn nieuwe merk ontwierp, was de slanke Triumph 5T Speed Twin (1937). De eerste Britse 500cc viertakt twin die als blauwdruk zou gaan gelden voor alle daaropvolgende ontwerpen. In 1938 werd het gamma uitgebreid met de Tiger 100. Een lichte en meer vermogende uitvoering, die ontwikkeld werd voor sportieve rijders. De 100 verwees daarbij naar de topsnelheid van de motor, die volgens Triumph op 100 mijl per uur zou liggen.
Een jaar later, op 14 november 1940, kwam Triumphs productie in één klap tot stilstand, toen Duitse bommenwerpers Coventry en ook de daar gelegen Triumph-fabriek met de grond gelijk maakten. Het merk liet zich hierdoor echter niet uit het veld slaan. Zodoende kon in 1942, na een periode van noodproductie, de nieuwe fabriek in Meriden in gebruik genomen worden.
In de periode na de Twee Wereldoorlog was Triumph populair in Amerika, waardoor het merk flink wat motorfietsen overzees verkocht. Dat kwam enerzijds door de Britse terugbetalingen van de Leen- en pachtwet, waardoor zo’n 70% van Triumphs productie naar de Verenigde Staten verscheept moest worden. Het andere voordeel was dat Triumph, net als heel Amerika, van het Imperiaal stelsel gebruikmaakte. Hierdoor konden standaardonderdelen eenvoudig vervangen worden en hoefde men in Amerika geen andere gereedschap aan te schaffen. Mede daardoor ging het Triumph dusdanig voor de wind, dat het in de jaren zestig van de vorige eeuw tijdelijk de nummer één van de wereld was. Helaas werd de economische situatie niet veel later al precair, waardoor er niet geïnvesteerd werd in het machinepark en het geld ontbrak om te wedijveren met nieuwe ontwikkelingen van concurrenten. In een poging de boel toch draaiende te houden, namen de werknemers van Triumph het bedrijf in 1975 over als een coöperatie in eigen beheer. Maar ook dat bood geen soelaas, waardoor Triumph zich in 1983 genoodzaakt zag om een faillissement aan te vragen. Het naamrecht Triumph werd door John Bloor gekocht. Een selfmade-man die zijn fortuin vergaarde met het opzetten van een enorm bouwbedrijf. Als drijvende kracht en financier zorgde Bloor ervoor dat Triumph in 1990 tijdens de IFMA in Keulen haar comeback kon aankondigen. Sinds 2013 staat het bedrijf onder leiding van Bloors zoon, Nick. Bloor senior is nog wel eigenaar.
IN FILMS
Britse looks: verschillende acteurs mochten op een Triumph een onvergetelijk optreden geven op het witte doek.
De populariteit van Triumph-motoren na de Tweede Wereldoorlog is onder meer te zien in films. Zeker in Hollywood, waar de motoren uitgroeiden tot een graag geziene gast op het witte doek. Die filmcarrière van het merk begon in 1953 met het Rocker-drama ‘The Wild One’. In deze cult-klassieker rijdt Marlon Brando als leider van de ‘Black Rebels Motorcylce Club’ rond op een 650cc Triumph Thunderbird 6T. Een even memorabel optreden van Triumph volgde in 1963 met het uitkomen van ‘The Great Escape’. Daarin steelt Steve McQueen in zijn rol als de Amerikaanse officier Virgil Hilts de ‘Duitse’ motor van een Wehmacht-soldaat. In werkelijkheid was dit echter een gemodificeerde Triumph TR6 Trophy uit 1961. De twin waarmee McQueen’s vriend en stuntman Bud Ekins over het eerste deel van de afzetting heen springt, had een versterkte achterbrug. De ‘King of Cool’ Steve McQueen reed privé ook een Triumph en hij stond in september van 1964 samen met Bud Ekins, Dave Ekins, Cliff Coleman en John Steen namens de Verenigde Staten aan de start van de ‘International Six Days Trial’ met een Triumph TR6.
Ook in recentere films zijn Triumphs te zien. Zoals in ‘Mission Impossible 2’ met Tom Cruise, waarbij zowel een Triumph Dayton T595 als een Street Triple T509 tijdens een uitvoerige actiescene de show stelen. Zowel op als naast het asfalt en een aantal keer zelfs voorzien van noppenbanden.
Het jongste optreden van Triumph op het witte doek is de film ‘Birds of Prey’, met een glansrol voor de Street Triple RS. Later dit jaar is het de beurt aan de Triumph Tiger 900 en Scrambler 1200. Die motoren zullen namelijk te zien zijn in de nieuwste Bond-film ‘No Time to Die’, die eind dit jaar in première gaat. Aanvankelijk stond dit spektakel voor april 2020 op het programma, maar dat is door alle coronamaatregelen uitgesteld. Voor de actiescenes in de nieuwe film met Daniel Craig als James Bond, leverde Triumph meerdere speciale film-motorfietsen. Deze werden in samenwerking met het stuntteam ontwikkeld zodat er een aantal extreme stunt- en actiescenes mee gefilmd kon worden.
SPORT EN RECORDS
Triumph is niet per se een merk dat helemaal sportgek is. Desondanks heeft de drive om zich te meten met anderen wel een grote impact gehad op de ontwikkeling van nieuwe motorfietsen. Zonder hadden we bijvoorbeeld de Bonneville nooit gehad.
