Mijn Trots – Robert Aalders
« Terug naar Mijn TrotsIn de schuur van zijn dromen staan vijf motoren, uiteenlopend van een crosser tot een dikke BMW K1600GTL. Maar je moet iets te dromen overhouden, dus staat er in het hier en nu vooralsnog alleen een Honda Africa Twin in de schuur van Robert Aalders. Een heel bijzondere, dat wel, in de kleuren van het Gresini MotoGP-team. Het is motor nummer 17 die Aalders eigenhandig een metamorfose gaf. “Een kwestie van door de krassen en deuken heen kijken”, aldus de Achterhoeker. “Toen ik een kereltje van een jaar of vijf was, wist mijn moeder het al zeker: ‘die gaat later iets met tweewielers doen’. Dat is ook uitgekomen. Vanaf mijn zestiende had ik een brommer en twee jaar later het motorrijbewijs. Daarna ben ik in militaire dienst motorordonnans geweest en heb ik alle cursussen gevolgd die ik maar kon volgen. Had ik het ook helemaal te pakken en dat is nooit meer weg gegaan. Ik rijd nu 21 jaar en in die tijd heb ik zeventien motoren gehad, eerst sportfietsen en later streetfighters. Er is er geen een origineel gebleven. Frames lassen, achterwielophangingen maken. Dat soort fratsen. De uitdaging was steeds weer om zoveel mogelijk zelf te doen. Een beetje het principe van door schade en schande wijs worden. Op het laatst werd dat wel vrij extreem, er ging zo veel geld in om. Tja, en dan komen er kinderen en dan moet alles toch op een wat lager pitje worden gezet. Met name financieel. Alles is ook zo veel duurder geworden. Vroeger kocht je voor 1.500 gulden een hele doos onderdelen, maar tegenwoordig ben je dat al kwijt voor een beetje leuke voorvork. Maar ik ben ook wat gaan afbouwen qua snelheid. Sportief toeren noem ik het nu maar. Die streetfighters die ik had, liepen allemaal knetterhard en je hebt niet eens door dat je zo hard rijdt. Vroeger had ik zo’n Bol d’Or 750, dat schudde en deed. Als je dan 130 reed, dacht je ‘wow, ik heb hem in de macht’. Tegenwoordig red je dat met twee vingers in de neus in de eerste versnelling. Een Yamaha R1 of een Aprilia RSV4, prachtig spul, maar ik doe het niet meer. Ik heb een paar keer een ‘close call’ gehad en dat was voor mij de grens. Echt hard rijden moet je op een circuit doen, dat kan niet meer in Nederland. Met deze Africa Twin tokkel ik overal een beetje tussendoor. Even snel een fietspad schuin oversteken. Mag niet natuurlijk, maar het blijft leuk. En dat ik dan geen 150 km/uur per rijd, maar 60? Maakt niet uit. Ik heb zo’n smile op m’n bakkes. Dit is inmiddels mijn tweede Africa Twin. Hiervoor heb ik er een in Repsol-uitvoering gemaakt. Had ik een fotootje van op internet gezet, net nadat ‘ie klaar was, word ik via via gebeld door een kerel die hem per se wilde kopen. Die kwam dezelfde middag nog langs. Prijsje gemaakt en weg was ‘ie. Ik had hem pas een half jaar en was eigenlijk helemaal niet van plan om hem te verkopen. Daarna begon het al snel weer te jeuken. In eerste instantie liet ik me toch weer verleiden om een streetfighter te bouwen, maar die ging al snel weer weg. Dat ding had 170 pk, veel te woest. Toen werd het deze Africa Twin. Hij had wat krassen en deuken, maar daar moet je gewoon doorheen kijken. Het enige wat hetzelfde is gebleven, zijn de handkappen. Voor de rest is alles overgespoten en heb ik nog wat andere dingen veranderd. Die witte kleur had ik al in mijn hoofd en ik ben een enorme fan van Marco Simoncelli, een echte jonge hond. En dan is 1 + 1 al snel 2. De bestickering heb ik zelf ontworpen met wat voorbeeldjes van internet. Verder zit er een andere uitlaat op, Lucas remschijven, progressieve voorvorkveren, een Dynojet-setje en een kleiner achtertandwiel. Eigenlijk is het een redelijk standaard fiets voor mijn doen. Maar in dit geval doet de kleurstelling heel veel. Daardoor ziet ‘ie er totaal niet als een Africa Twin uit. Mensen staan ook vaak heel onderzoekend te kijken wat het nou voor een machine is. Ik ben er hartstikke tevreden mee, en ik denk ook dat het een blijvertje is. Maar zeg nooit ‘nooit’. Aan de ene kant is het moeilijk om zo’n ding te verkopen als je er zoveel tijd en energie in hebt gestopt, maar aan de andere kant is het ook een beetje eer van je werk als iemand zo’n motor van je wil kopen.”