Nedersaksen, Duitsland
Nedersaksen is de enige deelstaat in Duitsland waar je vanaf heuse bergen kunt rijden tot aan de kust. Landschappelijk gezien een lekker gevarieerd menu kortom, dat ook nog eens relatief dicht bij ons koude kikkerlandje ligt. Op weg naar het land tussen de Harz, het Marschland en de zee!
Je moet wel heel goed luisteren om het überhaupt waar te nemen. Behalve een zacht geklater hoor ik bijna niets. Zonder aandrijving vaart onze gierpontje over de Wezer. Twee touwen, die aan een derde hangen, houden de schuit op koers in de stroming. De stevig gebouwde veerman komt naar mij toe om af te rekenen: “Dat is dan een euro per motorfiets.” Ik zoek in mijn portefeuille. De veerman wijst naar de Nuda van Andy. “Wat is dat voor een motorfiets?” ”Een Husqvarna”, deel ik kort mee. “Nog nooit van gehoord. Zo te zien kun je daar aardig mee knallen.” De beste man weet niet hoe gelijk hij heeft. Nu heeft twin nog even rust, maar als we aan de overkant zijn, mag ‘ie weer helemaal los.
De Nuda blaft enigszins schor voor zich uit, als we van de veerpont rollen. Mijn twin daarentegen maakt een bijna rustig suizend geluid. Voor de eerste meters in Nedersaksen is dat ook echt gepaster. Volle velden, mooie boerderijen, uitgedoste dorpen: tussen Holzminden en Einbeck is een beetje bescheidenheid wel op zijn plaats. En de Nuda is veel, maar bepaald niet bescheiden.
Nog voordat de Harz zich bij Osterrode aandient, gaat onze route rapper tussen de akkers en bosschages door, dan onze naar avontuur verlangende blik op de landkaart had kunnen vermoeden. Rechts en links van ons bijten de combines zich een weg door het graan dat klaar is voor de oogst. De Nuda gaat als een speer. Misschien is het verstandig om het toch maar iets rustiger aan te doen. Je zal ineens zo’n mastodont op de weg tegenkomen, dan kun je niet veel kanten op. Die gedachte is nog een beetje aan het wegebben, of de eerste hooiwagen doemt plotseling voor ons op. Toch prettig om te weten dat het zevende zintuig het nog steeds doet!
In Herzberg nemen we afscheid van alle soorten akker- en oogstvoertuigen. In wijde bogen swingt de route langs de Sieber en dringt steeds dieper de Harz binnen. De lange bochten veranderen in keerbochten, de flauwe hellingen veranderen in flinke stijgingen en de boomgroepen hier en daar veranderen in een ondoordringbaar woud. Ook bij het turfhuis blijft niets zoals het was. De ooit bescheiden plek met een mooi uitzicht op de Brocken, de bekendste en hoogste berg van de Harz, maakt zich gereed voor een concurrentiestrijd met de Alpen. In lunchrooms, hotels en wellnesscentra moeten binnenkort de kassa’s flink gaan rinkelen. Zo verandert het turfhuis in een turfstad. Een puur toerismeconcept. Niettemin, of juist daarom, zitten hier filterkoffiedrinkers naast mountainbikers met piercings. De Brocken ondergaat het allemaal gelaten. Hij staat toch al aan de andere kant van de deelstaatgrens, de grens die ooit het IJzeren Gordijn was.
Op weg naar de kust verandert het land al heel snel in vlak terrein. De Deister is de laatste berg die ons nog even groet voordat ik mijn machine de Wesermarsch in stuur. Hoewel Watermarsch op het ogenblik meer treffend zou zijn dan Wesermarsch. Van de ene regenbui komen we waggelend in de andere terecht. Daartussenin zorgt dichte nevel ook nog eens voor een sombere stemming. Andy is alvast aan de reis terug naar huis begonnen vanwege zijn vooruitziende blik. Of heeft hij vooraf gewoon even naar het weerbericht gekeken? Als nou op zijn minst de mist zou verdwijnen!