Al in 1908 won Jack Marshall op een 3,5 pk eencilinder Triumph de Single-Tourist Trophy. Zijn snelste ronde reed hij op het Isle of Man, waar hij een gemiddelde snelheid van 72 km/uur klokte. En dat terwijl hij tussendoor ook een uitlaatklep moest wisselen.
In de Manx Grand Prix van 1946 was het Ernie Lyons die de eerste overwinning op een Tiger 100 zeker stelde. Johnny Allen vestigde in 1956 een wereldsnelheidsrecord voor motorfietsen met een gestroomlijnde uitvoering van een Triumph Thunderbird ‘Streamliner’ met flink getunede 650 cc. Daarmee reed hij liefst 214,5 mijl per uur (345 km/uur) over de bodem van het opgedroogde zoutmeer bij Bonneville in de Amerikaanse staat Utah. Daarmee was een mythe geboren.
In 1966 won Buddy Elmore op een 500cc Tiger de 200 Miles of Daytona. De Streamliner ‘Gyronaut X-1’ met twee aaneengekoppelde 650cc Triumph twins zette tijdens de Bonneville Speed Week een nieuw wereldrecord neer door de 395 km/uur aan te tikken. Een jaar later, in 1967, won John Hartle de Production TT.
Malcolm Uphill werd in 1969 de eerste rijder, die de 100 mijl-barrière (160 km/uur) op een productiemodel doorbrak. Het jaar erop reed hij met een getunede 750 driecilinder Trident.
Paul Smart en Tom Dickie behaalden in 1970 een verrassende overwinning in de 24-uurs klassieker Bol d’Or op de legendarische ‘Slippery Sam’, een olie-lekkende maar mechanisch wel betrouwbare Triumph Trident T 150.
In 2016 reed Guy Martin 441 km/uur in de 7,77 meter lange ‘Triumph Infor Rocket Streamliner’ met twee aangepaste Rocket 3-motoren (kleinere cilinderinhoud, turbolader), die samen goed waren voor ongeveer 1.000 pk. De is de snelste Triumph ooit gebouwd! Het doel was eigenlijk om bijna 700 km/uur te rijden, maar helaas gooide een crash roet in het eten.
DE TOEKOMST
Nieuwe modellen moeten de trom bij Triumph weer wat harder laten slaan. Uit eigen koker of ontwikkeld in samenwerking met Bajaj. Ook elektrische motoren behoren tot de toekomst.
De tijd dat het Triumph voor de wind ging hebben we (wederom) een beetje achter ons gelaten. De coronacrisis heeft ook bij het Britse bedrijf diepe sporen achtergelaten. Zo liet Triumph onlangs weten van zo’n 400 medewerkers wereldwijd afscheid te nemen. De verkoopcijfers blijven in dat licht ook wat achter. Daar waar Triumph in betere tijden goed was voor een marktaandeel van 7 procent, hangt het de laatste jaren dichter bij de 5. Jammer, want er zit zeker potentie in het merk. Zeker als we kijken naar de nieuwe ontwikkelingen bij het bedrijf. De dit jaar gelanceerde Tiger 900 is immers goed ontvangen en lijkt ook goed verkocht te worden. Hetzelfde geldt voor de nieuwe Street Triple 765R, die zeer begeerlijk is met zijn 118 pk en fraaie uitrusting. Dat zit anders bij de Modern Classics-lijn die in Nederland maar moeilijk voet aan de grond weet te krijgen. Vermoedelijk is dat op meer markten het geval, want Triumph zet – kijkende naar de toekomst – vooral in op nieuwe nakeds en adventures. Zo ligt het in lijn der verwachting dat we binnenkort een nieuwe Speed Triple en Tiger 1200 te zien krijgen. Van die laatste weten we, dankzij enkele spyshots, onder meer dat hij wordt voorzien van cardanaandrijving.
Verder lijkt het ‘My Triumph’ connectiviteitssysteem inclusief smartphone-app, dat in eerste instantie gelanceerd werd voor de Rocket 3 R/GT en Scrambler 1200 XC/XE, ook een echte trendsetter te zijn. Wat er dan ontbreekt bij Triumph? (Sport-)toermachines, cruisers en (basic)supersporters. Of daar op korte termijn verandering in gaat komen, is zeer de vraag. Al is het merk wel voornemens nieuwe modellen te gaan lanceren. Zo heeft Triumph aangekondigd vanaf 2022 samen met Bajaj middenklassers met een cilinderinhoud van 200 tot 750 cc te gaan produceren. Die moeten wereldwijd verkrijgbaar worden. Bajaj exporteert naar 79 landen en is volgens eigen cijfers de op twee na grootste motorfabrikant ter wereld met een jaarlijkse productie van vijf miljoen motorfietsen. Daarnaast zijn de Indiërs voor 48 procent eigenaar van KTM AG en bouwen ze de kleinere Duke en RC-modellen voor het Oostenrijkse merk. Triumph en Bajaj zijn financieel gezien wel twee gescheiden bedrijven.
Ondertussen werkt Triumph onder eigen vlag ook aan ‘Project TE-1’. Een elektrische motor, die wordt ontwikkeld in samenwerking met enkele vooraanstaande vertegenwoordigers van de Britse industrie en wetenschap, aldus Triumph. Het project wordt onder meer gefinancierd door Britse regering en heeft als doel ‘speciale technologieën en innovatieve, geïntegreerde oplossingen voor elektrische motorfietsen te ontwikkelen’. Oftewel, Triumph is bezig met de volgende fase in motorland. Good luck, Triumph.