Des te langer ik onderweg ben in dit miezerige weertje, schieten mij griezelverhalen te binnen uit mijn vroege jeugd. Veel van die verhalen speelden zich af in het veen. Het was me toen helemaal niet duidelijk wat een veen eigenlijk is, maar dat mensen er gewoon in konden verdrinken als ze in de mist of donkerte van de weg geraakten, stond als een paal boven water. En dan was er nog de foto van een veenlijk, die ik van mijn leven niet zal vergeten. Alleen de lichte huid was leerachtig zwart geworden. Hier is overal veen! Zien kan ik het niet zo goed, maar eerder al ontdekte ik hiervoor meerdere aanwijzingen door mijn met druppels behangen vizier. Nu is de bleke mist zo dicht, dat je nog geen twintig meter ver kunt kijken. Zinkt een motorfiets met bestuurder eigenlijk direct, wanneer hij van de weg afkomt en in het moeras geraakt? Zullen voetgangers nog verstikt hulpgeroep horen voordat een soppende brij zich over hem, dus over mij sluit?
Nou is het genoeg! Afgelopen met al die hocuspocus in mijn kop! In Friesoyte maak ik daarom een pitstop. Koffie, afdruppelen, opwarmen. Maar de waard is verbonden met de griezelige geesten. Had ik dat maar van te voren geweten! Of ik het veen in wil, vraagt hij schijnheilig. En als ik nee zeg, vertelt hij mij ongevraagd dat bijna honderd jaar geleden arbeiders hier een veenlijk vonden. Omdat ze geloofden dat ze kostbaarheden bij het lijk zouden vinden, deelden ze het met hun schoppen in stukken, maar ze vonden helemaal niets van waarde.
Lekker verhaal weer, dat vervolgens ook weer in het hoofd blijft hangen. Ik vermoed dat dat komt door het almaar rechtuitrijden. Je hoeft je veel minder goed te concentreren. Geen bochten, niet schakelen, koppelen, remmen of gas geven. Dan hebben de hersenstromen vrij baan en sturen de gedachten doodlopende wegen of straten met eenrichtingsverkeer in. Afijn, gelukkig is de hemel boven Ostfriesland inmiddels weer blauw en vooral ook wijd. Ook met mijn gedachtencentrale gaat het na een tijdje stukken beter, er komt zelfs een beetje voorpret opzetten: eindelijk naar zee! De Noordzee onder een blauwe hemel. Witte veerboten zijn onderweg naar de eilanden. Geschreeuw van de meeuwen klinkt boven de viskraampjes.
Toch word ik enigszins teleurgesteld in mijn verwachtingen. Hier in Carolinensiel, waar ik vandaag ben aangekomen, is aan de kust de zee helemaal niet te zien. Eb. Dat doet mij denken aan het Sauerland, waar de mensen door al het bos de wereld niet meer konden zien, totdat de moordende orkaan Kyrill in 2007 paden door de bossen heen vreesde. Hier zijn het de afwateringssluizen, de zogenaamde Siele, die invloed uitoefenen op het landschap door het droog te leggen. Gelijktijdig helpen ze de diverse plaatsen aan hun namen: Bensersiel, Carolinensiel, Nessmersiel.
À propos Sauerland: de volgende ochtend is de GS nog niet op temperatuur wanneer een bord met gevarendriehoek waarschuwt voor een buitengewoon flauwe bocht. Een inwoner van het Sauerland zou deze minimale afwijking van een recht stuk weg niet eens waarnemen, maar hier in de bochtendiaspora is zelfs de meest onopvallende kromming van een weg blijkbaar al een waarschuwingsbord waard!
Maar nu wil ik naar de zee! Ondanks de dijken kom je met je motorfiets in elk geval binnen het gezichtsveld. Zeker in één van de vele havens hier in de buurt. Helaas is het uitzicht allesbehalve ongerept. Op de voorste eilanden zijn auto’s niet toegestaan en daarom zijn de parkeerplaatsen van de veerboothavens net zo vol als die van een voetbalstadion tijdens een belangrijke finale. En meteen ernaast is er een opmerkelijke concentratie van parkeerplekken te vinden voor campers, ook allemaal vol. Eigenaardig eigenlijk dat de altijd zo onafhankelijke campers de veiligheid van de groep opzoeken. Zouden de bestuurders de fantastische grondgedachte van de automobiele vrijheid wel helemaal goed begrepen hebben?
Niettemin heb ik er al snel vrede mee. Aan de horizon flikkert de vuurtoren van Wangerooge naast de Westtoren. Hele zwermen meeuwen stuiven op rond de nog verlaten strandkorven. Verder in oostelijke richting kom ik via een smalle weg tussen de dijken terecht op Augustengroden, een stuk land dat men heeft onttrokken aan de zee. En ergens voel je dat nog steeds. Geen zee meer, maar ook nog niet echt land. Pas als ik de laatste dijk landinwaarts heb overwonnen voelt het alsof ik op het vasteland ben.
Het stuk over de Jadebusen wil ik afkorten door de veerpont te nemen, die net aanlegt in Wilhelmshaven. De veerman zet evenwel een streep door de rekening: “Alleen voor fietsen. Met uw motorfiets moet u buitenom rijden.” “Kunt u voor mij niet even een uitzondering maken? Er is nou toch helemaal niemand.” “Nee, beste man. Dat kunt u echt vergeten.” Duidelijke taal…
Bij de monding van de Wezer wil ik oversteken naar Bremerhaven. Daarmee verlaat ik Nedersaksen, daar Bremerhaven tot de deelstaat Bremen behoort, maar die vrijheid gun ik mezelf. Ik ben een aantal seconden te laat en mis de eerste veerpont. Zo heb ik wel de tijd om eens even een beetje rond te kijken. Helemaal vooraan, nog voor de rij met wachtenden, is er een extra plek om te wachten speciaal voor ambulances. Dat moet toch een soort van vreemde gewaarwording zijn. Dat je met een op hol geslagen hart in de ambulance wordt geladen, waarna deze richting het ziekenhuis racet, maar voor het veerpontje wel nog even de motor uitzet. “Sorry, maar we moeten even wachten.” Dan is het maar te hopen dat Magere Hein hier ook even rekening mee houdt.
Dan komt eindelijk mijn veerpont. Achter een fietser rol ik het platform op. De kassier, duidelijk een geharde gast, begint meteen tegen me te mopperen: “Heb je het stoplicht niet gezien?” “Welk stoplicht?”, antwoord ik naar eer en geweten. “Je wilde zeker voordringen hè?” “Ik ben alleen maar achter de fietser aangereden, heb hem zelfs nog netjes voor laten gaan”, leg ik hem uit. De stoplichtcontroleur rolt verveeld met z’n ogen, incasseert het ticketgeld en knijpt er tussenuit. Ik heb er al gauw vrede mee. Om hem te laten zien dat ik hem niets kwalijk neem, knik ik hem vriendelijk toe tijdens de overtocht. Zijn gelaatsuitdrukking wordt er echter bepaald niet vriendelijker op, het gerammel van de laadklep kondigt niet veel later het einde van dit toch wat opgelaten onderonsje aan. Op zijn bedieningspaneel staat een verzameling bad-eendjes. Zo een geharde kerel is ‘ie dan waarschijnlijk toch ook weer niet.
Voordat ik met de veerpont over de Elbe de op een na grootste deelstaat van Duitsland verlaat, weet Nedersaksen me nog een keer te verrassen. In Bad Bederkesa heeft men in 2012 de grootste gehaktbal ter wereld gegrilld. 690 kilogram woog het balletje, er konden 2.100 porties van worden gemaakt. Nog behoorlijk onder de indruk van de immense massa’s gehakt, uien en broodjes rijd ik weg uit Bad Gehaktbal en zie een wegwijzer. Sla ik af, dan kom ik in Fickmühlen terecht, rechtdoor gaat het naar Glückstadt. Van geluk kun je nooit teveel hebben, recht zo die gaat daarom!!